vrijdag 31 januari 2014

Reïntegreren


Ik loop net de Hema uit en naar mijn fiets als m’n telefoon gaat. Een onbekend Nederlands nummer. Ik neem op, maar de verbinding floept meteen weg. Als ik het nummer terugbel, hoor ik een mannenstem: “Met Kees”
“Dag Kees”, zeg ik, “je hebt me net gebeld”.
Intussen probeer ik te bedenken wie Kees is. Ik heb een goede kennis met die naam, maar die heeft een lichtere stem. Een collega Kees heb ik ook. Met hem heb ik maar heel af en toe te maken en het zou zijn stem kunnen zijn.
“Eh ja, ik zat net m’n agenda leeg te maken… en toen vroeg ik me af of ik je nou al gebeld had of niet”, zegt Kees door de telefoon, “maar eh, ik had dus al gebeld.”
Nu weet ik met wie ik praat. Het is de Arbo-arts. Gisteren heeft hij me gebeld en heb ik hem verteld dat het goed gaat. Dat ik vanaf deze week weer 100% aan het werk ben. Hij heeft me gefeliciteerd en een goed weekend gewenst. Dat doet hij nu nog een keer.
Ik klik Kees weg en lach hardop. Maar eigenlijk is het treurig.

Vanaf mijn ongeluk in juli vorig jaar heb ik een keer of vijf contact gehad met deze arbo-arts en hoewel hij altijd erg vriendelijk is, voel ik me niet prettig bij die gesprekken. De eerste keer had hij geen idee waarom ik thuis zat. De tweede keer had hij het over een versleten heup, terwijl ik de mijne gebroken had. Alle keren leek hij zich totaal niet voorbereid te hebben. En steeds kreeg ik een keurige “evaluatie voortgang reïntegratie” waarin ik teruglas wat ik hem verteld had over hoeveel ik weer werkte en dat dat goed ging.
Ik begrijp dat er een zekere controle moet zijn vanuit een werkgever naar ziek gemelde werknemers. Maar deze procedure komt me voor als volkomen onzinnig.

Ik heb in overleg met mijn directe chef zo snel mogelijk weer taken opgepakt en bouw dat op. Het enige dat de arbo doet, is af en toe bellen en dat wat mijn werkgever en ik al weten in een opgeblazen “Periodieke evaluatie” zetten.”Vanuit de privacywetgeving ontvangt uw werkgever van ons geen inhoudelijke en/of medische informatie over uw gesprek met onze professional.” Staat er ook nog in de begeleidende brief.
Dat is maar goed ook, want onze professional zou toch zomaar de verkeerde inhoudelijke of medische informatie kunnen geven.

Ik ben benieuwd of dit laatste gesprek met Kees ook nog een evaluatierapport oplevert. Veel kan hij gisteren niet opgeschreven hebben en van z’n geheugen moeten we het blijkbaar ook niet hebben. Maar ook zonder arbo arts weet ik wel hoe de zaken er voor staan. Ik ben voor 100% terug op de werkvloer. Volgende week trakteer ik.

zaterdag 25 januari 2014

Niemand gaat angstvallig voor me opzij

Met mijn dochter ben ik in de supermarkt. We zijn op de fiets even naar het dorp om nog wat kleine boodschappen te halen. Terwijl ik achter haar tussen de schappen door loop, voel ik een brede glimlach op mijn gezicht. Niemand gaat angstvallig voor me opzij, niemand laat me voor; ik loop zonder krukken.
De ene kruk die ik voor alle zekerheid had meegenomen zit nog in mijn fietstas.

Op 27 november 2013 kreeg ik een kunstheup. Volgens de informatie van het ziekenhuis zou het ongeveer acht weken duren voordat ik weer zo’n beetje normaal kon functioneren. En ze hadden gelijk.
Een week na de operatie hinkte ik tot mijn tevredenheid, leunend op twee krukken, mijn eerste blokje om.
Nog een week later had ik geen middagdutjes meer nodig
Na drie weken was ik van de pijnstillers af en ging ik voor het eerst een half dagje werken.
Op 27 december, een maand na de operatie was ik een hele dag met E. op de kerstmarkt in Oberhausen. Een groot deel van de tijd duwde ze me voort in een rolstoel.
Na zes weken was ik voor 75% aan het werk. Meestal thuis, waar ik kan inloggen op mijn werkomgeving.
Binnen zeven weken kreeg ik de zegen van mijn chirurg om weer op de fiets te stappen en dat bleek heel goed te gaan.
En nu zijn de magische acht weken om en ga ik heel gewoon op een zaterdagmiddag met mijn dochter op de fiets naar het dorp waar we doodnormaal een winkel door lopen. Er stijgt een “JOEPIE” gevoel in me op, maar ik zeg alleen maar tegen E: “Weet je hoe fijn het is om gewoon zonder krukken door de winkel te lopen!”

Als we weer thuis zijn, zie ik de rolstoel in de hal staan. Ik heb er al een paar weken niet meer in gezeten, maar wilde hem nog even houden voor het geval we nog een dagje op pad gaan. Volgende week brengen we E. naar Schiphol om haar uit te zwaaien. We zullen met haar meelopen door de lange gangen tot ze door de douane gaat. Dan nemen we afscheid voor een half jaar. Misschien moet ik voordat we teruglopen even gaan zitten - om van de emotie te bekomen -, maar een rolstoel heb ik niet meer nodig. Echt niet.



dinsdag 21 januari 2014

Charley’s gedaanteverwisseling


Onze Charley was al behoorlijk oud, maar dat het zo slecht met hem ging, hadden we eigenlijk niet in de gaten. Zelfs toen hij vanbinnen begon te verkruimelen, begrepen we niet meteen wat er aan de hand was. We vroegen ons dagenlang af, waar toch dat zwarte stof vandaan kwam dat steeds weer op de vloer lag. 
Het bleek dat de vulling van onze goeie ouwe Charley helemaal gaar was. Het schuimrubber onder zijn zwartleren jas viel uit elkaar. Jammer, want het was een fijne, comfortabele stoel. Niet al onze meubels hebben namen, maar de twee Charley's van Montis wel. En hoewel we het tweede exemplaar wat later gekocht hadden, bleek dat er van binnen bijna net zo slecht aan toe.
Na een paar weken kruimeltjes zuigen, moet er iets gebeuren. Zou het de moeite waard zijn om de stoelen opnieuw te laten stofferen? Een ter zake kundige vriend raadt het ons af. Ze zijn echt op. Dus nemen we het kloeke besluit om de twee stoelen weg te doen. Naar de stort. 
 

Op een zaterdagmorgen zet H. Ze midden in de kamer, ritst de hoezen open en zet Charley en Charley genadeloos in hun blote, schuimrubberen bast. De hoezen zijn weliswaar bij de zittingen en armleuningen flink versleten, maar er zijn ook nog grote stukken leer mooi en gaaf.
H. en ik zijn geen liefhebbers van een wegwerpmaatschappij. Wat nog bruikbaar is, gooien we liever niet weg. En voor de gave stukken hoes weten we meteen een bestemming: MyCruckies.
Onze eerder genoemde ter zake kundige vriend is eigenaar van een startend bedrijfje: Zitschik. Versleten merkstoelen knapt hij op en stoffeert ze opnieuw. Maar hij heeft ook kort geleden een nieuwe krukkenlijn gelanceerd: krukjes die bekleed worden met materiaal van gebruikte kledingstukken. 

Een prijsvraag om een naam voor deze krukken te verzinnen werd gewonnen door mijn eigen H. en sinds kort hebben we de prijs in huis, namelijk één van de eerste MyCruckie prototypes. Met de jassen van onze Charley's zouden makkelijk nog drie van zulke krukken bekleed kunnen worden.
De afgestroopte hoezen gaan dus netjes elk in een vuilniszak in afwachting van een nieuw leven... Als MyCruckies van Zitschik.

zaterdag 11 januari 2014

Fietsen

Mijn fysiotherapeute is ziek dus vandaag heb ik een vervanger. Hij kijkt kritisch hoe ik loop en geeft me een extra oefening om mijn rechterbeen beter te strekken. Over de mate waarin ik mijn knie kan optrekken is hij tevreden. Hij vraagt of ik een hometrainer heb. Niet dus. “Probeer er een op de kop te tikken”, adviseert hij. Want buiten fietsen vindt hij nog geen aanrader. “Als je plotseling moet stoppen, moet je wel goed op allebei je benen kunnen staan”
Als hij weg is, vind ik op marktplaats een hometrainer in de buurt voor twee tientjes.

Maar ik wacht nog even voor ik daar achteraan ga. Ik wil veel liever gewoon fietsen. Dat zou me een stuk onafhankelijker maken. Na mijn eerste heupoperatie begon ik onder begeleiding van mijn vaste fysiotherapeute ook voorzichtig met fietsen toen ik nog met krukken liep. Ik besluit aan de chirurg te vragen wat die er van vindt. Morgen heb ik een controleafspraak in het ziekenhuis.

H. gaat met me mee naar het ziekenhuis. Ik heb geen moeite met de lange gangen, al heb ik maar één kruk meegenomen. Het gaat best goed.
We moeten een tijdje wachten voordat de chirurg binnenkomt. “Ik wil even zien hoe je loopt”, zegt hij vriendelijk nadat we elkaar een hand hebben gegeven. Zo netjes mogelijk loop ik naar de deur en terug. Hij knikt en gaat voor me staan. Meet met zijn handen de hoogte van mijn heupen en voelt langs de buitenkant van mijn bovenbenen. Dan loopt hij om het bureau heen naar zijn plaatsje achter de computer. “Daar zit bijna geen verschil meer tussen”, zegt hij enthousiast. “En je spieren waren zo’n beetje helemaal weg hoor. Weet je nog wat een dun beentje dat was na de operatie?”
Eerlijk gezegd weet ik dat niet. “Ik weet vooral nog dat er een groot gat in zat”, zeg ik. Hij lacht en zoekt op de computer naar mijn foto’s.

Beeldvullend komen mijn botten op het scherm. Rechts licht de kunstheup wit op. Tevreden kijkt de chirurg naar het beeld. “Zo ziet het er nu uit”, zegt hij en gebaart naar de computer. “Mooi hè”. Ik moet een beetje lachen; hij heeft de operatie zelf gedaan en zit dus vooral zijn eigen werk te bewonderen.
”Goed gedaan,” zeg ik tegen hem en H. sluit zich daar joviaal bij aan. Hij geeft hem nog net geen schouderklopje.
En dan komt mijn fietsvraag. In de officiële richtlijnen staat dat het na acht weken weer mag. Maar nu het zo goed gaat, mag  ik het misschien nu al proberen? En hoe zit het met autorijden?  De chirurg hoeft er niet lang over na te denken. “Ga maar rustig fietsen en autorijden”, zegt hij. Maar als ik voorzichtig vraag naar de vooruitzichten wat betreft hardlopen, is hij net zo snel met een afwijzing. “Ik zou het niet doen”, zegt hij eerlijk. “Het kan wel, maar daarmee verkort je de levensduur van zo’n kunstheup. Je kunt beter gaan wandelen…. De Vierdaagse!”
Ik schud mijn hoofd. Die maar niet. Maar dat ik mag gaan fietsen vind ik echt fijn!

Aan het eind van de middag haalt H. mijn fiets uit de schuur. Hij zal voor alle zekerheid mee rennen als ik voor de eerste keer weer opstap. Het is niet nodig. Ik fiets zó weg. Tot het einde van de straat en terug. Meer hoeft vandaag niet.
Lachend ga ik weer naar binnen. Het voelt alsof ik word vrijgelaten!


woensdag 8 januari 2014

Oud huis, nieuwe bewoners


Net elf uur geweest. We zijn mooi op tijd. Mijn dochter parkeert de auto netjes voor de heg en als we uitgestapt zijn, blijven we even staan kijken naar het huis. 
 De tuin ligt er netjes bij en er staat een klein bankje buiten voor het raam. De eerste voorbode van alle veranderingen in het huis van mijn overleden vader.
We lopen gewoontegetrouw naar de schuurdeur achter. Die staat wijd open en we stappen aarzelend naar binnen. "Hallo?" 
Sinds twee weken hebben we tijdelijke huurders: een moeder en dochter, die dringend woonruimte zochten en erg blij zijn met dit voorlopige onderdak. In ruil voor een schappelijke huurprijs knappen ze het huis van binnen op. 

We worden hartelijk verwelkomd door M., die zich verontschuldigt voor de rommel; de stofzuiger heeft het vanmorgen begeven. De vloer ligt inderdaad vol witte flintertjes van iets, maar daar kijken we overheen. Midden in de kamer staat een nieuwe, lage bank met gezellige schapenbontjes erop en de wandkast is verplaatst naar een andere muur. De ingebouwde boekenkast is nu een nis, die lichtblauw geverfd is.  Één muur is vrijgemaakt om te gaan witten.
Er moet duidelijk nog het een en ander gebeuren, maar het oogt ruimer dan vroeger. De muffe geur van leegstand is weg. Toch is het nog helemaal mijn ouderlijk huis. De schilderijen van mijn moeder hangen nog steeds aan de muur en ook de eettafel en stoelen zijn gebleven. 

M. biedt ons koffie en thee aan en vanaf de lage bank kijken we rond. De gordijnen zijn weg. Het oude, elektronische orgel van mijn vader staat er nog. We hebben het niet over ons hart kunnen verkrijgen om dat gekke orgel weg te doen. "We hadden in de kerstvakantie logé's die er geweldig lol mee hadden", vertelt M. Het blijft dus gewoon nog een tijdje staan.
Na de koffie maken we een rondje door het huis. De voordeur, waarvan ik me niet kan herinneren dat we hem ooit gebruikten, wordt in ere hersteld. M. vertelt dat het volgens de feng sui regels verkeerde energie brengt om de voordeur dicht te laten en de achterdeur open. Van achter je rug kunnen vervelende onverwachte dingen binnen komen. Ik lach dat we het dan toch wel heel lang erg verkeerd hebben gedaan. Ze kan het hebben. "Ach, het heeft ook wel iets sympathieks als mensen gewoon achterom kunnen lopen en binnenkomen." 

Boven is hard gewerkt. De vroegere slaapkamer van mijn ouders is helderwit geschilderd en wat ooit mijn kamer was, wordt nu onder handen genomen. Het behang met vochtvlekken is er af getrokken en de oude vloerbedekking weggehaald. Ik herinner me de planken vloeren als ik ze zie. Dat is lang geleden...
Dan gaan we terug naar de schuur, waar E. een aantal dozen had opgeslagen die ze nu mee wil nemen. Het is vochtig in de schuur. Zó vochtig dat ze de spullen niet langer wil laten staan. Dat blijkt heel terecht: de onderste verhuisdozen vallen bijna uit elkaar. E. Moet de inhoud overhevelen in twee verse dozen om het mee te kunnen nemen.
M. loopt mee naar de auto en zegt dat we altijd welkom zijn. Vanuit een volgepakte auto zwaaien we naar haar. Als we de hoek om draaien zie ik haar naar binnen gaan door de voordeur van het huis.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...