donderdag 27 oktober 2011

Time out

Woensdag heb ik vrij. Tijd genoeg om een blogje te schrijven.
Maar eerst help ik H. Even met het meten van de beschoeiing langs het waterterras. Hij wil er een vlondertje langs maken voor mijn boot! Het kleine terras ligt vol riet en ander spul dat vorige week uit het water gehaald is.
Dat moet er eerst af en we brengen het meteen naar de afvalverwerking.
Als we terug zijn, nemen we de maten op en berekenen samen hoeveel hout we nodig hebben. “Ga je even mee?” vraagt H, “dan halen we het meteen. Kan ik vanmiddag nog beginnen.”
We rijden naar een houthandel waar we alles vinden wat nodig is. Het past in de auto en met de achterklep half open rijden we heel voorzichtig naar huis.
Uitladen, alles naar achteren sjouwen en dan veeg ik nog even het waterterras schoon. Terwijl ik bezig ben, zie ik dat er veel onkruid langs de randen groeit en dat trek ik meteen maar weg.
Intussen heeft H. z’n waadpak aangetrokken en is in de weer met een grondboor, puntige palen en een klein heiblok. Hij vraagt me om allerlei spullen aan te geven en aan te pakken.
Zo duurt het een tijd voordat mijn eigen klusje klaar is. Dan hoor ik bij de achterdeur mijn dochter roepen of ik mee ga boodschappen doen.
“Over een kwartiertje”, roep ik terug. Het kwartiertje loopt een beetje uit en ik zie ineens dat het al vier uur is. Een uur later zijn we terug. Eindelijk kan ik gaan schrijven.
Maar na een gesprekje met m’n schoonzoon over een computerprogramma dat hij voor me aan het installeren, moet ik pannenkoeken bakken, want dat had ik beloofd.
Kan ik dan na het eten mijn blogje maken? O nee, er is vanavond basketbal! Daar zou ik met H. naar toe... Altijd gezellig, zo’n basketbalwedstrijd. We juichen enthousiast, maar onze club verliest wel.
Om tien uur zijn we thuis en dan trek ik me terug om te bedenken waar ik over ga schrijven. Nog voor ik m’n eerste woord geschreven heb, gaat de deur open en komt mijn zoon me vertellen dat hij z’n boekverslag af heeft. Nou eens niet op het laatste nippertje. Natuurlijk moet ik hem daar even een compliment voor geven.
En dan ga ik er voor zitten om mijn wekelijkse blogje te verzinnen. De inspiratie is ver te zoeken.
Met vijf mensen in huis die allemaal vakantie hebben, is het leven hectisch. Er komt niet veel terecht van serieus bloggen.

woensdag 19 oktober 2011

Wantrouwen

Zes jaar was ik toen ik samen met een vriendinnetje langs de deuren ging met kleine boeketjes veldbloemen. We hadden samen bedacht dat we de bloemen zouden verkopen. Het geld moest natuurlijk naar een goed doel. Welk doel dat moest zijn hadden we snel besloten. Die middag gonsde het in het dorp van het nieuws over een oude mevrouw die terug kwam uit het ziekenhuis, waar haar been was afgezet. Gruwelijk en spannend vonden we dat. En een goed verhaal om mee langs de deuren te gaan.
Het werkte geweldig. Iedereen kocht bloemetjes en hoewel we de prijs op vijf cent hadden vastgesteld, gaven de meesten veel meer. Aan het eind van de middag hadden we twaalf gulden vijftig opgehaald. De plaatselijke groenteman gaf ons voor dat geld een prachtige fruitmand, die we trots en blij naar de mevrouw met één been brachten.
Hoe ze erop reageerde kan ik me niet herinneren. Wel dat er de volgende dag een klein berichtje in de krant stond met de kop “Kleuters bezorgen Mevrouw X. een verrassing.”
Het bericht vermeldde dat kleuters van het dorpsschooltje geld voor een fruitmand hadden opgehaald. Wij waren woest en zwaar beledigd. Kleuters… Puh, we waren ZES hoor, en de school had er helemaal niets mee te maken gehad!!
Vanaf dat moment heb ik een zeker wantrouwen tegen alles wat zwart op wit staat. Nu een klein deel van mijn werk bestaat uit het schrijven van nieuwsberichten, merk ik goed hoe terecht dat is. Met grote regelmaat kom ik nieuwtjes tegen die helemaal geen nieuws zijn.
Een bericht over een “doorbraak in de oogheelkunde” verschijnt in september 2011 op allerlei internetsites; na wat zoekwerk blijkt het een exacte kopie van een artikel uit 2009.
Kranten schrijven dat iemand een revolutionaire ontdekking op modegebied heeft gedaan: een jurk met melk als grondstof. Maar aan het eind van de Eerste Wereldoorlog werd ook al kleding gemaakt van eiwitten uit melk.
Geloof je het niet? Dat zou ik ook niet doen. Je vind tenslotte ook voortdurend de grootste onzin op internet.

zondag 9 oktober 2011

Samen wonen

Een gast en een vis blijven drie dagen fris.
Dat is een gezegde waar ik deze week regelmatig aan moet denken. Vanaf vorige week is .ons huishouden uitgebreid van drie naar vijf personen. Dochter E. en haar vriend komen een tijdje bij ons terwijl ze op zoek zijn naar een woning in Den Haag.
De ervaring leert, dat langdurig verblijf van E. hier vaak aanvaringen geeft. Ze woont al vier jaar op zichzelf en heeft zo haar eigen gewoontes. Dagelijkse vanzelfsprekendheden worden een discussiepunt.
Hoe gooien we het keukenafval weg en kan dat niet handiger? Gebruiken we halfvolle melk of magere? Hoe lang na de houdbaarheidsdatum wordt eten definitief afgekeurd? Hoe lang draag je kleding voor het in de was gaat? Gaat er wasverzachter bij of niet?
En dan hebben we het nog niet gehad over het verdelen van huishoudelijke taken.
Tot nu toe gaat het erg goed. Omdat de inwoners niet vroeg op hoeven, lopen we elkaar ’s morgens niet in de weg in de badkamer. We eten gezellig samen en op dagen dat wij werken, wordt er voor ons gekookt.
Ik probeer het huis extra opgeruimd te houden. In de keuken merk ik goed dat meer mensen meer afval produceren. Op een hoekje van het aanrecht staan voortdurend lege pakken van sap of ijsthee waar kleine rommeltjes in – en naast – gegooid worden en de bak voor plastic afval is altijd vol.
Vandaag ben ik het even helemaal zat. De gisteren geleegde plastic-bak staat half open omdat iemand er een paar grote verpakkingen heeft ingepropt. Daar bovenop zijn nog wat losse dingetjes gelegd zodat de boel er uit komt vallen als het deksel helemaal open gaat.
Ik laat m’n huisgenoten weten, dat nu maar eens iemand anders die bak buiten mag gaan leeggooien (het regent ook nog vandaag) want dat ík het dus niet doe! Er wordt beledigd gereageerd. “Ik kan er ook niks aan doen hoor.” en “Die bak is ook te klein”. “Onzin”, foeter ik. “Een grotere bak moet óók geleegd worden, en dan zal het ook wel aan mij overgelaten worden.”
De volgende die iets plastics heeft weg te gooien propt het tóch nog bij de volle bak in. Ik kan dat gepuil niet uitstaan, maar kijk een andere kant op. Ik ga een stukje schrijven en vergeet het plastic.
Een uurtje later komt er een zoete geur uit de keuken. Mijn dochter is een appeltaart aan het bakken. Demonstratief komt ze bij me langs met een bakje vol appelschillen. “Dit gooi ik even buiten in de compostbak”, deelt ze mee. Ik moet lachen. Meestal vermijdt ze de compostbak omdat die stinkt.
Vanavond hebben we dus appeltaart bij de koffie. Lekker. Maar ik ben wel benieuwd wie nou uiteindelijk dat plastic naar buiten gaat brengen.

zondag 2 oktober 2011

Designbank

We rijden naar de milieustraat om wat oude spullen weg te gooien. Achter in de auto een kleine tweezitsbank van het merk Ligne Roset. Zwart met donkerrood. Ruim twintig jaar geleden was het een forse uitgave, maar we vonden em zo mooi.
Toen het kliksysteem waarmee de kussens er aan en af konden, begon te haperen, vonden we dat erg jammer. De bank verhuisde naar een hoekje waar het “lamme” kussen tegen de muur kon leunen en nog later ging hij naar de leegstaande kamer van onze Haagse dochter E.
Nu ze tijdelijk weer bij ons in trekt, hebben we dan toch eindelijk besloten het bankje naar de stort te brengen.
Aan de ingang van de milieustraat wordt gevraagd wat je komt weggooien. “Matrassen?” vraagt één van de mannen in gele jasjes. “Een bankje”, zegt H. Ze kijken door het raampje hoe groot het is en H. stapt uit om het te laten zien. “Het was een mooie,” zegt hij, en voegt er plechtig aan toe: “Een designbank!” Met een dramatisch gebaar wijst hij naar de losse kussens achterin. “Maar nu is ie kapot.”
De mannen lachen een beetje en wijzen ons naar de kant, om een formulier in te vullen en te betalen. Dan kunnen we doorrijden naar boven. Daar is een speciale hoek voor bankstellen. Een beetje treurig gooien we onze tweezitter in onderdelen naar beneden, tussen de lompe, lelijke bankstellen die er al liggen. Als H. het laatste kussen laat zakken, staat één van de gele jasjes naast ons: “daar gaat het designbankje”, zegt ie. “Was het van Versace?”
“Nee, die niet”, zeg ik. “Maar we hebben em onderweg herdacht.”
“Herdacht…” Hij kijkt naar de bankstellenberg en zegt “ja, wat voor leuke dingen je allemaal op die bank gedaan hebt natuurlijk.” Een knipoog naar H. We lachen beleefd, lopen terug naar de auto en rijden het terrein af. De gele jasjes staan weer allebei aan de ingang en zwaaien naar ons.
Wij kijken elkaar aan, schieten in de lach en ik bedenk dat het bankje niet zo geschikt was voor de leuke dingen die die controleur in gedachten had. Maar plezier hebben we er wel van gehad. Vandaag voor het laatst. Grinnikend laten we het steeds verder achter ons. We gaan naar huis, waar E. dankbaar haar spullen heeft neergezet op de plek waar eerst ons designbankje stond.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...