vrijdag 26 februari 2016

Brief van de belasting


Geconcentreerd leest F. de zinnen op die ik voor haar heb opgeschreven. In elke zin vult ze het goede voorzetsel in. Schrijven gaat haar goed af en het lezen van de Nederlandse taal gaat ook behoorlijk goed. Maar praten vindt ze moeilijk. Daarom bedenk ik elke week een paar onderwerpen om over te praten.

Vorige week vroeg ik haar om iets te vertellen over haar beste vriendin. Die had net haar inburgeringsexamen gedaan. Voor vier van de vijf onderdelen is ze geslaagd. F. mist haar vriendin in de klas, want na het examen gaat die niet meer naar school. Dat laatste vak moet ze op eigen kracht bijspijkeren, gelukkig nog wel met hulp van een taalcoach.

blauwe envelop
Voor deze week heb ik als oefening opgeschreven: ‘Je hebt een brief van de belasting gekregen die je niet helemaal begrijpt. Vraag hulp aan je contactpersoon.’ F. begint de opdracht te lezen: ‘je hebt een brief van de belasting gekregen’. Ze kijkt op en roept: ‘Ik héb een brief van de belasting gekregen. Gisteren!’

Struikelend over haar woorden vertelt ze dat in die brief stond dat ze een fors bedrag moet betalen: meer dan duizend euro. En dat ze haar contactpersoon heeft gebeld, die samen met haar de brief heeft doorgenomen. Ze had twee maanden te veel toeslag gekregen voor de kinderopvang van haar twee peutertjes, maar wat ze nu moest terugbetalen was veel te veel…

In de emotie verhaspelt F. haar werkwoorden en gooit de zinsvolgorde door elkaar, maar ik begrijp haar verhaal goed. Haar contactpersoon van Vluchtelingenwerk heeft met de belasting gebeld en geeft haar advies. De paniek is bezworen en ze vertrouwt erop dat het in orde komt.

Nu dat duidelijk is, vraag ik haar om het verhaal nog eens te vertellen, maar nu langzaam en met mooie zinnen. Dat doet ze. Als ze er genoeg tijd voor neemt, maakt ze keurige zinnen, waar maar af en toe een fout in zit. ‘Maar je vertelde het de eerste keer ook goed’, zeg ik tegen haar. “Ik kon goed begrijpen wat je zei.” Ze lacht een beetje.

Dan vertelt ze dat ze haar inburgeringsexamen in juni al wil doen. Het staat eigenlijk gepland in augustus, maar dat is net na de vakantieperiode. Ze wil het liever vóór de vakantie doen. Eind juni. We tellen samen: dat is al over vier maanden. Spannend!  Ik vraag of ze weet wat dapper betekent. Ze schudt haar hoofd en ik vertaal het in haar halve moedertaal Frans. Brave. “Ik vind het dapper van je”, zeg ik. En we spreken af dat we goed gaan oefenen met het moeilijkste onderdeel: Nederlands praten.

zaterdag 20 februari 2016

Rijstkoker

Sinds mijn zoon drie maanden in Japan heeft gewoond, is hij enthousiast over de rijstkoker. Volgens hem de ideale manier om rijst mee klaar te maken. Kort geleden kwamen we er een tegen in de aanbieding bij de Lidl, die we – impulsaankoop – voor hem meenamen. Maar wegens ruimtegebrek in het keukentje van J. logeert die pan nu voorlopig nog bij ons.  Toen J. vorig weekend thuis was en we rijst wilden gaan koken, zagen we in de gebruiksaanwijzing dat de rijstkoker eerst uitgebreid moest proefdraaien met alleen water. Omdat we te veel honger en te weinig tijd hadden, werd de introductie uitgesteld.


Vanmiddag haal ik rijstkoker en gebruiksaanwijzing weer tevoorschijn. Ik sla het bijbehorende boekje open en als ik niet zo’n koelbloedig type was, had ik de pan waarschijnlijk meteen teruggebracht naar de winkel: de eerste drie bladzijden zijn gewijd aan veiligheidsvoorschriften. Onder de kop “Gevaar voor elektrische schok” wordt uitgebreid gewaarschuwd voor de gevaren van elektriciteit, met name in combinatie met water. Een pagina vol alarmerende opmerkingen over wat je wel en wat je vooral níet moet doen met het snoer en de stekker. Dan volgt een kader met de titel: “Waarschuwing letselgevaar”. Op de volgende bladzij volgen nóg drie kadertjes met diezelfde titel, steeds vetgedrukt met een uitroepteken. Tenslotte is er een hoofdstukje dat heet: “Let op – materiële schade!”
De meeste waarschuwingen komen erop neer dat stoom erg heet is en dat je daar brandwonden van kunt krijgen. Desalniettemin mag het apparaat gebruikt worden ‘door personen met beperkte fysieke, zintuigelijke of geestelijke vermogens of gebrek aan ervaring en/of kennis, mits ze onder toezicht staan of over het veilige gebruik van het apparaat zijn geïnstrueerd en de daaruit resulterende gevaren hebben begrepen.’ Voor kinderen onder de acht jaar gelden dezelfde voorwaarden.
Terwijl ik al deze ernstige zaken nog eens doorlees, staat de rijstkoker op het aanrecht te stomen en ik zie dat ik hem beter niet onder het aanrechtkastje had kunnen zetten. De onderkant ervan drupt al van de stoom. Hé, dat hadden ze ook wel even kunnen melden…


Als ik een uur later de iets afgekoelde pan wil openen, ontdek ik dat dat alleen kan door bovenop de pan een knop in te drukken terwijl je het deksel optilt. Zelfs nu is de stoom onaangenaam heet aan mijn handen. Geen wonder dat ze zoveel waarschuwingen in het boekje zetten. 
Goed, de rijstkoker is nu klaar voor gebruik. En ik weet nu al dat ik een achtjarige, ook na zorgvuldige instructie, beslist niet met deze pan alleen zou laten. Om het over een verstandelijk beperkt persoon nog niet te hebben. Maar mijn zoon is volwassen en alle behalve verstandelijk beperkt. Ik hoop dat hij het apparaat handig vindt en dat hij het binnenkort meeneemt naar Leiden. Kan ie lekker sushirijst gaan koken.

zaterdag 13 februari 2016

Huilen met de wolven

Het is donderdagmorgen en ik loop van mijn werkplek naar studio 6, waar mijn kindertijdschrift vanmorgen opgenomen wordt. Vaste voorlezer B. is er al. Terwijl de technicus het computerprogramma ophaalt waar we in gaan werken, komt ook R. binnen. We praten een paar minuten bij en dan gaan de twee met hun draaiboek de opnamestudio in, terwijl ik naast de technicus in de buitenruimte achter het schuivenpaneel blijf zitten.

“Zijn jullie stemmen al wakker genoeg voor wat wolvengehuil?” vraag ik over de intercom. Ons themanummer gaat over wolven en al na drie zinnen staat in het draaiboek dat ze samen een
huilconcert nadoen.
“Het is nog wel vroeg,” vinden mijn lezers, maar ze zullen het proberen.
We starten de begintune van het tijdschrift en binnen een halve minuut huilen B. en R. de sterren van de hemel. Het brengt iedereen meteen in de stemming. De hele opname gaat vlot en in een lekker sfeertje. Informatie, verhalen en weetjes over wolven worden afgewisseld met tunes, muziekjes en opnames van echte wolvengeluiden.  

Het is leuk en verhelderend om een draaiboek te maken voor zeventig minuten audio over een thema. Ik weet nu bijvoorbeeld dat jonge wolven doof en blind geboren worden en dat ze het eerste half jaar van hun leven alles mogen en door de hele troep vertroeteld worden. Ook ken ik nu de mythe van Romulus en Remus, de stichters van Rome die door een wolvin gezoogd werden. Ik had de klok wel horen luiden, maar had geen idee hoe ze bij die wolvin terecht kwamen. En van het bestaan van wolfspinnen wist ik tot voor kort ook niets. (ze heten blijkbaar zo omdat ze net als wolven in troepen rondrennen)  Omdat de opname snel gaat, hebben we tijd om even te luisteren naar ‘De Dodenrit’ van Drs. P. Een opvoedkundig onverantwoord lied dat ik lekker toch in het themanummer stop.

Na de laatste, eenzame huil waarmee de opname eindigt, komen mijn lezers de studio uit. Ze leveren hun draaiboek in en we spreken af dat ze over vier weken het volgende nummer komen voorlezen. Dat gaat weer over een heel ander thema: Eerlijk en oneerlijk. Ik moet me er nog helemaal in verdiepen, maar over een week of vier weet ik alles van ethische dilemma’s, leugentjes om bestwil, leugendetectors en meer. Leerzaam werk heb ik toch!
 

vrijdag 5 februari 2016

Carnavalsoprocht


Een frommelig papiertje is half door de brievenbus geduwd. Het is een briefje van de basisschool een straat verderop, waarmee ze omwonenden laten weten dat vrijdagmorgen 5 februari de jaarlijkse carnavalsoptocht gelopen wordt. Ze hopen dat we er zo min mogelijk last van zullen hebben. En: ‘Het zou ontzettend leuk zijn als u uw huis / de oprit versiert en tussen 11.00 en 11.45 harde carnavalsmuziek uit uw huis laat klinken!’ 

We krijgen zo’n briefje ieder jaar, want de optocht komt ieder jaar voor ons huis langs. Ik ben van huis uit geen carnavalsvierder, maar als ik thuis ben, wil ik best wat slingers buiten hangen. Een kleine moeite en het is leuk voor de kinderen als de straten vrolijk versierd zijn. De harde carnavalsmuziek laat ik liever aan anderen over.

Om halftien knoop ik de drie lange, plastic vlaggetjesslingers die ik in huis heb aan bomen, struiken en lantaarnpalen. Om kwart voor tien stap ik op de fiets om naar het zwembad te gaan, want ik ben nou ook weer niet zó betrokken bij de schooloptocht dat ik mijn wekelijkse zwem-uurtje ervoor laat schieten. Er is verder nog niets versierd, maar wat niet is, kan nog komen.

Als ik om kwart over 11 met natte haren terug kom fietsen, kan ik ineens niet verder. Een sliert verklede kinderen, juffen en een enkele meester neemt de hele straat in beslag. Ik loop langzaam over de stoep verder. In de optocht zie ik mijn buurjongen, die in groep acht zit en voor de laatste keer meedoet. Hij groet me een beetje verlegen. Een man in een hartenpak geeft me een snoephartje dat ik lachend aanpak. Op de hoek van mijn straat staat een standaard met twee enorme speakers, waar carnavalsmuziek uit komt denderen.


Ze laten de muziek duidelijk niet van de omwonenden afhangen, en dat is maar goed ook, want er is niet één huis waar muziek uit klinkt. Er is ook weinig versierd in de straat. Behalve mijn slingers hangen er bij één ander huis trossen kleurige ballonnen. De kinderen treuren er niet om. Die lopen feestelijk te flaneren, te kletsen of met de muziek mee te zingen. Het ziet er gezellig uit.

Erg lang is de optocht niet. Na een paar minuten kan ik oversteken en mijn fiets in de schuur zetten. De muziek blijft nog een tijdje aan; tot de hele ronde gelopen is en alle kinderen de school weer in gaan. Dan worden de boxen weggehaald en ik haal mijn wapperende vlaggetjes weer binnen. Tot volgend jaar als er weer zo’n briefje door de bus geduwd wordt.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...