zondag 26 oktober 2014

Tour de Krommenie

Sinds mijn schoonouders zijn overleden is er een centraal punt in de familie weggevallen. De jaarlijkse bijeenkomst die er altijd was rond hun verjaardagen (twee dagen uit elkaar), hield op. Met vijf zoons, dertien kleinkinderen, alle bijbehorende partners en inmiddels 23 achterkleinkinderen is de familie behoorlijk groot. Niemand neemt het op zich om voor dat hele gezelschap regelmatig een feestje te blijven organiseren, al roept er af en toe iemand dat het leuk zou zijn om dat weer eens te doen.
Een paar jaar geleden zijn we wel begonnen met een traditie op kleinere schaal: een broersdag. Afgelopen weekend kwamen voor de derde keer de vijf broers met aanhang bij elkaar. Deze keer in Krommenie, waar ze allemaal geboren zijn.
De organiserende broer heeft bedacht om een nostalgische toer door het dorp te maken, te beginnen met een bezoek aan de speeltuinvereniging. Die is namelijk gevestigd in het gebouw waar de broertjes vroeger naar kleuterschool De Blokkendoos gingen. 

Er is een afspraak gemaakt met iemand die ons binnen zal laten in het gebouw, waar volgens zwager en schoonzus de oude tegeltjes van de kleuterschool nog te zien zijn.

Als we op de afgesproken tijd bij de speeltuin komen, is er niemand te zien. Zwager B. probeert de beheerder te pakken te krijgen en baalt als dat niet lukt. Na een kwartiertje wachten en bellen, besluiten we door te lopen. In het centrum van Krommenie staan veel mooie, historische pandjes, maar ons extraatje is dat elk van de broers wel ergens een bijzondere herinnering aan heeft.

“Hier heb ik mijn eerste gitaarles gehad.” Zegt mijn H. bij een karakteristieke, groene gevel. Ik kijk hem verbaasd aan. “Gitaarles?” Ik denk even na.
“Hoeveel lessen kwamen er nog na die eerste les?”
“Niet zo veel”, grinnikt hij en dát verbaast me dan weer niks.

Iets verderop vertelt iemand dat dit gebouw een schuilkerk is. Aan de voorkant is het een woonhuis, maar erachter staat een groot, rechthoekig gebouw dat meer op een schuur lijkt dan op een kerk. We lopen er langs en dan komt er een man naar buiten. Eén van de broers legt uit wat we hier met z’n allen doen en de man vraagt of we de kerk misschien van binnen willen zien. 
Binnenin is het wel degelijk een kerk, met een orgel, een preekstoel, heiligenbeelden en ornamenten. Tijdens de spontane rondleiding vertelt hij over de geschiedenis van het gebouw en van het Oud-katholicisme.

Later lopen we langzaam door de hoofdstraat, regelmatig stilstaand om gevels te bekijken, informatiebordjes te lezen of een verhaal aan te horen van B. of een andere broer.
Het hoogtepunt is het geboortehuis. Hier hebben mijn schoonouders in de oorlog twee Joodse onderduikers in huis gehad. Iedereen kent het verhaal, maar nu zijn we met z’n allen op de plek waar het gebeurde. “Door dit raam keek die Joodse man wel eens naar buiten”, vertelt een zwager me. “Levensgevaarlijk natuurlijk. Als iemand hem verraden had, waren pa en ma er niet meer geweest en wij ook niet.” De benedenverdieping van het huis is nu een telefoonwinkel. Een meisje achter de toonbank ziet ons voor de open deur rondhangen en vraagt of ze iemand kan helpen. “Wij hebben hier gewoond”, zegt F. “Hier zat ik vroeger op het toilet”, hij wijst naar een plek in de etalage. Het meisje moet lachen.

Een paar huizen verder staat een groot gebouw waar vroeger een soort ziekenhuis in zat. Een paar van de broers zijn daar ter wereld gekomen en verschillende vrouwen uit de familie hebben er in de verpleging gewerkt. “Jullie moeder toch ook”, meent een van de schoonzussen, en dan volgt er weer een historisch verhaal over wanneer wie waar werkte.
Juist als ik denk dat mijn hoofd nu wel even vol zit met al die historische informatie, gaan we naar binnen bij een café. Daar wordt het eerste deel van de broersdag afgesloten met een drankje. We zijn het er over eens dat het leuk en bijzonder is om eens met zo veel aandacht door dat dorp te lopen dat iedereen eigenlijk wel kende. Ondanks de misser bij de speeltuinvereniging was het een geslaagde tour de Krommenie.


woensdag 22 oktober 2014

Kruidentuintje

Mijn kruiden-/groententuintje heeft het dit jaar niet erg best gedaan.
Twee lusteloze tomatenplanten gaven hooguit vijf tomaatjes; een ingezaaid bedje ruccola bracht niets anders voort dan miezerige sprietjes die gingen bloeien voordat er ook maar een fatsoenlijk blad aan had gezeten. De basilicum werd opgegeten door iets dat het daglicht niet kon verdragen en om de blaadjes van de marjolein goed te zien, had ik een vergrootglas nodig. Zelfs de munt, een beruchte woekeraar, had armoedige blaadjes met bruine randjes.
Alleen de salie stond te pronken met een overvloed aan grijsgroen, geurig blad en ook de tijm deed z’n best. Maar gemiddeld was de opbrengst van de twee vierkante meter tuin niet om over naar huis te schrijven.

 In dit prachtige, zomerse oktoberweekend besluit ik om de zaken rigoureus aan te pakken. Ik maak het hele stuk grond leeg. Winterharde planten zet ik opzij in een pot, de klinkertjes die het tuintje in vakken verdelen, graaf ik op en ik spit de boel om. Dat is nog een hele klus, al is het maar een klein oppervlak. Ik ben een tijd bezig om de emmer uit te graven, waar ik een paar jaar geleden de munt in heb gezet. Het helpt inderdaad tegen het woekeren, maar blijkbaar gedijt de plant niet echt goed in gevangenschap. De emmer gaat er uit. De enige die mag blijven staan, is de salie. Maar ik knip hem wel kort.

Bij het graven en spitten kom ik veel stenen tegen. Eén ervan lijkt op een krokodillenkop. Die bewaar ik. De rest gooi ik in een hoekje waar ik er geen last van heb. Dan breng ik een paar emmers vol aarde over naar een andere plek en maak de grond vruchtbaarder met een paar emmers compost.

Ik neem een lange pauze, waarin ik tevreden naar het vlakke, kale stukje tuin kijk. Intussen bedenk ik dat er geen vakjes meer komen, behalve dan voor de munt. Iemand heeft me verteld, dat je in zo’n tuintje een evenwichtige verdeling moet maken van planten waarvan je het blad eet, die waarvan je de vrucht eet en die waarvan je de wortel eet. Best logisch eigenlijk. Volgend voorjaar ga ik daar dus rekening mee houden. Maar nu heb ik alleen maar winterharde bladplanten en die zet ik dan maar gewoon een beetje langs de rand.

Als alles klaar is, voel ik mijn rug.
De rest van de tuin laat ik lekker rommelig voor de mogelijke gasten. Egels bijvoorbeeld, die houden hun winterslaap echt niet in een kaalgeknipte tuin. En ook de vogels scharrelen liever rond tussen een wirwar van plantenresten. Het omgespitte kruidentuintje steekt keurig af tegen de ruige rest. Zo is het wel mooi geweest. Tevreden ga ik naar binnen, waar ik een paar achtergehouden takken salie in een vaasje in de vensterbank zet. Zo blijven ze nog minstens een week goed. Dan kunnen we nog één keer varkenshaas met verse salie (saltimbocca) maken.


zondag 19 oktober 2014

Ontbijtjes

Zaterdagmorgen. We zijn niet vroeg voor de wekelijkse boodschappen, maar gelukkig vinden we toch nog een parkeerplekje. Als we bij de Albert Heijn naar binnen gaan, zien we dat er doosjes worden uitgedeeld aan mensen die de winkel verlaten.
“Wilt u een ontbijtje meneer?”
Voordat de man die wordt aangesproken het doosje heeft kunnen aanpakken, roept H. opgewekt “Geef die meneer er maar twee! Hij heeft thuis een hele lieve vrouw.” De man is een oud collega van hem en hij loopt grinnikend op hem af om hem te begroeten. Het ontbijtmeisje legt lachend twee doosjes en twee verpakte broodjes in het boodschappenkarretje en vraagt aan H. of hij ook een ontbijtje wil.
“Wij moeten eerst de winkel nog door”, zegt hij. “Je staat er straks vast ook nog wel.”
Het meisje kijkt op haar horloge en fronst. “Nou…. Officieel delen we ze tot 12 uur uit. Ik geef u er voor alle zekerheid nú alvast twee.”
H. bedankt haar en we lopen de winkel in.

Een half uurtje later staan we bij de kassa. Achter ons sluit een man aan met een bijna leeg karretje en H. vraagt hem hoffelijk of hij vóór wil. In één adem zegt hij tegen een oude man die met drie pakjes lucifers aan komt dat híj dan ook maar even voor moet gaan.
De caissière raakt er van in de war, want onze boodschappen staan al op de band. Er ontstaat een vrolijk geharrewar en als de oude man ten slotte zijn lucifers wil afrekenen, blijkt hij alleen contant geld bij zich te hebben, terwijl dit een pin-kassa is.
H. zegt wat ik denk: “Dan pin ik dat toch voor u!”
Als de man terug wil betalen, wimpelt hij het af.
“Wij hebben gratis ontbijtjes gekregen, krijgt u gratis lucifers.”
Hij vindt het prima en we kijken hem na terwijl hij langzaam naar de uitgang loopt. Daar staan nog steeds mensen ontbijtjes uit te delen. De broodjes zijn op, maar er staat nog een flinke stapel van de kartonnen bakjes. Ik krijg er twee in mijn kar gemikt voordat ik kan zeggen dat we er al twee hebben. H., die een paar meter achter me loopt, krijgt ook twee doosjes in z’n handen geduwd. Kennelijk willen ze de spullen graag kwijt. 

En zo komen we thuis met zes pakketjes, waarin: twee kleine kuipjes boter, een minipotje jam, een miniverpakking met honing en een theezakje.
De volgende morgen doen we opbakbroodjes in de oven en zetten een mandje vol mini’s op tafel. Het ziet er gezellig uit. We houden ruim genoeg over om weg te geven aan een vriendin met kinderen. Die hebben er vast net zo veel plezier van als wij. 

vrijdag 3 oktober 2014

Salsa dansles












Eén twee drie niks
Vijf zes zeven niks
Achter voor bijtrekken
Voor achter bijtrekken
Rechts links rechts
Links rechts links

Eindelijk ben ik begonnen met salsadansen
Het leek me al jaren leuk, maar mijn man wil niet meedoen.
Nu ik het hardlopen er aan heb moeten geven, wilde ik iets anders sportiefs gaan doen, en daar kwam de salsa weer opduiken in mijn gedachten. Je moet toch ook zónder partner op salsa les kunnen… Ik ging op zoek op internet en ja, het kan.
Ladies freestyle heet deze cursus en dat houdt in dat
a.       er alleen vrouwen meedoen
b.      je zonder partner leert dansen
Volgens de informatie op de website kun je trouwens als je de freestyle beheerst net zo makkelijk ook mét partner dansen.

Een beetje benauwd overwoog ik om naar een proefles te gaan. Wat nou als er alleen maar meiden van twintig waren? “Dan hou je het verder toch gewoon voor gezien”, zei mijn dochter wijs. “Het is maar een proefles.” Ze had natuurlijk helemaal gelijk, maar ik ging toch met een beetje buikpijn naar de dansschool. Dat viel erg mee. Weliswaar was ik echt wel de oudste deelneemster, maar het was toch een redelijk gemengd gezelschap. Het dansen was leuk genoeg om me meteen maar in te schrijven.

Nu heb ik drie lessen gehad en het wordt alleen maar leuker. Een energieke lerares brengt ons de basistechnieken bij. Voordoen, een keer rustig oefenen, een paar keer wat sneller en dan op muziek Een uur lang dansen we voor een spiegelwand de bekende en nieuw geleerde passen. Er zijn meiden die soepel dansen alsof ze het al jaren doen en er zijn er die de grootste moeite hebben met tellen. Ik zit er ergens tussenin en voel me niet uit de toon vallen in de groep.

Na de les fiets ik naar huis. In mijn hoofd herhaal ik de danspassen die we vanavond geleerd hebben. Ik trap stevig door en ik lach in mezelf. Kijk me hier sportief zijn: een half uur heen fietsen, een uur lang dansen en dan een half uur terug fietsen. Dat had ik me toch een jaar geleden niet kunnen voorstellen. En niemand daar in de dansschool weet, dat ik de heupwiegende salsa met een kunstheup wieg.

Eén twee drie -
Vijf zes zeven -
Sidestep,
Basispas
Suzi Q
Ben benieuwd wat we er volgende week bij leren!





Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...