dinsdag 27 december 2011

Kapla

Ik had er over zitten denken om een bordspel tevoorschijn te halen.
Maar als m'n broer met zijn gezin binnen komt, slepen ze een paar grote dozen mee waar blankhouten plankjes in zitten. Onmiddellijk na de handjes en zoenen, wordt er zo'n doos op de grond leeggestort. 'Kapla' heten de plankjes, en de kinderen hebben met kerst nieuwe doosjes gekregen waar ze heel graag mee willen spelen.
Terwijl wij volwassenen met koffie in de weer zijn en bijpraten, zie ik mijn nichtje voortvarend een cirkel van Kaplablokken uitzetten. Tussen de blokjes laat ze steeds een stukje ruimte. Een tweede ring bovenop de eerste sluit de open stukjes. Haar kleinere broer bouwt ijverig mee. Na vier lagen hebben ze iets leuks bedacht. Broertje M. gaat binnen in de cirkel staan. Hij wordt ingebouwd.
Rechtop staat hij de bouw te bekijken, “Mama, kijk, ik ga in een kooi.” Pretogen boven z'n parmantige lichte overhemd en gilet.
Mijn nichtje trekt aan mijn mouw. “Wil je meedoen, anders gaat het te langzaam.” Ik kom op m'n knieen bij het bouwwerk zitten en help met het opsluiten van m'n kleine neef. Al gauw is de kooi van houten blokken tot zijn middel gegroeid. “Kijk mam!” roept de gevangene weer, “ik zit opgesloten”. Hij grinnikt en wiebelt en ik ben benieuwd of het gaat lukken zonder dat hij de losse blokken om stoot. Mijn zoon, de grote neef, komt ook meebouwen en nu gaat het hard. Enthousiast roept M. dat hij nu helemaal gaat verdwijnen. Hij steekt z'n armen in de lucht. Dan zijn de plankjes op.
En nu?
Grote zus heeft weer iets bedacht. Over het randje van de kooi geeft ze haar broertje een van de stevige dozen aan. Heel voorzichtig laat M. de doos zakken, zonder de blokken om hem heen te raken. We geven hem een applausje. Dan gaat ie, nog voorzichtiger, op de doos zitten.
We bedenken dat we nu kunnen proberen of we de blokkengevangenis van boven kunnen sluiten. Vlug breken we lagen af, waarbij per ongeluk af en toe een paar plankjes op het hoofd van M. vallen. “Au”, giechelt hij en schuift met z'n grote teen de gevallen plankjes voorzichtig naar buiten.
Dan maakt iemand een verkeerde beweging en er valt een gat onder in de kooi. Ademloos kijken we of de boel blijft staan. Na tien seconden beginnen we voorzichtig verder te bouwen, maar dat kan het bouwwerk niet meer hebben. De kleine gevangene wordt bedolven onder de blokjes en juicht dat ie weer vrij is!
Het opruimen van de plankjes gaat met net zo veel enthousiasme als het bouwen. En dan is het tijd geworden voor het kerstdiner. Voor dat onderdeel van het bezoek hebben de kinderen maar matig belangstelling. Daar doet niemand moeilijk over. Als het maar gezellig is. En dat is het. Een geslaagd familiebezoek op tweede kerstdag.

maandag 19 december 2011

Zoeksystemen


“Zzz...het meest wakkere boek over slapen”. Dat is de titel waar ik in de bibliotheek naar op zoek ben. In de computer zie ik dat het aanwezig is. Maar waar?
Er is een plaatsingscode, maar cijfers vinden ze in de bibliotheek ouderwets. “Lichaam en Gezondheid” is mijn codewoord. Om dat thema te vinden moet ik vooral naar het icoontje kijken, is mij eens uitgelegd. Op een lijst staan alle thema's onder elkaar en omdat de logica van de volgorde mij ontgaat, moet ik goed opletten. PIM heet dit systeem. Presentatiesysteem Informatieve Media. Ik las dat het is ingevoerd omdat het 'tegemoet komt aan het snuffelend zoekgedrag van bibliotheekbezoekers'.
Pech als je gericht naar een boek zoekt. Tegen wil en dank snuffelend vind ik het toch.
In de fictie-kast ga ik nog even kijken of er nieuwe jeugdboeken staan die ik wil lezen. (Ik moet m'n vakgebied een beetje bijhouden.) Ook hier is het systeem de laatste jaren intuïtiever geworden. Persoonlijk heb ik het alfabet altijd een handig en overzichtelijk hulpmiddel gevonden. Maar dat is hier in de bibliotheek duidelijk op het tweede plan gekomen. Allereerst wordt uitgegaan van een genre-indeling. “Spannend”, “Je Leven”, “Dieren” , “Geschiedenis”... De thema's zijn in grote letters op de rug van elk boek te lezen. Over de auteursnamen heen geplakt.
“Unenge” is de naam die ik zoek. Zijn boek gaat over gamen. Ik gok dat het onder “Je Leven” valt en schat in waar de schrijvers met een U ongeveer zullen staan. Gelukkig ben ik vrij handig met het alfabet. Ik hoef maar een stuk of vijfentwintig boeken uit de kast te trekken om de auteursnaam te kunnen lezen. Is dit snuffelend zoekgedrag?
Terwijl ik naar m'n volgende titel zoek, vraag ik me af of kinderen straks het alfabet niet meer hoeven te leren omdat dat niet meer nodig is. Of de icoontjes het echt zullen winnen van de letters en cijfers.
Een mens moet met z'n tijd meegaan en niet bang zijn voor venieuwingen. Daar ben ik van overtuigd. Maar kan dan iemand me uitleggen waarom deze vernieuwing een verbetering is?

donderdag 15 december 2011

Geen roze ballen

We lopen naar binnen bij een grote vestiging van Intratuin, collega A. en ik. Meteen ruiken we al dennentakken en als we een poortje vol flonkerende lichtjes door zijn, zien we een levensgrote kerstman-pop in innige omhelzing met zijn nog grotere rendier.
“Ha, hier zitten we goed,” zeggen we tegen elkaar, want kerstsfeer is wat we zoeken.
We zijn op pad om een reportage te maken. Onze taak is om in een geluidsbestand vast te leggen wat we hier aan kersttrends ontdekken.
Kerstmuziek is er in ieder geval genoeg. Maar we willen eerst iets drinken. Aan twee intratuinmannen vragen we waar we koffie kunnen vinden, “want daar hebben we zo'n zin in”. “Nou, wij ook”, zeggen de mannen vrolijk. “Zullen we dan maar?” en ze lopen met ons mee. Drie stappen. Dan stoppen ze grinnikend en wijzen ons de weg. Bij een cappucino bespreken we onze tactiek en dan storten we ons in het kerstgevoel.
De ene na de andere ruimte vol versierde bomen, decoraties, kerstmannen, lichtjes, ornamenten... een rode hoek, een zilveren hoek, een kleurige wand vol huisvlijt, opgehangen in de vorm van een kerstboom.
We beschrijven wat we zien en nemen de achtergrondgeluiden mee. Een mix van kerstmuziek, pratende medebezoekers en gadgets als belletjes en sprekende figuren.
Ineens komt er een medewerker op ons af. Wat we aan het doen zijn, wil hij weten. We leggen het uit. Hij vraagt of we hier wel toestemming voor hebben. Als A. vertelt dat er telefonisch contact over is geweest met de p.r. Afdeling, knikt hij genadig. “Ga dan maar verder.” A. vraagt hem meteen maar even wat volgens hem de trend van het jaar is. “Roze”, zegt hij zonder te aarzelen. “Zilver en wit, maar vooral roze.” We zijn verbaasd, want die kleur zijn we eigenlijk nog niet tegengekomen. Hij glimlacht. “Nee, die kleur is zo populair dit jaar... alles is uitverkocht.” Daar is geen speld tussen te krijgen. Het maakt onze missie wel een beetje onbetrouwbaar.
We kijken elkaar aan... dan halen we onze schouders op en gaan door met onze sfeervolle beschrijving van de nét iets minder populaire kersttrends. Want die vinden we toch leuker dan de lege schappen zonder roze ballen.

woensdag 7 december 2011

Noodsituatie?

Je ziet het wel eens in een film; door een ongeluk, gijzeling of kaping wordt een groep onbekenden tot elkaar veroordeeld. Mensen die toevallig samen in een vliegtuig, bus of trein zitten, moeten samen een heftige situatie het hoofd bieden.
Een kordate jonge vrouw troost kinderen, een lieve oude man probeert zich op te offeren en de onopvallende brunette die weinig zegt, blijkt een agente die uiteindelijk iets dappers doet.
Ik kijk de treincoupe rond en schat mijn medereizigers in. Recht tegenover me een vijftiger met een keurig getrimd, grijs baardje. Nette broek en schoenen, maar sportief jack. Zijn XL horloge ziet er uit alsof het tien meter onder water blijft werken, maar z'n buik zal hem waarschijnlijk beletten om zo ver te zinken.
Naast hem een slapende vrouw. Zo'n tien jaar jonger. Smalletjes, onopvallend en alleen binnengekomen. Zou de agente kunnen zijn.
Mijn buurvrouw lijkt een studente. Ze zit een laat Sinterklaas-gedicht te schrijven. Goed voor een creatieve oplossing om iedereen te redden?
Op de losse eenpersoons-stoel aan de andere kant van het gangpad zit een stoere dertiger. Leren jasje, gymschoenen, waas van stoppeltjes en een ipod in de aanslag: contact met de buitenwereld!
En dan ik. Vandaag met m'n nette jas aan, schrijvend met een brilletje op mijn neus.
Met dit gezelschap moeten we het doen. Hoe zullen al die gewone mensen zich ontpoppen in een noodsituatie?
De trein mindert vaart. We naderen station Ede-Wageningen. Als de deuren opengaan, stappen al mijn coupé-genoten uit. Daar gaan ze, elk naar een eigen bestemming. En niemand die vermoedt hoe anders de reis had kunnen aflopen!
Ik zucht. Nog een half uur. Ja, je moet toch wát als je geen boek bij je hebt voor onderweg.

woensdag 30 november 2011

Sparen? Doe maar niet.

'Geef geen geld uit dat je niet hebt'. Een eenvoudige stelregel waarmee we onze kinderen opvoedden. Voor studenten blijkt de regel achterhaald. Het is zo goed als onmogelijk om te studeren zonder een flinke lening af te sluiten. Volgens het Nibud hebben studenten anno 2011 aan het eind van hun studie gemiddeld 14.657 euro schuld.
Mijn dochter doet het niet slecht. Ze blijft onder de 10.000.
Na haar afstuderen wil ze zo snel mogelijk een baan vinden, maar die liggen niet voor het oprapen. Met vooruitziende blik werkt ze in de zomervakantie zo veel mogelijk. Het geld zet ze opzij voor de periode dat ze zonder inkomen zal zitten: geen studiefinanciering meer en nog geen baan.
Twee maanden komt ze thuis wonen en in die tijd vindt ze een woning en een baan. Van het gespaarde geld kan ze de eerste maand huur betalen en de gevraagde borg. Dan is er nog net genoeg om van te leven tot het eerste salaris binnenkomt.
Een paar dagen nadat ze zich blij in haar nieuwe 'huisje' heeft geïnstalleerd, valt er een brief voor haar bij ons op de mat. Het is een officieel schrijven van de Regionale Belasting Groep. De afgelopen drie jaar kreeg E. als student steeds kwijtschelding van een gemeentelijke belasting en ook deze zomer heeft ze dat aangevraagd. Als ik (op verzoek) de brief voor haar open, lees ik dat ze niet voor kwijtschelding in aanmerking komt. De verklaring: “U bezat op het moment van indiening een positief banksaldo waardoor u voldoende middelen had om de aanslag te betalen.”
Mijn mond valt open.
Niet alleen is de regel 'geef geen geld uit dat je niet hebt' ongeldig geworden, het is tegenwoordig duidelijk ook niet meer wenselijk om te sparen of vooruit te denken. Geld op de bank betekent, dat je het niet nodig hebt en aan de belasting kunt geven. Terwijl ik telefonisch de paniek van E. probeer te bezweren, voel ik een machteloze woede tegen de regeltjes van de belasting.
Zij heeft vandaag een belangrijke les geleerd: als je geld hebt, kun je dat beter als de bliksem weer uitgeven. Leuker kunnen ze het niet maken.

donderdag 24 november 2011

Bril


"En wat denkt u van zoiets?" De man van de brillenwinkel zet het model voorzichtig op mijn neus. Een groot, donker montuur van kunststof. Helemaal trendy, maar ik weet niet hoe gauw ik de bril weer af moet zetten.
Het is maar een leesbril, maar ik sta eindeloos te twijfelen welk model ik zal kiezen. Mijn spiegelbeeld met bril komt me vreemd voor en al helemaal als het zo'n enorm gevaarte is.
Toch zie je ze veel. Afgelopen zomer zag ik ineens dat m'n tiener-buurmeisje uitdagend brilde. Een paar weken later bleek ook haar oudere broer zo'n uitgesproken bril te hebben. Toen ik weer later ook hun vader met een nieuwe, modieuze bril spotte, moest ik me inhouden om niet te vragen of ze soms per drie in de reclame waren.
Geek glasses, worden ze genoemd, oftewel nerd brillen. Model Buddy Holly; regelrecht uit de jaren vijftig geteleporteerd.
Ik vind het best stoer om zo iets opvallends te durven dragen, en ik weet nu al hoe gedateerd de foto's er over tien jaar uitzien.
Na rijp beraad kies ik een modelletje dat niets om het lijf heeft. Niet erg opvallend en vooral: lekker licht. Krijg ik tenminste geen deuk in m'n neus en kan ik makkelijk vergeten dat ik een bril draag.
Misschien ben ik gewoon nog niet toe aan een bril als statement.

vrijdag 18 november 2011

Held

Voorzichtig sta ik op.
Ben ik nog duizelig? Nee.
Langs de balie loop ik naar buiten, een halve liter lichter dan toen ik binnenkwam.
Na een pauze van pakweg zeventien jaar ben ik weer bloeddonor. Er is wel het een en ander veranderd: de bloedbank heet nu bijvoorbeeld Sanquin; ik moet naar een andere locatie; de regels voor aanmelding zijn nog wat strenger geworden en de afspraaktijden juist wat losser.
Wat hetzelfde gebleven is, is de vriendelijke sfeer.
Personeel dat je in de watten legt. Ben ik na m’n donatie een beetje wankel? Dan moet ik vooral rustig blijven zitten. Er wordt koffie voor me gehaald. En wil ik daar iets bij eten?
Als ik uit de ligstand omhoog gekomen ben, raden ze me aan om nog even rustig te gaan zitten in de ruimte verderop. Achter een tafel staat een dame bij wie ik meer koffie kan vragen. Of soep. Broodjes, koeken en snoepjes staan er voor het pakken.
Na twee broodjes kaas durf ik de tien kilometer fietsen naar huis wel weer aan. Op weg naar de uitgang lees ik op een poster de dankbare teksten van bloed-ontvangers. “Heel erg bedankt. Je hebt mijn leven gered.” en “Bloeddonoren, jullie zijn helden!”
Zes minuten in een balletje knijpen om een halve liter bloed uit mijn arm in een zakje te pompen. Als een prinses overeind geholpen worden en voorzien van opkikkers naar wens…
Zo eenvoudig is het om een held te zijn.

donderdag 10 november 2011

Met losse handen

Vanwege een hielblessure heb ik m´n hardloopschoenen een tijdje in de kast gezet. Om een beetje conditie te houden ga ik regelmatig een rondje fietsen. Vandaag trap ik in een stevig tempo over de dijk langs de Waal. Het is een mooie dag en ik kom veel collega-fietsers tegen. Bedaarde ouderen, snelle racers, een gezin en dan een hele sliert twee-aan-twee fietsers met los daar achteraan een man met losse handen.
Hij is jong, een twintiger zo te zien, en zit ontspannen op de fiets met z’n armen over elkaar. Het is me al vaker opgevallen dat mannen dat wel eens doen: fietsen zonder hun stuur vast te houden. Vaak zijn het pubers, maar ook volwassen en zelfs wel eens oudere mannen zie je fietsen met hun handen losjes hangend langs hun zij of, zoals deze, over elkaar gevouwen.
Vrouwen doen dat nooit, ik moet tenminste de eerste nog tegenkomen. Zelf heb ik het wel eens geprobeerd, maar na een paar meter heb ik m’n stuur al weer vast, want het wil alle kanten op.
Waarom fietsen mannen met losse handen?
Is het om stoer te doen? Bij scholieren misschien, als ze het net onder de knie hebben; maar het exemplaar van vandaag maakt zich duidelijk niet druk over mogelijke toeschouwers. En een week of wat geleden fietste ik een paar kilometer lang áchter iemand die z’n handen languit naar beneden liet hangen en er af en toe flink mee wapperde. Het zag er een beetje vreemd uit en zeker niet stoer.

Als ik weer thuis ben, google ik zonder veel verwachtingen op “zonder handen fietsen”. Het levert meer hits op dan ik dacht, waaronder een opmerkelijke discussie op een wielrenforum. “Als je zonder handen je fiets in balans kunt houden en besturen, beheers je je fiets. Als je je fiets niet beheerst, zal het niet lukken”, schrijft een hartstochtelijk voorstander van het kunstje.
Daar is mijn antwoord: het is een kwestie van beheersing, van macht. Vooral een mannending blijkbaar. Dient zich in mijn hoofd meteen een volgende vraag aan: zouden vrouwen aan de top dan misschien vrouwen zijn die regelmatig met losse handen fietsen?
Een leuke om uit te zoeken!

donderdag 3 november 2011

Weekendje Brussel

We waren het al een tijdje van plan en nu is de afspraak eindelijk gemaakt. Op zaterdagmorgen vertrekken we met z’n tweeën voor een lang weekend naar Brussel. Niet naar een hotel in de stad, maar naar een huis in voorstad Diegem. Onze Belgische gastzoon van vorige zomer is daar weer thuisgekomen en we zijn van harte welkom in het gezin. We zijn aan de late kant, maar als we aankomen, staat moeder K. nog verhit te stofzuigen. Een hartelijke omhelzing; we moeten asjeblieft niet op de rommel letten, wat willen we eten? En willen we koffie? Dat laatste met een lach, want over onze Nederlandse liefde voor koffie had zoon M. zich verbaasd. “Jullie drinken altijd koffie”, was één van de eerste cultuurverschillen die hij opmerkte. We voelen ons meteen thuis. M. geeft een rondleiding die eindigt bij het zwembad in de achtertuin. Dat moet dit weekend schoongemaakt worden omdat de winterkap er over gaat. Na de late lunch rijdt K. ons naar het Atomium. Ze staat er op onze kaartjes te kopen. Willen we wafels? Ijsjes? Macarons? We gaan door de bollen en buizen van het gebouw. Op een film zien we hoe het in 1958 handmatig gebouwd werd en we verbazen ons erover dat dat zo kon! Zondag bekijken we overdadige Aziatische kunst in de Japanse Toren en het Chinese Paviljoen. En we bezoeken het Muziekinstrumenten Museum. De energieke K. leeft twee levens tegelijk. Ze is ’s morgens om half zes opgestaan en terwijl wij uitslapen en rustig ontbijten werkt zij een paar uur in haar Centre Therapeutique. De muziekinstrumenten laat ze halverwege voor wat ze zijn om haar jongste dochter ergens verderop in de stad op te pikken. Hulp bij koken, afruimen of afwassen probeert ze af te wimpelen en tussen de bedrijven door beantwoordt ze voortdurend telefoontjes, zakelijk en privé. Maandag neemt ze ons in alle vroegte mee in de auto zodat we een Art Nouveau wandeling kunnen maken terwijl zij werkt. Met moeite kunnen we haar ervan overtuigen dat we best met de bus naar huis kunnen komen. Het lange weekend is zo voorbij en voor we het weten staan we al weer afscheid te nemen. K. verontschuldigt zich dat ze zo weinig tijd voor ons had. We moeten nog een keer komen! Er valt nog veel meer te zien in Brussel. Maar eerst komt M. weer bij ons. Zijn moeder is ook welkom, maar zou ze zomaar een heel weekend vakantie kunnen nemen?

donderdag 27 oktober 2011

Time out

Woensdag heb ik vrij. Tijd genoeg om een blogje te schrijven.
Maar eerst help ik H. Even met het meten van de beschoeiing langs het waterterras. Hij wil er een vlondertje langs maken voor mijn boot! Het kleine terras ligt vol riet en ander spul dat vorige week uit het water gehaald is.
Dat moet er eerst af en we brengen het meteen naar de afvalverwerking.
Als we terug zijn, nemen we de maten op en berekenen samen hoeveel hout we nodig hebben. “Ga je even mee?” vraagt H, “dan halen we het meteen. Kan ik vanmiddag nog beginnen.”
We rijden naar een houthandel waar we alles vinden wat nodig is. Het past in de auto en met de achterklep half open rijden we heel voorzichtig naar huis.
Uitladen, alles naar achteren sjouwen en dan veeg ik nog even het waterterras schoon. Terwijl ik bezig ben, zie ik dat er veel onkruid langs de randen groeit en dat trek ik meteen maar weg.
Intussen heeft H. z’n waadpak aangetrokken en is in de weer met een grondboor, puntige palen en een klein heiblok. Hij vraagt me om allerlei spullen aan te geven en aan te pakken.
Zo duurt het een tijd voordat mijn eigen klusje klaar is. Dan hoor ik bij de achterdeur mijn dochter roepen of ik mee ga boodschappen doen.
“Over een kwartiertje”, roep ik terug. Het kwartiertje loopt een beetje uit en ik zie ineens dat het al vier uur is. Een uur later zijn we terug. Eindelijk kan ik gaan schrijven.
Maar na een gesprekje met m’n schoonzoon over een computerprogramma dat hij voor me aan het installeren, moet ik pannenkoeken bakken, want dat had ik beloofd.
Kan ik dan na het eten mijn blogje maken? O nee, er is vanavond basketbal! Daar zou ik met H. naar toe... Altijd gezellig, zo’n basketbalwedstrijd. We juichen enthousiast, maar onze club verliest wel.
Om tien uur zijn we thuis en dan trek ik me terug om te bedenken waar ik over ga schrijven. Nog voor ik m’n eerste woord geschreven heb, gaat de deur open en komt mijn zoon me vertellen dat hij z’n boekverslag af heeft. Nou eens niet op het laatste nippertje. Natuurlijk moet ik hem daar even een compliment voor geven.
En dan ga ik er voor zitten om mijn wekelijkse blogje te verzinnen. De inspiratie is ver te zoeken.
Met vijf mensen in huis die allemaal vakantie hebben, is het leven hectisch. Er komt niet veel terecht van serieus bloggen.

woensdag 19 oktober 2011

Wantrouwen

Zes jaar was ik toen ik samen met een vriendinnetje langs de deuren ging met kleine boeketjes veldbloemen. We hadden samen bedacht dat we de bloemen zouden verkopen. Het geld moest natuurlijk naar een goed doel. Welk doel dat moest zijn hadden we snel besloten. Die middag gonsde het in het dorp van het nieuws over een oude mevrouw die terug kwam uit het ziekenhuis, waar haar been was afgezet. Gruwelijk en spannend vonden we dat. En een goed verhaal om mee langs de deuren te gaan.
Het werkte geweldig. Iedereen kocht bloemetjes en hoewel we de prijs op vijf cent hadden vastgesteld, gaven de meesten veel meer. Aan het eind van de middag hadden we twaalf gulden vijftig opgehaald. De plaatselijke groenteman gaf ons voor dat geld een prachtige fruitmand, die we trots en blij naar de mevrouw met één been brachten.
Hoe ze erop reageerde kan ik me niet herinneren. Wel dat er de volgende dag een klein berichtje in de krant stond met de kop “Kleuters bezorgen Mevrouw X. een verrassing.”
Het bericht vermeldde dat kleuters van het dorpsschooltje geld voor een fruitmand hadden opgehaald. Wij waren woest en zwaar beledigd. Kleuters… Puh, we waren ZES hoor, en de school had er helemaal niets mee te maken gehad!!
Vanaf dat moment heb ik een zeker wantrouwen tegen alles wat zwart op wit staat. Nu een klein deel van mijn werk bestaat uit het schrijven van nieuwsberichten, merk ik goed hoe terecht dat is. Met grote regelmaat kom ik nieuwtjes tegen die helemaal geen nieuws zijn.
Een bericht over een “doorbraak in de oogheelkunde” verschijnt in september 2011 op allerlei internetsites; na wat zoekwerk blijkt het een exacte kopie van een artikel uit 2009.
Kranten schrijven dat iemand een revolutionaire ontdekking op modegebied heeft gedaan: een jurk met melk als grondstof. Maar aan het eind van de Eerste Wereldoorlog werd ook al kleding gemaakt van eiwitten uit melk.
Geloof je het niet? Dat zou ik ook niet doen. Je vind tenslotte ook voortdurend de grootste onzin op internet.

zondag 9 oktober 2011

Samen wonen

Een gast en een vis blijven drie dagen fris.
Dat is een gezegde waar ik deze week regelmatig aan moet denken. Vanaf vorige week is .ons huishouden uitgebreid van drie naar vijf personen. Dochter E. en haar vriend komen een tijdje bij ons terwijl ze op zoek zijn naar een woning in Den Haag.
De ervaring leert, dat langdurig verblijf van E. hier vaak aanvaringen geeft. Ze woont al vier jaar op zichzelf en heeft zo haar eigen gewoontes. Dagelijkse vanzelfsprekendheden worden een discussiepunt.
Hoe gooien we het keukenafval weg en kan dat niet handiger? Gebruiken we halfvolle melk of magere? Hoe lang na de houdbaarheidsdatum wordt eten definitief afgekeurd? Hoe lang draag je kleding voor het in de was gaat? Gaat er wasverzachter bij of niet?
En dan hebben we het nog niet gehad over het verdelen van huishoudelijke taken.
Tot nu toe gaat het erg goed. Omdat de inwoners niet vroeg op hoeven, lopen we elkaar ’s morgens niet in de weg in de badkamer. We eten gezellig samen en op dagen dat wij werken, wordt er voor ons gekookt.
Ik probeer het huis extra opgeruimd te houden. In de keuken merk ik goed dat meer mensen meer afval produceren. Op een hoekje van het aanrecht staan voortdurend lege pakken van sap of ijsthee waar kleine rommeltjes in – en naast – gegooid worden en de bak voor plastic afval is altijd vol.
Vandaag ben ik het even helemaal zat. De gisteren geleegde plastic-bak staat half open omdat iemand er een paar grote verpakkingen heeft ingepropt. Daar bovenop zijn nog wat losse dingetjes gelegd zodat de boel er uit komt vallen als het deksel helemaal open gaat.
Ik laat m’n huisgenoten weten, dat nu maar eens iemand anders die bak buiten mag gaan leeggooien (het regent ook nog vandaag) want dat ík het dus niet doe! Er wordt beledigd gereageerd. “Ik kan er ook niks aan doen hoor.” en “Die bak is ook te klein”. “Onzin”, foeter ik. “Een grotere bak moet óók geleegd worden, en dan zal het ook wel aan mij overgelaten worden.”
De volgende die iets plastics heeft weg te gooien propt het tóch nog bij de volle bak in. Ik kan dat gepuil niet uitstaan, maar kijk een andere kant op. Ik ga een stukje schrijven en vergeet het plastic.
Een uurtje later komt er een zoete geur uit de keuken. Mijn dochter is een appeltaart aan het bakken. Demonstratief komt ze bij me langs met een bakje vol appelschillen. “Dit gooi ik even buiten in de compostbak”, deelt ze mee. Ik moet lachen. Meestal vermijdt ze de compostbak omdat die stinkt.
Vanavond hebben we dus appeltaart bij de koffie. Lekker. Maar ik ben wel benieuwd wie nou uiteindelijk dat plastic naar buiten gaat brengen.

zondag 2 oktober 2011

Designbank

We rijden naar de milieustraat om wat oude spullen weg te gooien. Achter in de auto een kleine tweezitsbank van het merk Ligne Roset. Zwart met donkerrood. Ruim twintig jaar geleden was het een forse uitgave, maar we vonden em zo mooi.
Toen het kliksysteem waarmee de kussens er aan en af konden, begon te haperen, vonden we dat erg jammer. De bank verhuisde naar een hoekje waar het “lamme” kussen tegen de muur kon leunen en nog later ging hij naar de leegstaande kamer van onze Haagse dochter E.
Nu ze tijdelijk weer bij ons in trekt, hebben we dan toch eindelijk besloten het bankje naar de stort te brengen.
Aan de ingang van de milieustraat wordt gevraagd wat je komt weggooien. “Matrassen?” vraagt één van de mannen in gele jasjes. “Een bankje”, zegt H. Ze kijken door het raampje hoe groot het is en H. stapt uit om het te laten zien. “Het was een mooie,” zegt hij, en voegt er plechtig aan toe: “Een designbank!” Met een dramatisch gebaar wijst hij naar de losse kussens achterin. “Maar nu is ie kapot.”
De mannen lachen een beetje en wijzen ons naar de kant, om een formulier in te vullen en te betalen. Dan kunnen we doorrijden naar boven. Daar is een speciale hoek voor bankstellen. Een beetje treurig gooien we onze tweezitter in onderdelen naar beneden, tussen de lompe, lelijke bankstellen die er al liggen. Als H. het laatste kussen laat zakken, staat één van de gele jasjes naast ons: “daar gaat het designbankje”, zegt ie. “Was het van Versace?”
“Nee, die niet”, zeg ik. “Maar we hebben em onderweg herdacht.”
“Herdacht…” Hij kijkt naar de bankstellenberg en zegt “ja, wat voor leuke dingen je allemaal op die bank gedaan hebt natuurlijk.” Een knipoog naar H. We lachen beleefd, lopen terug naar de auto en rijden het terrein af. De gele jasjes staan weer allebei aan de ingang en zwaaien naar ons.
Wij kijken elkaar aan, schieten in de lach en ik bedenk dat het bankje niet zo geschikt was voor de leuke dingen die die controleur in gedachten had. Maar plezier hebben we er wel van gehad. Vandaag voor het laatst. Grinnikend laten we het steeds verder achter ons. We gaan naar huis, waar E. dankbaar haar spullen heeft neergezet op de plek waar eerst ons designbankje stond.

maandag 26 september 2011

Waar vuur is, is rook

Helemaal doorgerookt kom ik binnen.
Ik kon het niet laten: een zachte nazomeravond, al een paar dagen geen regen, bijna de hele voorraad brandhout nog intact. Eindelijk breken de tijden aan om vuurtjes te stoken.
Jammer genoeg krijg ik niemand enthousiast om mee te doen, maar in m’n eentje is het ook fijn: eerst een blok hout met de bijl in dunne flinters splijten. Dan midden in de vuurschaal een krantenprop, de spaanders er omheen zetten, daar omheen een wigwammetje van dunne takken en tenslotte wat dikkere takken.
Tussen de lagen zit genoeg ruimte voor de luchttoevoer en dus ook om die ene lucifer door te steken waarmee het vuur aan moet. Jammer, met één lucifer lukt het niet vandaag, ik laat em te vroeg vallen. Maar met het volgende vlammetje gaat de prop meebranden en dan heb ik al gauw een knetterend vuurtje. Als het goed brandt, gooi ik er het rommelige snoeihout in dat al twee jaar ligt te drogen. Het zijn stukken met bochten en zijtakken die zich niet goed laten stapelen. Ergerlijk! Tevreden zie ik ze in vlammen opgaan.
Op mijn hurken zit ik in het vuur te porren. Strategisch nieuw hout opleggen, brandende stukken verschikken om meer lucht te geven. Hele dunne takjes midden in het vuur gooien om te zien hoe ze onmiddellijk vlam vatten en krom trekken. Ik hoor een dik blok zachtjes sissen omdat er toch nog ergens vocht in zit. Af en toe schieten er vonken de lucht in. Mijn gezicht gloeit en hoewel het geen rokerig vuur is, waait er af en toe een vlaag mijn kant op en begin ik steeds meer naar rook te ruiken.
Na een uur stop ik met nieuw hout opgooien. Nog één keer pak ik de pook om alle brandende stukken zó te keren dat ze helemaal op kunnen branden. Dan laat ik de gloeiende vuurschaal achter en ga naar binnen. Morgen kan de as in de compostbak. Heel goed voor de tuin.
En zo geef ik mezelf toch nog de illusie dat ik met een avondje pyromanen iets nuttigs heb gedaan.

maandag 19 september 2011

Verzamelen


Dit jaar leverde ons kleine appelboompje een geweldige oogst op. Al vroeg in augustus begonnen ze bij een stevige wind uit de boom te vallen en kwamen we tot de conclusie dat ze geplukt moesten worden.
Van de beschadigde exemplaren maakten we appelmoes en de gave appels zetten we in een grote, platte doos in een hoek van de kamer om na te rijpen. Een mooi gezicht. Twee weken later kwam er een platte doos met peren bij, in overleg met de buren van hun boom gehaald.
Intussen begonnen ook de hazelnoten te rijpen. Op internet vond ik de bevestiging van mijn vermoeden dat ook de nootjes van een Turkse hazelaar eetbaar zijn. Zo’n boom hebben we naast ons waterterras staan, en bij een fietstochtje kwam ik er ook één tegen langs een openbaar fietspad. Naast de dozen fruit kwam een krant te liggen met daarop uitgespreid de verse hazelnootjes. Ze moeten goed drogen voordat ze een beetje lekker zijn.
Het verzamelen werkt verslavend. Na de ontdekking van de Turkse hazelaar, let ik bij elke wandeling en fietstocht op de bomen langs de route en er blijken verrassend veel notenbomen in de buurt te staan. Walnotenbomen bedoel ik dan. De meeste staan in tuinen, maar hebben vaak wel wat takken die bijvoorbeeld boven de stoep hangen, zodat je hier en daar een losse noot kunt vinden. Maar mijn favoriet staat gewoon in het niemandsland langs een landweggetje. Daar heb ik inmiddels genoeg walnoten verzameld om weer een nieuwe categorie bij m’n verzameling te voegen. Een dienblad vol.
De voorraad appels is al aardig geslonken, maar noten blijven er nog steeds bij komen.
Vorige week hoorde ik op de radio een enthousiaste man vertellen over het verzamelen van eetbare paddenstoelen in Nederland. “Is het niet gevaarlijk om zomaar paddenstoelen te eten die je vindt?” werd hem gevraagd, maar dat wuifde hij nonchalant weg.
Ik denk niet dat ik snel het bos in zal gaan om een maaltje paddenstoelen te plukken, maar ik weet wel een plek waar tamme kastanjes groeien. Die zullen inmiddels ook wel rijp zijn. Misschien wordt het toch wel tijd voor een boswandeling. Tenslotte is de doos appels bijna leeg. De verzameling kan wel weer een beetje aanvulling gebruiken. Tamme kastanjes dus. En die zijn het lekkerst als je ze poft.
Heb ik meteen een excuus om me weer eens aan een andere verslaving te wijden: vuurtje stoken.

donderdag 15 september 2011

Daan Bovenberg


Op woensdagmiddag heb ik een afspraak bij de kapper.
Ik mag even plaatsnemen in één van de makkelijke stoelen die om een laag tafeltje staan. Er zit al een moeder met twee kleine jochies en een vader van een wat grotere jongen die al geknipt wordt. Met een kop koffie zit ik goedgehumeurd te wachten en kijk hoe de jongste van de twee broertjes op z’n knieën voor de tafel gaat zitten om een voetbaltijdschrift door te bladeren. Een jaar of drie is ie, met een dikke bos krullen en een kennelijke interesse in voetbal. “PSV”, zegt hij in zichzelf, en dan begint ie zachtjes te zingen: “ Alle mensen gaan naar het stadion, naar het stadion… naar PSV”. Hij is helemaal verdiept in zijn voetbalgedachten, wijst foto’s aan en roept af en toe enthousiast “GOAL!” of “PSV!”
“Ssst” , zegt zijn moeder als het een keer erg luid wordt, “niet zo hard!” Maar hij laat zich niet uit zijn concentratie halen.
Als hij weer een bladzij omslaat, kijkt tot z’n verrukking een heel elftal hem aan vanaf een grote foto. “Daan Bovenberg!” juicht de kleine voetbalfan. “Allemaal Daan Bovenberg”, en zijn kleine vingertje zweeft langs alle mannen op de foto.
Nu komt grote broer zich er toch even mee bemoeien. Hij legt zijn eigen tijdschrift opzij en loopt naar het tafeltje. “Nee”, zegt hij vriendelijk. “Niet allemaal. Dít is Daan Bovenberg. Alleen deze.” En hij wijst op de foto.
Dan gaat hij terug naar z’n stoel. Een beetje verlegen kijkt ie opzij naar de wachtende vader, die het glimlachend gevolgd heeft. “Ik heet zelf ook Daan.” Zegt hij zacht. En met een klein lachje: “maar niet Bovenberg”.
Even later komt een jonge kapper naar de jongens toe lopen “Wie gaat er mee de autostoel halen?” Blijkbaar zijn ze hier eerder geweest; de tijdschriften zijn vergeten en de twee jongetjes huppelen mee naar achteren. Daar wordt een hoge stoel vandaan gehaald met een autostuur er aan. Daan die niet Bovenberg heet, mag sturen terwijl z’n haar netjes wordt opgeschoren.
Ik heb mijn koffie op en zie met bewondering hoe handig de kapper al kletsend met de kleine mannen z’n werk doet. Lang kan ik niet blijven kijken, want ik ben aan de beurt om geknipt te worden. Bijna een half uur later dan de afgesproken tijd, maar dat merk ik dan pas.
Ik denk dat ik de volgende keer maar weer op een woensdagmiddag ga.

vrijdag 9 september 2011

Hek

Ik doe mijn hardloopschoenen aan en vertrek voor een conditierondje.
Aan het eind van de straat, na het bruggetje, sla ik rechtsaf en loop het smalle voetpad op dat daar sinds een paar maanden vlak langs het ganzenmeertje loopt. Links van me is een brede strook gras waarvan de helft gemaaid is. Op de andere helft bloeit kamille en klaver en… ineens zie ik dat er een gloednieuw hek staat tussen de asfaltweg en de bloeiende berm. Een meter hoog, met metalen spijlen, glanzend donkergroen gelakt.
Al lopend vraag ik me af waarom dat hek er neergezet is. Als bescherming? Dat auto’s niet het meertje in rijden? Dat lijkt me sterk. Tussen weg en water zijn vele meters gras. Dat kinderen niet de weg op rennen? Onzin. De huizen waar die kinderen wonen staat aan de andere kant van de weg, waar geen hek is. Is het om de ganzen en eenden van de straat te houden? Maar bij elk zijweggetje, steigertje, bushokje en zelfs bij een brievenbus heeft het hek een onderbreking.
Ik besluit dat het hek er staat omdat dat mooi is. Vínd ik het mooi? Ach, echt lelijk vind ik het niet, maar om nou te zeggen dat het een verbetering is...
Als ik er al ver voorbij ben, blijft dat glimmende hek in mijn hoofd zitten. Wie bedenkt zoiets? Iemand zoekt uit welk materiaal, hoe hoog, welke kleur. Het moet vervoerd, stevig in de grond gezet met uitsparingen op de goede plekken. En dat allemaal voor het mooi?
Misschien is er wel een hele logische, gegronde reden om daar een stevig hek te zetten.
Thuisgekomen heb ik het druk met andere dingen en vergeet het hek. Tot we aan tafel zitten. Ik vertel H. over mijn theorieën en hij zegt prompt: “O, dat hek is tegen het parkeren. Anders zijn ze bang dat iedereen daar z’n auto in het gras zet.”
Daar is ie dan, de gegronde reden. En uiteindelijk is het dus tóch voor het mooi. Want zo’n berm vol veldbloemen met een hek er langs is beslist mooier dan een platgereden veld vol auto’s. Toch?

zaterdag 27 augustus 2011

Morris Lessmore


Vandaag heb ik in de app-store “The Fantastic Flying Books of Mr. Morris Lessmore” gekocht. Als kinderboekengek wil ik weten welke kant het op gaat met dat genre.
Je zou het niet verwachten van een app, maar deze straalt één en al boekenliefde uit.
Zeventwintig virtuele pagina’s op een schermpje; ik geniet met volle teugen.
Het verhaaltje is eenvoudig. Morris Lessmore wordt door een storm uit z’n huis geblazen en vindt een boek dat hem naar een plaats voert waar nog veel meer boeken zijn: een ouderwetse bibliotheek. Daar blijft hij de boeken verzorgen tot hij oud is en zijn eigen boek heeft vol geschreven.
De tekst van elk schermpje wordt rustig voorgelezen door een aangename mannenstem. Op de achtergrond klinkt zachte muziek. Maar met een app kun je natuurlijk meer. Als je op een boek tikt gaat het open, als je door een landschap veegt, steekt er een storm op die op de volgende pagina gaat liggen en een ravage achterlaat: plok, plok, plok, vallen de weggeblazen huizen ondersteboven in het zand. Tik je op een deur, dan gaat die open en duikelt Morris er uit. Zo is er op elke bladzijde meer te vinden dan er op het eerste gezicht te zien is.
Ik ben een beginneling in de digitale boekenwereld en moet soms een tijdje zoeken naar de mogelijkheden. Waar kan ik op tikken of vegen? Dat een grijze lucht blauw wordt door hem met je vingers te verven heb ik niet meteen door. In de bibliotheek dwaal ik een hele tijd rond. Er liggen een heleboel open boeken en als ik ze aantik, hoor ik zinnen:
“Last night I dreamt I went to Manderley again”.
“It was the best of times, it was the worst of times”… welk boek begon ook al weer met die zin? Ik zoek het op. Het is “A tale of two cities” van Dickens. Nu tik ik de hele bieb door om beroemde flarden uit boeken te horen en ik probeer ze thuis te brengen.
Voor kinderen zal dit misschien minder interessant zijn, maar wat verderop kun je een wijsje spelen op een piano en woorden maken in een bord lettersoep.
Wat is er veel te beleven in dit digitale boek! Ik word er helemaal blij van.
Als het op deze manier gaat, ben ik een fan van de nieuwe ontwikkelingen. Leve de app.

(The Fantastic Flying Books of Mr. Morris Lessmore is een interactief prentenboek gemaakt door Moonbot Studios, dat onder leiding staat van William Joyce. De app kost 3 euro 99)

Middeleeuws Nijmegen

Als we op zaterdagmorgen even naar Nijmegen gaan, zien we al uit de verte dat er in het Kronenburgerpark iets te doen is. Er staan witte tenten en daar omheen is bedrijvigheid. Als we dichterbij komen, zien we een vrouw in Middeleeuws kostuum lopen en dan gaat ons een licht op. Dit weekend is het Gebroeders van Limburg Festival! Drie dagen per jaar herleven de Middeleeuwen in Nijmegen. Onder andere hier in het Kronenburgerpark.
Er is nog weinig publiek, maar er wordt volop gewerkt aan het opzetten van tenten, het aanleggen van vuurtjes en het aanslepen van materiaal.
Op een open plek vlakbij de kruittoren is een enorme houten constructie opgezet, wapentuig waarmee klaarblijkelijk de toren bedreigd wordt. Op het moment dat we er langs komen, zijn de voorbereidingen klaar en wordt het eerste schot gelost. Door het neerlaten van een gewicht aan de ene kant van de reuzenkatapult, wordt aan de andere kant een plastic zak met tien liter water afgeschoten.
Het werkt; de zak spletsht stuk tegen de toren.
We lopen verder naar een tent waar een Middeleeuwse smid met een enorme blaasbalg een vuurtje opstookt. Hij is meteen bereid om uitleg te geven over alles wat er in zijn smidse te zien is. Een zeis die in oorlogstijd met een kleine ingreep tot wapen wordt omgesmeed, een houten hooivork, waarover hij vertelt dat men jonge boompjes zó leidde dat er van nature drie- of viertandige vorken groeiden die dan geoogst en scherp gesneden werden. Hij wijst ons op de lepel die hij in zijn hoed heeft gestoken en legt uit dat het woord bestek komt van “bijsteken”. Ook vertelt hij plastisch waar de uitdrukking “oprotten” vandaan komt: in de Middeleeuwen werden ongewenste sujetten buiten de stadsmuren opgehangen om letterlijk op te rotten.
De enthousiaste smid krijgt meer publiek en wij gaan verder kijken. Er zijn legertenten opgezet voor hoge legerpiefen, waarin houten bedden staan met dekens van bont. Er staat een lange tafel waaraan Middeleeuwers gezellig bij elkaar zitten. Er wordt met hooibalen gesjouwd naar een plek waar blijkbaar de paarden ondergebracht zullen worden. Ergens gaat een kanon af en over het hele kampement drijft een rookwolk die sterk naar zwavel ruikt. “Kanonniers mochten niet in de kerk komen”, vertelt een Middeleeuwer ons, “zij zouden een pact met de duivel hebben.”
Als we van ons rondje legerkamp terugkomen, staat de reuzenkatapult weer klaar om te schieten. Deze keer is ie nog beter scherpgesteld, en gaat de waterbal precies het open raam in waarop gemikt werd. Er wordt gejuicht en voor het smalle raam verschijnt een lachende man die de resten van de kapotgeschoten waterbal omhoog houdt.
Langzaam lopen we het park uit en de winkelstraat in. Voor ons loopt een Middeleeuws geklede vrouw met een mand op haar rug. “Brood en krakelingen, 1 euro vijftig”. We doen onze hedendaagse inkopen, maar komen regelmatig Middeleeuwers tegen. We zien muzikanten, dienstmeiden en een stadsomroeper die in z’n pauze anachronistisch staat te bellen met z’n i-phone.
Leuk, zo’n onverwacht dagje terug in de tijd. Vooral als je dacht dat je gewoon even wat nuttige dingen ging kopen in de stad.

woensdag 17 augustus 2011

Stamvader

We hebben kadootjes gekocht en een paar boodschappen gedaan. Morgen vroeg vertrekken we voor een paar dagen naar kennissen in Brussel. Ik bedenk welk boek ik zal meenemen voor onderweg als de telefoon gaat. Mijn zwager:
“Eh… ik zal maar met de deur in huis vallen…Pa is overleden.”
Het is niet helemaal onverwacht. Hij is al een tijd langzaam aan het uitdoven en in de familie zijn al afspraken gemaakt over taken en verantwoordelijkheden. Nu is het zover. Ik loop naar de keuken waar H. het laatste bord afdroogt.
“Pa? Is hij dood?” doet zijn mond. Ik geef hem de telefoon en zie hem het nieuws rustig aanhoren.
De plannen veranderen dus. Ik bel Brussel af en we halen oude foto’s te voorschijn. H. kruipt achter de computer en begint aan een verhaal over zijn vader. Ik zoek naar hem in onze fotoboeken: trotse opa met z’n pasgeboren kleinkind; handige pa in z’n schildersoverall op een ladder. Het wordt een weemoedige avond.

Een kleine week later is de begrafenis.
De kerk is vol. Vijf zonen had hij. Dertien kleinkinderen en twintig achterkleinkinderen. Iedereen is er, op één kleinzoon na. Maar ook hij is nog met z’n gezin afscheid komen nemen, net voor ze op vakantie gingen.
En er is nog meer familie, er zijn vrienden en kennissen. Pa was geliefd.
De dominee herkent in de lieve, zachtmoedige man een instrument van God. Maar de verhalen van zijn oudste en jongste zoon laten een levendige herinnering door de kerk zweven aan een man die van jongs af aan hard werkte, die weinig nodig had, veel gaf en verliefd werd op een meisje in een rood jurkje: ma.
Kleinkinderen schilderen een leuke, lieve opa die een belangrijke rol speelde in hun leven.
Van de kerk naar de begraafplaats loopt de lange stoet mensen achter de stapvoets rijdende auto met de kist. Zoons en kleinzoons dragen hem het laatste stukje naar het graf.
De zon schijnt. De bloemen zijn kleurig, want daar hield pa zo van. Achterkleinkinderen huppelen om de kist heen, kleinkinderen pinken een traan weg.
Na een laatste zegen van de dominee gooit iedereen een roos op de kist. Daar ligt hij. Bedolven onder de bloemen. In hetzelfde graf als zijn vrouw, naast zwager en schoonzus. Een familiereünie.
De levende familie keert terug naar het kerkgebouw voor koffie. Als je goed kijkt, zie je hem hier en daar terug. Een kin, een lach, een gebaar, een eigenschap. We hebben hem begraven maar hij is nog lang niet verdwenen.

vrijdag 12 augustus 2011

Xanten


Onze laatste vakantiedag gaan we naar Duitsland, naar het Archeologisch Park Xanten. Om een uur of tien vertrekken we; een donkergrijze lucht tegemoet. Onderweg begint het te regenen, maar we hebben paraplu’s meegenomen en zijn niet bang.
Het is rustig bij de parkeerplaats. We zijn de enigen die kaartjes kopen. Terwijl we door de Havenpoort lopen, vallen de laatste druppels regen en wordt het lichter. We kijken op een plattegrond hoe het park in elkaar zit en besluiten eerst naar de herberg te gaan; nagebouwd op de fundamenten van een oud, Romeins gebouw en ook zo ingericht. Kamers zoals 2000 jaar geleden om van achter een touwtje te bekijken, maar ook een restaurantgedeelte waar we koffie kunnen drinken. Terwijl we dat doen, wordt het drukker om ons heen.
We wandelen door het park, waar op allerlei manieren archeologische vondsten worden gepresenteerd. De plattegrond van het oude Xanten herleeft met rijen bomen op de plaats waar vroeger pilaren langs lange, overdekte stoepen stonden; met heggetjes die aangeven waar de muren van een rij huizen waren – je kunt er tussendoor de kamers en gangen in lopen - ; met een deels herbouwde tempel op oorspronkelijke fundamenten. Ook van een groot amfitheater is een deel opnieuw opgebouwd. Het leuke is, dat in de arena, waar vroeger gladiatoren vochten, een podium is opgesteld dat in gebruik is. Nu wordt er geoefend voor de opera Aïda, die vanavond zal worden opgevoerd.
Achter een kleine museumwinkel zijn zaaltjes waar je Romeinse spellen kunt bekijken en spelen. We proberen zo veel mogelijk punten bij elkaar te werpen met houten schijfjes op een driehoekig veld en in het volgende zaaltje werpen we van achter een streep blokjes in, maar vooral naast, een amfora. “Erwachsenen spielen nicht”, lezen we iets verderop in een verklarende tekst. Dat was een stelregel bij de Romeinen; wie volwassen werd, “liet zijn noten achter”; met (wal)noten werden namelijk allerlei spelletjes gedaan. Maar er staat ook bij dat veel volwassenen die stelregel aan hun laars lapten.
Weer buiten bekijken we de resten van het waterleidingsysteem. We verbazen ons er over dat ze 2000 jaar geleden al zo’n systeem hadden. Maar dat is nog niets vergeleken bij de inventieve waterhuishouding in de thermen; het badhuis dus. We kijken er rond nadat we vijf verdiepingen museum bekeken hebben. Over de resten van het grote badhuis heen is een glazen gebouw gezet in Romeinse stijl. Daar binnen kun je over metalen bruggen boven de overgebleven fundamenten lopen. In de verschillende ruimtes is net genoeg opnieuw opgebouwd om een indruk te krijgen van hoe het was. Tegelvloeren met daaronder open ruimtes waar hete stoom door geleid werd: vloerverwarming. Grote ovens waar gestookt werd. Kleedkamers, koudwaterbaden, lauw waterbaden, warmwaterbaden, zweetruimtes. We zijn onder de indruk.
Terwijl we door het glazen gebouw rondlopen barst een stevige regenbui los. We horen het water op het dak kletteren en door allerlei goten weg gorgelen. Heel illustratief in deze omgeving.
Als we wat later teruglopen naar de parkeerplaats, is het weer droog. Er schijnt zelfs een waterig zonnetje. Niet gek, deze vakantiedag in Xanten.



zaterdag 6 augustus 2011

Zolderkamer in Brugge

Na een julimaand die alle records sloeg met regen en kou gaan wij begin augustus opgewekt op fietsvakantie in Nederland. Om precies te zijn beginnen we met een dagje Brugge, om een dag later in te checken in Aardenburg, net op het randje van Nederland.
We gaan op weg met prachtig zomerweer en ontdekken een stukje voor Antwerpen de consequenties van die weeromslag. Heel veel mensen hebben besloten om nu op vakantie te gaan en met een vriendelijke zomerzon op het dak is ons autootje heet in de file.
Het kost ons ongeveer vier en een half uur om in Brugge te komen. Daar parkeren we en wandelen naar Hotel ter Brughe, waar we gisteren hebben gereserveerd.
Als we het mooie 17e eeuwse gebouw zien, zijn we de file vergeten en worden we blij. Achter de balie zit een vriendelijke oudere man die ons met een Vlaamse tongval welkom heet. De kamer die we besproken hebben is beneden, vertelt hij, maar we kunnen ook kiezen voor de mooie zolderkamer. Er is geen lift in het hotel, maar we willen best naar de zolder.
De kamer is fantastisch. Onder de hoge punt van het dak; wit geschilderd, met daaronder eeuwenoude, donkere steunbalken dwars door de ruimte. Ik schat dat we 35 vierkante meter hebben, zonder de badkamer mee te rekenen. Er staan twee grote tweepersoonsbedden en vier luxe fauteuils… voor ons tweetjes. Waar hebben we dit aan verdiend?
We lopen een middag en een avond door Brugge en dan genieten we van onze enorme, prachtige kamer. We zitten op alle stoelen, doen een dansje, kiezen een bed en slapen heerlijk. ’s Morgens nemen we alle tijd en als we na het ontbijt uitchecken, zit dezelfde oude man weer aan de balie. Ik vraag hem waarom hij ons de zolderkamer aanbood.
Glimlachend antwoordt hij: ‘Ik zag u binnenkomen en ge waart jong en fit. Ik verwachtte nog drie stellen en wist niet hoe die zouden zijn.’
Met deze uitleg zijn we helemaal tevreden. We nemen afscheid, tillen onze koffers over de hoge drempel en huppelen jong en fit naar onze auto.

vrijdag 29 juli 2011

Visjes

Als redacteur van een gesproken kindertijdschrift leer ik steeds nieuwe dingen. Voor elk thema-onderwerp waar we een nummer over maken, struin ik internet en bibliotheek af naar informatie en ideeën. Bij de zoektocht voor het thema “Vissen” kwam ik Garra Rufa of knabbelvisjes tegen. Kleine visjes die dode huidcellen eten.
Ik had er jaren geleden eens iets over gelezen in verband met huidziekten zoals psoriasis. Lijders hieraan konden zich laten behandelen door in een bad met die visjes te gaan liggen, die dan alle ongerechtigheden weg zouden knabbelen. Je moest er toen nog voor naar Turkije.
Tegenwoordig blijken de Garra Rufa visjes geannexeerd te zijn door de wellness industrie.
Schoonheidssalons in Nederland houden de visjes speciaal om hun cliënten een verwenbehandeling aan te kunnen bieden. Een soort levende scrub. Het is een trend.
Kort nadat ik dat via internet ontdekte, liep ik over de boulevard in Scheveningen. Voor een strandtentje stond een opvallend bord waarop stond dat je er massages kon krijgen en diverse behandelingen, waaronder één met knabbelvisjes. Een kwartier met je voeten tussen de vissen voor 15 euro. Binnen in de tent stond een vierkant open aquarium met helder water, waarin talloze kleine visjes zwommen. Er was weinig animo vanuit het publiek, maar dat lag misschien aan het tijdstip: vroeg in de avond. Iedereen was op weg naar een friettent of restaurant of naar huis.
Weer een paar dagen later kreeg ik van mijn kinderen een verlaat verjaarscadeautje. Een waardebon voor een dagje sauna. “Zo gezond als een vis”, heet het arrangement en één van de extraatjes is: een behandeling door Garra Rufa Visjes.
Ik kijk er naar uit.

zaterdag 23 juli 2011

Utøya

Waarover kun je een blog schrijven als er in Noorwegen 92 mensen vermoord zijn?
Ik ken niemand in Noorwegen, ben er ook nooit geweest. Maar vandaag moet ik er steeds aan denken. Utøya heet het eiland waar 85 jonge mensen werden doodgeschoten. Klinkt bijna als Utopia, maar nu is het de hel. Jongeren tussen de 14 en 25. Ik denk aan de ouders van die kinderen. Of liever gezegd: ik denk aan hoe het zou zijn om zelf je kind zo te verliezen, want je relateert zoiets altijd aan jezelf.
Noorwegen is Europa, het is niet erg ver weg en de mensen daar lijken op ons. Hun leven lijkt op het onze. Zo’n aanslag van een gek op een eiland vol jongeren; het zou hier ook kunnen gebeuren. Misschien dat we daarom aldoor naar de beelden blijven kijken en blijven luisteren naar de geschokte overlevenden die vertellen hoe het gebeurde.
Eigenlijk was ik een vrolijk verhaaltje van plan over de Nijmeegse vierdaagse en de wandelaars die we afgelopen week verzorgd hebben. Maar 92 Noorse doden maken dat voor mijn gevoel ongepast. Zoveel onbegrijpelijk geweld tegen onschuldige mensen, daar kun je alleen maar stil van zijn.

zaterdag 16 juli 2011

Je dode kind in een plastic matje wikkelen

Pas toen ik de fotoserie van NRC zag van het kamp bij Dadaab, drong het tot me door. Ik had wel nieuwsberichtjes voorbij zien komen over droogte en honger in Afrika, maar daar niet echt aandacht aan besteed. Het is erg, maar ‘honger in Afrika’ is een cliché geworden.
De hongerige kindjes in Afrika zijn al zo lang ik me kan herinneren ver en vaag aanwezig. In mijn kindertijd gebruikten ouders ze in de opvoeding. “Eet je bord leeg. De kindertjes in Afrika zouden blij zijn met dat eten”. “Honger? Trek zal je bedoelen. De kindertjes in Afrika. Díe hebben honger.”
Nu is het erger dan ooit. Volgens de Verenigde Naties voltrekt zich in de Hoorn van Afrika momenteel de grootste humanitaire ramp ter wereld. Zó veel en zo ver dat je je er geen voorstelling van kunt maken. Tot je de tijd neemt om zo’n fotoserie te bekijken.
Een enorme zandvlakte met dorre struiken en geïmproviseerde, ronde tenten van takken en lappen stof. Een lopende man met een klein pakketje in zijn armen. Op de volgende foto graaft diezelfde man een vierkant gat in het zand. Het pakketje is zijn zoontje van vier. Een derde foto laat een rij mensen in kleurige kleren zien die stil staan te kijken. Voor hen een opgerold plastic matje, waar de dode kleuter in gewikkeld is.
Sinds deze week is het gironummer 555 weer in gebruik om geld te kunnen storten voor de Samenwerkende Hulporganisaties. Om me heen hoor ik sceptische mensen zich afvragen of dit geld goed terecht komt. Op internet zie ik kribbige notities van mensen die opmerken dat die mensen in Afrika het nu maar eens zelf moeten leren oplossen. Dat het niet helpt om eten te blijven sturen omdat dat structureel niets oplost.
Misschien hebben ze gelijk. Maar hoe kun je mensen kwalijk nemen dat ze leven waar ze geboren worden en geen antwoord hebben op de problemen die daar al zo lang heersen?
Met het besef dat het een druppel op een gloeiende plaat is, stort ik een bedrag op 555. Misschien vooral om mijn geweten te sussen, maar wie vraagt daarnaar als er toch weer een klein beetje hulp van betaald kan worden?

maandag 11 juli 2011

Bachelor of European Studies

We zijn uitgenodigd voor de diploma uitreiking op The Hague University, oftewel de Haagse Hogeschool. Tachtig jonge mensen staan op het punt hun studie officieel af te ronden en mogen zich vooraan ‘Bachelor of European Studies’ noemen.
Als we het gebouw binnenkomen, zien we E. al staan. Onze volwassen dochter, in een mooie jurk, speciaal voor de gelegenheid gekocht, en op zwarte pumps. Ze stelt ons voor aan vriendinnen. Je ziet aan de jurkjes meteen wie van hen vandaag ook Bachelor worden.
Een beetje zenuwachtig zoemen ze rond. Willen jullie koffie? Dat staat daar. Waar gaan jullie zitten? Ik moet daar vooraan. Kijk, dat is m’n scriptiebegeleider, daar links met dat blauwe overhemd.
Het is een mooie plek, het ronde Atrium van de Hogeschool Groot en licht. De honderden stoelen die er in rijen zijn neergezet, nemen maar een klein deel van de ruimte in beslag.
Om twee uur begint de plechtigheid met een welkomstwoord. Er is een toespraak van de chairman van een stichting en één van een ‘professional adventurer’. Hij heeft het over de Noordpool, ijsberen en idealen om na te streven. Op de voorste rijen wordt gedraaid en zachtjes gefluisterd. Voor de uitreiking is er dan eerst nog een muzikaal intermezzo. Er wordt beleefd geluisterd naar het Trio Klassiek, maar het applaus ademt opluchting.
Eindelijk. Nu gaat het gebeuren.
In alweer een toespraak worden enkele studenten bij naam genoemd vanwege hun bijzondere prestaties. Dan worden de geslaagden één voor één opgeroepen.
Drie traptreden op, een hand, het diploma; samen met de ‘programme manager’ op de foto en dan de treden weer af. We klappen voor elke student en zien de één bescheiden glimlachen en met neergeslagen ogen vlug terug lopen, de ander met een brede lach triomfantelijk het diploma omhoog houden. Voor sommigen zijn de traptreden een uitdaging vanwege de feestelijke hoge hakken. Strapless topjes worden onderweg zenuwachtig omhoog getrokken, korte rokjes naar beneden. Er zijn eenvoudige jurkjes en creaties vol ruches. De jongens, ver in de minderheid, steken allemaal in onberispelijke pakken.
Als onze E. aan de beurt is, klappen we extra hard.
Daar staat ze, met haar zwarte bachelorbaret. Samen met tachtig anderen gaat ze op de foto, allemaal om door een ringetje te halen.
Thuis schopt ze de pumps uit en ruilt het jurkje in voor broek en T-shirt. We nemen haar mee uit eten. Maar eerst lekker even uitwaaien op het Scheveningse strand.

zaterdag 2 juli 2011

Strafport

Ik hoor de brievenbus klepperen en daarna de bons van veel post. Hoewel ik email heel handig vind, hou ik erg van tastbare brieven en kaartjes op de mat. Ik ga meteen kijken wat de veelbelovende bons oplevert. Dat is vooral reclame, een saaie brief van de bank en dan nog een kaart van tnt post:“U heeft onvoldoende gefrankeerde post ontvangen of verzonden.” Met het verzoek om 1 euro 38 te betalen.
Ik vraag me af over welke post het gaat. Dat kun je volgens de kaart bekijken op de website van tnt, als je de bijbehorende code invult. Het werkt. Als ik na het invullen op ‘doorgaan’ klik, komt er zelfs een foto van het poststuk in beeld. Het is een uitnodiging van The Hague University voor de diploma-uitreiking. Ze zijn kennelijk vergeten te stempelen, dat kan gebeuren.
Ik besluit keurig te betalen, maar heb geen zin om daarvoor al m’n gegevens op de tnt website in te vullen. Het kan ook betaald worden door de kaart te retourneren met het bedrag aan postzegels. Toevallig hebben we net een paar velletjes postzegels gekocht en ik haal ze te voorschijn om te gaan plakken. Het zijn van die zegels voor dummies met alleen een ééntje er op, maar voor zover ik weet zijn die nog steeds 44 eurocent waard. Ik vraag me af hoe dat gaat als de porto voor brieven omhoog zou gaan naar bijvoorbeeld 49 cent. Is zo’n ééntje dan meer waard? Dan is het voordelig om een voorraadje in te slaan. En hoe moet dat dan met zo’n strafport plaksessie? Dan kun je met dezelfde zegels méér betalen. Dat is vast niet de bedoeling. Zou tnt dan een 1A postzegel gaan verzinnen? Met een los A-tje om de waarde van de oude aan te vullen?
Intussen realiseer ik me dat ik met drie zegels 1 euro 32 geplakt heb, terwijl het 1.38 moet worden. Waarom vragen ze zo’n raar bedrag? Dat is niet eens in postzegels bij elkaar te krijgen. Hoe kunnen ze dat toch vragen van diezelfde klanten die een ééntje beter aan zouden kunnen dan zo’n ingewikkeld bedrag als 44 cent.
Gelukkig heb ik nog een ouderwets vijf-cent zegeltje en daarmee ben ik er bijna. Die ene cent rond ik dan maar af. Zou het systeem dat begrijpen of krijg ik over een tijdje weer zo’n kaart met het verzoek om 1 cent te betalen? Ik kijk er naar uit. Het is altijd zo leuk om post op de mat te krijgen.

zondag 26 juni 2011

Meerkoetenfamilie

Plotseling is het weer zomer.
Ik besluit mijn boot leeg te hozen. Door de regen van de afgelopen dagen staat de kano vol water, waar om onverklaarbare redenen altijd een roestkleurig, zanderig stof in drijft. Laat ik de boel de boel dan verdampt het water en zit de bodem vol roodbruine vlekken.
Hozen dus.
Twee meter vanaf de punt van de boot heeft een meerkoetenpaartje jaarlijks een nest en ik zie tot mijn verbazing dat er zes eieren in liggen. De meerkoeten zwemmen om het nest heen en bekijken argwanend mijn activiteiten.
“Ik doe jullie niks hoor”, zeg ik tegen ze. “ik vind het veel te leuk, die kleintjes met die rooie koppies straks”. Ze zijn niet overtuigd. Als ik met een oude handdoek de punt van de boot schoonveeg, strekken ze allebei hun kop tot vlak boven het water en maken dappere blaasgeluiden. Als het zwanen waren, zou ik voorzichtig worden. Nu werk ik alleen snel door, zodat het nest niet te lang onbezet blijft.
Zodra ik m’n hielen licht, klimt één van de koeten weer op het nest.
Zes eieren, denk ik. Dat wordt een hoop werk voor dat stel. Anders dan eenden, die hun jonkies meteen zelf aan het werk zetten, voeren meerkoeten hun jongen. Ook jagen ze iedereen die zich in de buurt van hun kinderen waagt met veel kabaal weg. Als ze een stuk kleiner zijn dan ik tenminste.
Vanavond gaan we een stukje varen. We zullen heel voorzichtig afduwen om het nest niet te verstoren. Daar moeten ze maar aan wennen. Dat heb je als je vlak naast een kano nestelt. Maar verder is het een goeie plek voor een jonge meerkoetenfamilie.

zaterdag 18 juni 2011

jarig

“Vind je het eigenlijk nog wel leuk om jarig te zijn?” vraagt mijn dochter als we op mijn verjaardag aan tafel zitten.
“Ja hoor”, zeg ik naar waarheid. Want jarig zijn vind ik meestal heel gezellig. Mensen sturen lieve kaarten of mailtjes, er komen vrienden langs, je eet en drinkt lekkere dingen en je hebt de hele dag een speciale status. “Ik hoef vandaag niet af te wassen, want ik ben jarig.” Nee, daar heb ik allemaal niets op tegen.
Maar daar gaat haar vraag natuurlijk niet echt over.
Peinzend zegt ze: “Er zijn ook mensen die het liever niet meer vieren als ze steeds ouder worden”. Ze heeft het niet over bejaarden. In haar vriendengroep van vroege twintigers vinden degenen die tegen de dertig lopen zichzelf behoorlijk op leeftijd; toen ik zelf na allerlei omwegen aan een universitaire studie begon, was ik 27 en dat was voor veel jaargenoten onvoorstelbaar oud. Inmiddels is een verschil van acht, negen jaar niet meer zo dramatisch. Hoe erg is het om ouder te worden? Niet zo erg dat ik mijn verjaardag voortaan wil negeren. Het zou trouwens niet helpen.

Als s’avonds mijn gasten binnenkomen, word ik gefeliciteerd met m’n “negenendertigste verjaardag”, met “weer een jaartje jonger geworden”. Een buurvrouw verzekert me dat mijn leeftijd me niet is aan te zien. Ik merk dat al die omzichtige opmerkingen behoorlijk de nadruk leggen op mijn naderende ouderdom. Toch lach ik er vrolijk om en hef met mijn bezoek het glas op nog meer komende jaren. Er komt nou eenmaal ieder jaar een jaartje bij, niets aan te doen. Gefrustreerd ben ik er niet over, maar ik ga nou ook weer niet van de daken roepen hoe oud ik ben. Ook hier niet.

zaterdag 11 juni 2011

Toegift

De eerste keer dat we met ons projectkoor optreden met het programma van dit seizoen is spannend. Onderweg merkten we al dat de geplande repetitie-avonden nauwelijks genoeg zouden zijn voor het behoorlijk lastige repertoire. Wegens ziekte van de dirigent viel er ook nog een repetitie af en vooral die dirigent maakte zich duidelijk zorgen over ons optreden.
We zijn er ruim van tevoren en hij jaagt ons nog eens door alle moeilijke nummers. Als uitsmijter hebben we een quasi klassieke bewerking van het kinderliedje De Mosselman. Leuk om te zingen, maar niet makkelijk. “We doen em alleen als het goed gaat en het publiek enthousiast is”, besluit de dirigent en dan is het tijd om uit de coulissen te komen.
Verano Porteňo, een tango van Piazolla, is ons eerste nummer. Onze stemmen zijn de instrumenten. Het is ons in de repetities nooit gebeurd, maar nu slaat één stemgroep een herhaling over en dreigt het lied helemaal te ontsporen. De dirigent geeft met hart en ziel en veel mimiek aan waar het heen moet en na een paar scheve maten zijn we weer allemaal met hetzelfde bezig. Maar het hele koor is er een beetje onzeker geworden. In de volgende nummers gaat dan ook van alles mis.
Als het laatste lied gezongen is, klapt het publiek voor ons. We buigen en lopen in een rij het podium af. De lichaamstaal van onze dirigent is duidelijk: die toegift zit er niet in vandaag. Dan zien we door de open deur achter ons, dat het publiek is gaan staan. Ze blijven uitbundig klappen tot we terugkomen en tóch de toegift zingen. We doen het met groot enthousiasme en het levert nog een keer een warm applaus op.
Volgende week zingen we dit programma nog eens voor een ander publiek. De dirigent drukt ons op het hart om sommige moeilijke passages thuis nog eens extra door te nemen. We hebben die staande ovatie volgens hem bepaald niet verdiend. Maar het was toch wel fijn om te merken dat we ondanks de foutjes met z’n allen toch wel heel mooi klinken. De volgende keer gaat het dak er af.

zaterdag 4 juni 2011

PersoonsGebonden Budget

“Had je dat gehoord van die man, die zat tien minuten bij 120 graden in de sauna!” Ik zit in de trein een krantje te lezen, maar word afgeleid door de gesprekken in een coupé verderop. Zo te horen een stel jonge jongens, zestien of zeventien misschien. Ze hebben zware stemmen. Vooral die met het hoogste woord. Er komt wat ongelovig gemompel op de sauna-mededeling, maar het lijkt geslikt te worden. Ik zoek waar ik gebleven was in de krant, maar dan zegt dezelfde harde stem: “Moet je horen. “M’n ouders krijgen voor mij een PGB, omdat ik zogenaamd een moeilijk kind ben en zo… en weet je,” z’n stem gaat omhoog: “krijgen ze fokking 4500 euro per jaar voor mij!” De anderen lijken gepast onder de indruk van het bedrag en de stem gaat verder: “Ik zit overdag op school en het hele weekend zien ze me niet. Fokking 4500 euro voor mijn opvoeding. Hoe moeten ze dat uitgeven?” Ik bedenk dat dit gesprek binnenkort geschiedenis is. Het PGB wordt voor 90 procent afgeschaft. Zeker voor ‘lichte gevallen’, zoals deze jongere die met z’n harde stem en z’n vrienden zelfstandig een treinreisje kan maken. Wat zou dat voor zo iemand betekenen? Wordt er een overbodige luxe geschrapt en levert dat de maatschappij 4500 euro winst? Of gaat er dan een schoolcarrière kapot die met een PGB nog net in goede banen geleid had kunnen worden? Gevolg: geen diploma, geen werk, moeilijk bemiddelbaar, uitkering…. weg winst. Kort door de bocht misschien. Het kan vast wel wat minder met die PGB’s. Maar om de zorgbudgetten zo drastisch af te knijpen en dan te zeggen dat het een kwaliteitsimpuls is voor de langdurige zorg… dat lijkt me toch sterk. De jongen met het PGB stapt in Utrecht uit. Ik hoor hem tenminste niet meer vanaf dat station. Ik hoop dat er met de fokking 4500 euro meer gedaan wordt dan hij denkt of dat ie tegen z’n vrienden liegt. Zo niet dan zit er écht iets fout in het systeem. En ik wil liever niet geloven dat zo’n goeie voorziening als het PGB terecht wordt afgeschaft.

zaterdag 28 mei 2011

afscheidsreceptie

Mijn collega A. is weg. Afgelopen donderdag was haar afscheidsreceptie.
Ik vind het zo jammer.
Als ik ’s morgens het bedrijf binnenkwam en zij zat aan de balie, werd ik daar altijd meteen blij van. Een vriendelijk goedemorgen, vaak een kort praatje en soms een knuffel. Omdat één van ons jarig was of iets anders feestelijks, of gewoon omdat het maandag was.
A. was altijd in voor iets geks. Ik interviewde haar een keer voor mijn gesproken kindertijdschrift over haar rolstoel. In plaats van een serieus gesprek werd het een wedstrijd door de lange gang, die zij natuurlijk won op wielen.
Ze had plezier in haar werk, maar toen ze om praktische redenen besloot te verhuizen, kon ze niet blijven. De afronding was rommelig en viel gelijk met een grote reorganisatie van het bedrijf, waardoor er niet veel persoonlijke aandacht was. De laatste weken dat ze bij ons werkte was ze minder vrolijk en uiteindelijk stopte ze verdrietig en gedesillusioneerd.
Maar voor haar afscheid had ze het van zich afgeschud.
Ze zat in haar rolstoel te glimlachen en nam handen, zoenen, bloemen en cadeautjes in ontvangst. Het waren er veel, want ik was niet de enige die blij van haar werd.
Terwijl het publiek zich met een drankje in de hand door de kantine verspreidde, zag ik het feestvarken toch stiekem een traan wegpinken. Meteen daarna nam ze dapper een slok wijn. Het was tenslotte een feestje.
Ook al zijn de andere collega’s aan de balie nog zo aardig, A. laat een lege plek achter. Maar we houden contact. Dat hebben we elkaar beloofd.
A., dit blogje is speciaal voor jou.

zondag 22 mei 2011

Niet veel toekomst

Het oude mobieltje van H. maakt een kwaakgeluid als er gebeld wordt. Een beetje gegeneerd neem ik op, maar in de bus naar Amsterdam-Noord kijkt niemand op of om. Het is mijn dochter: “Opa heeft gebeld om te vragen waar je bleef.”
Op de vrijdagen dat ik hem bezoek neem ik altijd dezelfde trein en ben dan om een uur of 11 bij de bushalte vanwaar ik nog anderhalve kilometer moet lopen. Dan bel ik dat ik eraan kom. Nu ook, want vijf minuten na het kwaaktelefoontje stap ik uit de bus.
Mijn vader loopt zich al een uur af te vragen waar ik blijf. Hij raakt een beetje verdwaald in de tijd, maar dat ik vandaag kom, weet hij dus wel. Als ik binnenkom is de koffie klaar en ik vind in de kast een pakje boterkoekpunten.
“Wil je ook boterkoek pa?” Ik hou hem een punt voor.
“Notenkoek?” Alles wat ik zeg moet één of twee keer herhaald worden. Maar als ik hem vraag naar dingen van vroeger is dat ineens over. Hij vertelt over de tijd dat ik nog een kind was en hij een jonge vader. Maar soms is ie per ongeluk een generatie verder terug en denkt dat ik ouders van mijn vroegere klasgenoten nog wel moet kennen van school.
We lopen naar het kerkhof aan het eind van de straat en terug en dan is hij moe. Voorzichtig laat hij zich zakken in het tuinstoeltje dat ik voor hem uit de schuur haal. Ik hou het vast, bang dat hij met stoeltje en al kapseist, maar als hij eenmaal zit durf ik het gras wel even te gaan maaien. Hij zit met z’n ogen dicht maar slaapt niet.
Als ik bij hem kom zitten zucht hij: “Ach, er zit niet veel toekomst meer in.” Dat is een waar woord voor een bijna negentigjarige. Wat zal ik zeggen. De moeder van mijn collega is vorige week honderd geworden, bedenk ik, maar ik geloof niet dat hij van die informatie erg blij zal worden.
Ik vraag hem dus maar naar het verleden, want daar heeft hij een heleboel van. En ik vertel hem over zijn kleinkinderen, die nog wel een hele toekomst voor zich hebben. Dan loopt hij mee naar de bushalte. “Over twee weken kom ik weer, pa.” Zeg ik. Veel is het niet, maar hopelijk toch weer een klein beetje toekomst voor hem om naar uit te zien.

zondag 15 mei 2011

Haar

Mijn dochter is thuis dit weekend, na een vakantie van bijna twee weken in Taiwan. Ze was bij haar vriend, die daar vijf maanden studeert. Ze heeft cadeautjes voor ons meegebracht en verhalen. Taiwan is zo anders en bijzonder. Samen hebben ze allerlei mooie plekken bezocht, mensen ontmoet, plezier gemaakt en veel en lekker gegeten.
“Iedereen keek naar ons”, vertelt ze: “Ik snap nu ongeveer hoe het voelt als je beroemd bent. Nou, dat is echt niet altijd leuk!”
Hoewel ze graag superbruin terug was gekomen, bleef ze ondanks de hitte behoorlijk blank. De mensen in Taiwan vinden dat juist prachtig. Zij beschermen zich met parapluutjes tegen de zon en op het strand zie je niemand in badkleding. Ze zwemmen met kleren aan. De witte benen van E. kregen veel bewondering. “Soms dacht ik dat ze m’n been er wel af wilden zagen en bij zichzelf er aan doen”, grinnikt ze.
Ze blijft een lang weekend. Aan de huiskamertafel zit ze met haar laptop te ploeteren op een schoolopdracht en te skypen met haar vriend. ’s Morgens is ze aan het douchen als ik in de badkamer wil en onder het eten zucht ze demonstratief als haar vaders tafelmanieren haar niet aanstaan. Als we samen boodschappen doen, probeert ze allerlei extraatjes van me los te krijgen. Het hoort er allemaal bij en ik geniet er van om haar thuis te hebben.
Maar dan komt de vraag die altijd gegarandeerd ruzie oplevert: “Mam, wil je dit weekend m’n haar verven?” Toen ze klein was, was ze blond, mijn dochter, maar ze verft haar haar al jaren donker. Dat vind ik prima, als ik het maar niet hoef te doen. Ik begin dan ook met tegenpruttelen. Maar keihard nee zeggen is me nog nooit gelukt, en ook deze keer zwicht ik zuchtend voor haar gesoebat.
In de badkamer zit ze op een krukje met een oude handdoek om haar schouders en vertelt me wat ik moet doen en hoe. Ik vind het een rotklus en mopper terwijl ik het vieze spulletje goed probeer aan te brengen. Zij moppert als ik per ongeluk verf op haar oor smeer of als ik ergens een plukje vergeten ben. Ik ben blij als het flesje verf leeg is, de plastic handschoentjes uit kunnen en de donkerbruine vlekken op de badrand zorgvuldig verwijderd zijn. Uitspoelen mag ze zelf doen.
Als ze een uurtje later beneden komt is haar bobline weer strak geföhnd en donkerder dan ooit. Haar huid steekt er extra blank bij af. Tevreden gaat ze buiten in de zon zitten. Misschien lukt het in de Hollandse zon wel om bruin te worden.

zondag 8 mei 2011

Dagje Amsterdam

Omdat mijn zoon donderdagavond met vrienden zijn verjaardag viert, bedenken wij een uitje met overnachting. Vrijdag is mijn vader-bezoekdag, dus een dagje Amsterdam ligt voor de hand. Maar dan toeristisch; daar komen we zelden aan toe.
We ontbijten rustig en rijden om half elf kalmpjes weg. In Amsterdam Noord weten we nog steeds een plek te vinden waar je vrij kunt parkeren als je het stuk lopen naar de pont op de koop toe neemt. Op het voordek in de zon is het vakantiegevoel compleet.
Vanaf het Centraal Station wandelen we de stad in, maar we hebben geen zin in de Kalverstraat. Langs de coffeeshops en souvenirwinkeltjes lopen we richting Oud-West, waar we zo lang geleden gewoond hebben, dat een etage daar nu inmiddels twintig keer zo veel waard is. Dat constateren we bij de etalage van een makelaar.
We nemen de kleine straatjes en zwalken langs bekende plekken naar straten waar we nog nooit eerder geweest zijn. Het weer is te mooi voor een museum en we blijven gewoon lopen. Toevallig komen we langs de plek waar een groot vijf mei concert wordt voorbereid. Op een brug staan wat mensen te kijken, maar er gebeurt nog niet veel. We raken aan de praat met een oude man. Hij vindt het leuk om bij de soundcheck te zijn, maar het concert vanavond gaat hij niet beluisteren. Dat wordt hem te veel. Hij woont in Weesp, vertelt hij, maar vroeger woonde hij in Oud-West. In de Van Hogendorpstraat. Dat is toevallig. Daar hebben wij ook gewoond. Nog geen tien nummers verderop. Maar hij woonde er voor onze tijd.
Nu hij oud is, mist hij de stad wel. Weesp is mooi en ruim, maar hij mist de gezelligheid van Amsterdam. Hij keert zich naar het water, waar straks de soundcheck begint, en wij groeten en lopen door.
Koffie bij het Americain, nog eens koffie bij De Balie (die bij het Americain was lekkerder) en dan terug naar de auto.
We rijden naar Slotermeer, waar we afgesproken hebben met J., de vriend van een goede vriendin. Samen wonen ze sinds kort in Amsterdam, en toen we ze hielpen bij hun verbouwing, zat er een logeerbed in de planning. Dat bed is inmiddels werkelijkheid geworden. Het is verborgen in een wand en wordt voor ons tevoorschijn gehaald. Vriendin W. is er helaas niet, maar met z’n drieën hebben we toch een gezellige avond.
Het logeerbed is prima en als we wakker worden is J. al naar z’n werk vertrokken. We ontbijten op een balkon met uitzicht over een park-achtig landschap, waar merels zingen, meeuwen schreeuwen, een zwaan luidruchtig op het water landt en verwilderde groene halsbandparkieten van boom naar boom vliegen. Een reiger landt op een paaltje een paar meter van het balkon. Onbegrijpelijk dat dit Amsterdam is.
Dan pakken we onze tas weer in om aan deel twee van ons uitje te beginnen. Twee oude vaders bezoeken. En dan terug om te zien hoe ons huis er uit ziet na de viering van een achttiende verjaardag!

woensdag 27 april 2011

Laatste avond in Santo Domingo

New York noemen ze de stad die nooit slaapt; Santo Domingo is de stad die 's nachts wakker wordt. 's avonds gaan alle deuren open die in de warmte van de dag gesloten zijn. Ik loop door donkere straatjes en overal zie ik achter de open deuren hoe mensen wonen. Achter open geveltjes met tralies zijn kleine kamers met bankstellen en televisies. Sommige zijn volgestouwd met meubels, in andere staan alleen twee schommelstoelen. of opgeslagen rommel. Het is een beetje alsof je door een openluchtmuseum loopt.
Waar overdag een muur met vier houten panelen was, blijkt nu een gezellig restaurant of café te zijn. Overal zijn winkels open. Gezinnen zitten in parken en op pleinen. Tienermeisjes nemen foto's van elkaar in verleidelijke poses.
Het Parque Colon, bij mij op de hoek, is een centraal punt. Altijd staat er een rij taxi's, er vertrekken paardenkoetsjes, er lopen snoepverkopers en er zijn terrasjes waar mensen bier drinken. Overal komt muziek vandaan. Er lopen veel mensen in uniformen. Legerkleding, politie-uniformen, maar ook veel mannetjes met een id-kaart aan een touwtje om hun nek en een overhemd met het logo van het ministeria del cultura. Die klampen je aan met de vraag of je informatie wilt. Vervolgens wijzen ze een sieradenwinkeltje aan waar je naar binnen kunt om gratis het bijbehorende 'museum' te bezoeken. Of ze vertellen iets over de monumenten die je kunt gaan bezichtigen.
Dan zijn er ook nog de verkopers van cd's, riemen en sieraden.
Wil ik cd's kopen? Merengue, salsa? Waar kom ik vandaan? Nederland? Een blijde lach: “Ah, Amsterdam! Daar woont mijn zus. Ik ben er geweest, en ik ga er weer heen in Augustus! Uit Nederland, wat leuk. Mijn zus is getrouwd met een Nederlander. Se llama Bah.”
Hóe heet ie?? Bah?
Oh, Bas. Ja, dat is een Hollandse naam.
En omdat ik uit Nederland kom heeft hij een speciale aanbieding voor me. Een doosje sieraden voor maar 500 peso's. Jaaaja, ik hoef ze niet.
Hij doet net zo lang doosjes open tot ik een ketting zie die ik wel mooi vind. Ik koop hem voor 300 en weet dat dat nog aan de hoge kant zit. Maar ja, hij heeft familie in Amsterdam hè.
Ik blijf nog een tijd zitten kijken naar alles op het plein wat me na twee weken zo bekend is.
Dan loop ik langzaam terug naar mijn hotel. Langs de snoepverkopers, langs de koetsjes en de taxi’s, langs het oude bedelvrouwtje dat ik een paar keer geld heb gegeven, langs de enkele souvenirwinkel die nog tot laat open is… Ik ga mijn koffer inpakken.

dinsdag 26 april 2011

Columbus


Waar je ook loopt in de Zona Colonial, overal staan historische gebouwen. Gave, 16e eeuwse forten en muren, indrukwekkende kolossen van kerken, maar ook ruïnes, waar honden in de schaduw van stukken muur slapen.
Langs de rivier die de Oost- en Westkant van de stad scheidt, staat een groot stuk van de oude stadsmuur. Je kunt er op een paar plaatsen door. Brede trappen leiden naar de open poorten in de geweldig dikke muren. Je kunt je hier goed voorstellen hoe de stad in de tijd van Columbus geweest moet zijn.
Ik bezoek het Alcazar de Colon. Hier heeft Christopher Columbus gewoond met zijn gezin. Er is een Engelse audiotour en dat is wel prettig. Columbus, Colon, is hier een held. Hij heeft de stad gesticht. De oorspronkelijke bewoners, de Taina indianen, worden ook genoemd. Er liggen voorbeelden van hun geavanceerde werktuigen. Maar waar ze gebleven zijn, daar wordt niet over gerept.
Vanaf een groot balkon kijk je uit over het plaza Espana. Het oude koetshuis staat een stukje verderop, daar heb ik het toegangskaartje gekocht, want mijn reisgids (uit 2009) zei wel dat het fort vrij toegankelijk is, maar ze hebben hier inmiddels echt wel ontdekt dat er geld te verdienen is aan die goeie ouwe Columbus.
Behalve het fort, bezoek ik ook nog het museum Casas reales; koningshuizen. Nog meer geschiedenis. Ook hier een audiotour. Ik bestudeer alle reisroutes van onze beroemde ontdekkingsreiziger en ik hoor de geschiedenis van Francis Drake, die begon als piraat en schurk. De verteller in mijn koptelefoon wordt er geëmotioneerd van en op de achtergrond klinken illustratief kanonschoten en zeemansgebrul. Dan heb ik even genoeg van de zestiende eeuw. Ik ga naar buiten en wandel voor de laatste keer naar de 21e eeuwse Caribische Zee. Morgen ga ik terug naar huis.

maandag 25 april 2011

Een man van vele talen

Ik loop naar buiten om te gaan lezen in het park.
"Hello", roept iemand, "where are you from? Russia?" "No, Hollanda" roep ik achterom. "Hollanda? I lived in Venlo! Do you know Venlo?" Een man met puntige oren haalt me in. "Really?" vraag ik.
Ja, en hij heeft ook in Duitsland gestudeerd. Spreekt hij Nederlands? "Goedemiddag, eet smakelijk en links voorsorteren."
Francisco spreekt alle talen. Wil ik Engels met hem spreken? Frans? Duits? Hij spreekt het allemaal. Het is vreemd om een Dominicaan Duits te horen spreken.
Hij vertelt dat ie een uitzondering is hier. De meeste Dominicanen willen alleen maar eten, drinken, luieren en kinderen maken. Maar hij wil meer bereiken, daarom heeft hij veel talen geleerd en doet hij nu een computeropleiding. Zal hij me de school laten zien?
Okee, ik loop mee.
Maar het is een heel eind lopen, en onderweg ziet hij in een café een vriend die hij lang niet heeft gezien. Even begroeten. Ik word voorgesteld aan de vriend en nog een man. Ze doen iets juridisch. Zo zien ze er ook uit; strak in het pak. We zitten in zo 'n donker café waar ik altijd aan voorbijloop. Wil ik bier? Water? Ook goed. Galant wordt de fles voor me geopend.
De mannen praten met elkaar en richten zich af en toe in het Engels tot mij.
Dan worden er telefoonnummers uitgewisseld. Goed om je te zien, zeggen ze tegen Francisco, en dat het nu zo goed met je gaat. De mannen omhelzen elkaar en schudden mij hartelijk de hand.
Francisco holt weer voor me uit. Kijk, hier is de school. En nu zal ik een plek laten zien waar je 's middags rustig in de schaduw kunt zitten. Hij legt het verschil uit tussen een restaurant en een comedor; de laatste is voor de locals.
We zitten op een terras en ik eet een beetje gekruide rijst. Francisco zal me Spaanse woorden leren die ik wil weten. Ik wil weten wat de mannen van de guagua altijd roepen. Meteen trekt hij me aan mijn arm mee naar de stoep, waar er eentje passeert. Triomfantelijk kijkt ie me aan als de man in het busje z'n riedel afsteekt. Het zijn de straatnamen waar de guagua langs gaat. Maar dan heel snel.
Hij kletst maar door in alle talen, schrijft van alles voor me op. Ik word een beetje moe van hem.
Na tien happen rijst heb ik genoeg. Eigenlijk wil ik nu gewoon rustig m'n boek gaan lezen. Ik zeg dat ik met de guagua terug wil naar de Zona Colonial.
Dan begint Francisco over zijn geldproblemen en of ik hem - niet om ergens voor te betalen maar uit de goedheid van mijn hart - niet een bijdrage voor zijn studie wil geven?
Ik geef hem wat geld en dan zegt hij dat ik de rijst moet laten inpakken. Anders gooien ze het weg, zegt hij, en buiten stond daarnet nog een vrouw die het graag zou willen hebben. "Por llevar" moet ik zeggen tegen de ober. De rijst wordt netjes voor me ingepakt.
We lopen de comedor uit en er komt juist een guagua aan. Francisco houdt het busje aan en zegt tegen de chauffeur waar ik heen moet. Ik red het wel alleen hè.
Zeker. En anders word ik wel geholpen. Als het busje bij de Puerta del Conde stopt, zijn er minstens vier passagiers die naar me gebaren dat dit mijn uitstapplek is.
Aardig.

zondag 24 april 2011

Plaza de la cultura

"Met het reusachtige Teatro Nacional en vier grote musea vertegenwoordigt dit plein Dominicaanse kunst, cultuur en geschiedenis", staat in mijn toeristenboekje. Ik ga er heen met de guagua. Ik loop over de hoofdstraat waaraan dit complex moet liggen, en zie rechts van me een aantal grote gebouwen. Maar er loopt een lang hek om het terrein. Hoe kom ik daar door? Aha, ergens is een kleine poort in het hek. Er staat een bewaker bij, maar die houdt me niet tegen. Zo druk als het buiten het hek was, zo stil is het hier. Het terrein is groot en open en ziet eruit als een soort bouwplaats. Overal staan een soort lege tentjes van metalen buizen met daaraan doeken waarop 'Ministerio de Cultura' staat. Ik kom langs een gebouw waar Teatro Nacional op staat. Dit is dus de goede plek. Maar waar is het museum van de moderne kunst? Ergens in de leegte staan twee mannen te praten en die wijzen me waar ik heen moet. Over ongelijke steenbrokken loop ik langs nog meer buizententjes en dan hoor ik kinderen. Een grote groep schoolkinderen staat voor het volgende gebouw en jawel, dit is het museum dat ik zoek. Het lijkt dicht, maar als ik tegen de donkere, glazen deur duw, gaat die open. Ik sta in een enorme, lege ruimte. Twee mensen in uniform zien me binnenkomen en wijzen dat om de hoek de receptie is. Daar koop ik een kaartje. De schone kunst mag hier dan theoretisch erg belangrijk zijn, het museum is uitgestorven. In m'n eentje dwaal ik door grote zalen. Marmeren vloeren, witte muren en aan die muren per zaal twee of drie schilderijen. Lullige portretjes, grote abstracte doeken, fotocollages ... er zijn maar een paar dingen die ik mooi vind. Ik verbaas me vooral aan de absolute leegte hier. Na een tijdje stromen er tientallen kinderen in schooluniformen de trap op. Net als in de jardin botanica zijn dat de enige andere bezoekers die ik tegenkom. Kunst en cultuur is kennelijk vooral iets voor schoolkinderen.

zaterdag 23 april 2011

Guagua

Ik ken nu de belangrijkste grote Avenida's in dit deel van Santo Domingo en dat maakt het mogelijk om met de guagua te reizen.
Een guagua is een kleine bus, iets groter dan bij ons een negenpersoons busje. Het zijn ongelooflijk afgeragde dingen met links een dubbele rij stoelen en rechts een enkele, maar aan elke stoel zit een leuning die in het middenpad uitgeklapt kan worden. In de open deur van het busje staat een man, half binnen, half buiten. Overal waar langs de weg iemand stil straat, lijkt stil te staan of (misschien) aan komt lopen, stopt de guagua en loopt de man van de deuropening naar mensen toe om ze het busje in te praten. Mensen worden van de overkant gehaald, andere auto's tegengehouden zodat nieuwe passagiers kunnen oversteken. Dat gaat allemaal met veel geroep en gebaren.
Als ik instap is er nog ruimte genoeg. Ik blijf staan om te betalen, maar andere passagiers wijzen dat ik kan gaan zitten. Betalen doe je bij het uitstappen. Ik zit rechts voorin, voor de open deur. Voor me is nog een stoel. Er stappen steeds meer mensen in. Ik kijk om en tel er een stuk of vijftien. Maar de bijrijder blijft maar mensen binnenhalen. Als ik denk dat er echt niemand meer bij kan, wordt er nog opgeschoven of iets uitgeklapt. Op het stoeltje naast mij kruipen twee giechelende schoolmeiden.
Het gaat langzaam. Het verkeer zit vast, alles rijdt chaotisch kriskras door elkaar. Als niet alles eenrichtingverkeer was, zou het levensgevaarlijk zijn. Verkopers banen zich een weg tussen de auto's door en verkopen rustig hun handel door de open ramen.
Ook alle ramen van de guagua staan wijd open, maar we komen zo langzaam vooruit, dat dat weinig frisse lucht oplevert. Het is plakkerig warm, het ruikt naar uitlaatgassen maar vooral naar een zoetig mengsel van fruit en iets kruidigs. Met z’n drieën op twee stoeltjes zitten we niet echt comfortabel. Toch geniet ik van deze gekke busrit.
Na een half uur zijn we bij de rand van mijn wijk. Ik zie waar ik ben, maar had niet bang hoeven te zijn om het te missen. De chauffeur gebaart dat ik er hier uit moet. De meisjes naast me staan op om me door te laten. Ik stap over hun stoel heen naar de uitgang en geef de man aan de deur op goed geluk 50 peso's. Ik krijg er keurig 25 terug. Glimlachend loop ik terug naar mijn hotel. Leuke ontdekking, die guagua.

Luie dag

Zaterdag heb ik veel gelopen en zondag neem ik een luie dag.
Na het ontbijt loop ik naar een park in de buurt met in mijn tas een boek. Ik zoek een goed plekje uit om te gaan zitten lezen, maar verderop klinkt pianomuziek en ik loop nieuwsgierig een stukje verder.
Er staat een grote, witte partytent om de hoek, voor de ingang van een kerk. mensen met drankjes en hapjes lopen er rond en onder de tent staat een wit bankstel, een tafel met witte versiersels en bloemen er op en ook nog een tafeltje met een enorme, witte taart in drie verdiepingen.Een bruiloft, denk ik, en ik ga ergens zitten vanwaar ik de kerkdeur kan zien. Ik ben benieuwd hoe een Dominicaans bruidspaar er uit ziet.
Naast me komt een vrouw zitten die vriendelijk groet. "Een bruiloft?" vraag ik haar, maar nee, het is een doopfeest.
Het moet een belangrijke baby zijn, want er staan verschillende persmensen vlakbij de ingang van de kerk. Twee mannen met grote camera’s op hun schouder en iemand met een microfoon met zo’n grote, ronde stofkap, waarmee ze op televisie altijd de politici achtervolgen. Voor de kerkdeur worden twee lange stokken neergezet met vlaggen er aan. De Dominicaanse en een Japanse. Er verzamelen zich buiten ook veel Japanse gasten. Ze begroeten elkaar met twee stijve buigingen. Niemand raakt elkaar aan. Grappig, de Dominicanen raken elkaar juist voortdurend aan. Een van de Japanse mannen, gedistingeerd grijs en strak in het pak, draagt een grote pot met een jong boompje er in. Om de pot zit een sierlijk lint. Een geboorteboom, die samen met de baby groot moet worden.
Zodra alle gasten in de kerk verdwenen zijn, komt er een vrachtwagentje aan. Alle prachtige, witte attributen uit de feesttent worden afgebroken en ingeladen. Wat ze met de resten van de taart doen, zie ik niet. Een hoop mensen hier zouden er maar wat blij mee zijn.
Uit de kerk klinkt gezang. Een ijsverkoper met z'n karretje wacht geduldig tot de kerk weer uit gaat. Ik verlaat het park zonder dat ik aan m'n boek toegekomen ben.
Ook deze luie dag brengt helemaal vanzelf ervaringen mee.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...