zaterdag 22 februari 2014

Fietsenveiling

Zaterdagmorgen om tien voor tien gaan we de deur uit. De gemeentewerf is niet ver, maar we gaan toch met de auto, want er is een kansje dat we met een extra fiets terug komen. We gaan naar de veiling van gevonden (brom-)fietsen.
Mijn zoon, student in Leiden, doet al een paar weken alles op de korte afstand lopend, omdat zijn fiets gestolen is. Toen ik in een plaatselijke krant de aankondiging zag van deze veiling, leek het me dus interessant om daar eens een kijkje te gaan nemen. We hadden al eens op Marktplaats rondgesnuffeld, maar nog niet meteen iets gevonden dat de moeite waard was.

Veilingen ken ik alleen van televisie. In het programma “Storage Wars” worden opslagboxen geveild waar huurders niet meer voor betalen. Dat is een hectisch gebeuren, waarbij de veilingmeester luid en onnavolgbaar snel bedragen roept en biedingen bijhoudt. Een groep fanatieke kopers staat elkaar af te troeven. Het bieden gebeurt roepend of met handen die omhoog gaan of met subtiele gebaren, waarvan de spelregels me altijd ontgaan.

Ik ben dus benieuwd of deze veiling daarop lijkt en of er eerst een uitleg zal komen van hoe het werkt. Precies om tien uur draaien we de parkeerplaats op, die aardig vol staat. We lopen de werf over en zien meteen waar we moeten zijn. Tegen een hek, rondom een soort pleintje, staan de fietsen die verkocht gaan worden. We zien een magere Koga Miyata, met veel roest en wat ontbrekende delen. Een Gazelle, een Batavus… respectabele merken, maar vies, roestig en bepaald niet aantrekkelijk. We kijken elkaar hoofdschuddend aan en constateren dat dit waarschijnlijk niks gaat worden.

                                      
Verderop, vlakbij de parkeerplaats, zien we mensen met een fiets aan de hand naar een kantoortje lopen. Kennelijk is er al iets verkocht. Nu keert een aantal bezoekers zich naar het midden van het pleintje, waar een exemplaar op de standaard is gezet. Ernaast de man die de veilingmeester blijkt te zijn. Zonder stemverheffing vraagt hij of er belangstellenden zijn om op deze fiets te bieden. Er worden een paar handen opgestoken en tot mijn verbazing steekt ook H. zijn hand op. Ik kijk nog eens naar de fiets. Die ziet er eigenlijk heel behoorlijk uit.


“Goed”, zegt de veilingmeester. “We beginnen bij twintig euro en we gaan met twee euro tegelijk omhoog. Wie?” Er gaat een hand omhoog. “Tweeëntwintig”, een andere hand. “Vierentwintig”, nog twee keer een hand en op achtentwintig blijft het even stil. Dan biedt H. dertig. “Tot hoe hoog zullen we gaan?” vraagt hij opzij aan mij. “Tweeëndertig”, zegt de veilingmeester en H biedt vierendertig. “Tot vijftig”, zeg ik. Als we achtenveertig hebben geboden maakt de enige tegenbieder een wegwerpgebaar. De fiets is voor ons.

We krijgen een bonnetje met een nummer en mogen bij het kantoortje gaan afrekenen. Om tien over tien lopen we met ons nieuwe eigendom naar de auto. H. fietst een rondje over de parkeerplaats, prutst wat aan de versnelling en maakt nog een rondje. “Ik weet niet of dit wel zo slim was,” zegt hij. Maar ik ben optimistisch. De banden zijn goed, er zit weinig roest aan de fiets, de versnelling die eerst niet leek te werken, deed het na een strategisch tikje toch.
Als onze impulsaankoop in de schuur staat en wij aan de keukentafel zitten met koffie, zijn we  eigenlijk toch wel tevreden. Vanmiddag wil ik de fiets schoon gaan maken. Dan kunnen we er volgende week onze Leidse student blij mee maken.




zaterdag 15 februari 2014

Bijzonder Concert

“Bijzonder Concert” staat op het schouwburgkaartje dat ik bij het loket van De Vereeniging krijg. Ik kom een geluidsreportage maken van dat bijzondere concert. Maar als ik de foyer binnenkom, is het er zo’n lawaai dat ik mijn opnameapparaatje nog even uit laat. Vlak bij de ingang staat een manshoge grote trom, waar een jongetje eerst vol ontzag aan voelt en daarna een trommelstok aangereikt krijgt om er op te slaan. Ernaast wordt enthousiast op een snaredrum getrommeld. Verderop blaast iemand een rommelig “Vader Jacob” op een trombone en er klinken ook aarzelende viooltonen. Een klarinet speelt een vrolijk riedeltje en tussen al dat instrumentengeweld door roezemoezen vrolijke stemmen van kinderen en volwassenen.

Ik denk na. In deze kakafonie heeft het geen zin om iemand te interviewen. Dus loop ik verder het gebouw in, op zoek naar een wat rustigere plek. Aan het eind van een lange gang is het hardste geluid gedempt. Ik vertel in mijn microfoontje waar ik ben en waarom en dan ga ik de foyer weer in. Ik zie een groepje kinderen met blindenstokken en vraag wie van hen even mee wil lopen om wat vragen te beantwoorden voor het cd-tijdschrift Klinkklaar. “Ja hoor, ikke wel!” roept een meisje enthousiast en zegt dan aarzelend “maar ik ben geen lid van Klinkklaar hoor!” Dat geeft natuurlijk niet. Ze vertelt over de viool en de cello die ze gevoeld heeft en waar ze ook op mocht spelen. En ze laat trots de handtekening van Sipke Jan zien op haar arm. Hij zal straks het concert presenteren. “Ik moet vanavond wel douchen, maar díe was ik er niet af!” glundert ze.
Een kwartier later wordt iedereen naar de Grote Zaal gedirigeerd. Het gaat beginnen.

Presentator Sipke Jan Bousema heet alle kinderen en hun begeleiders welkom en vertelt dat het Nederlands Studenten Orkest ieder jaar een concert geeft voor een heel speciaal publiek. Deze keer zijn dat blinde en slechtziende kinderen.
Er is goed nagedacht over dit concert. Eerst worden de instrumenten één voor één voorgesteld. Een aantal orkestleden zitten met hun muziekinstrument ergens tussen het publiek. Op het toneel wordt een toon aangegeven en midden in de zaal geeft een viool antwoord. Een blind meisje op de rij ervóór mag aan de viool voelen en vertellen hoeveel snaren die heeft en of ie groot of klein is. Dan stuurt Sipke Jan de violist gauw naar z’n plaats op het podium. Zo komen ook een contrabas, een fagot en een dwarsfluit uit het publiek.

“Wat missen we nu nog in het orkest?” vraagt de presentator. “De dirigent!” roept een jochie. Dat klopt helemaal.  Als de dirigent er is, vetelt Sipke Jan Bousema dat er muziek gespeeld gaat worden van de componist Sjostakovitsj. “Wat voor iemand was dat eigenlijk?” vraagt hij aan de dirigent. “Iemand met een bril”, zegt die prompt. “Net als ik”. Dan vertelt hij dat Sjostakovitsj vaak zijn “handtekening” in muziekstukken zette. Hij laat het orkest die handtekening spelen: een melodietje van vier tonen. “Als je dit straks in de muziek hoort, moet je je hand opsteken.”
In het korte muziekfragmentje dat volgt, herkennen veel van de kinderen de vier tonen en de handen gaan in de lucht. Zo wordt het publiek steeds bij de muziek betrokken. Behalve Sjostakovitsj krijgen we ook een stukje Rock and Roll te horen en een paar nummers van beroemde blinde muzikanten: Ray Charles, Stevie Wonder.
  

Tenslotte zetten alle stemmig zwart geklede orkestleden ineens feesthoedjes, pruiken en andere gekke accessoires op hun hoofd. Er zijn er met olifantenkoppen, met heksenhoeden en er is zelfs iemand als banaan verkleed. Sipke Jan vertelt het lachend aan de kinderen die het niet kunnen zien. “En nu mag iedereen gek doen”, zegt hij. “Want het is ook gekke muziek.” Dat is niet tegen dovemansoren gezegd. De kinderen dansen tussen de stoelen en er ontstaat zelfs een kleine polonaise.   Dan is het concert afgelopen. 

In de garderobe vraag ik nog even aan één van de kinderen hoe hij het concert vond. “Het was goed georganiseerd”, zegt hij tevreden.

En dat ben ik helemaal met hem eens.

vrijdag 7 februari 2014

Even een spuitje

Denosumab. Zo heet het medicijn dat mijn botten wat minder breekbaar moet maken. Twee keer per jaar een injectie. De internist van de osteoporose poli heeft me het recept gestuurd en me verteld dat ik het bij de huisarts kan laten spuiten.

Als ik met mijn recept bij de apotheek kom, wordt er fronsend naar gekeken. “De-no-su-mab staat er hè… dat moet ik even navragen.” Ik wacht een paar minuten en krijg dan te horen dat het eerst besteld moet worden. “Morgen na twee uur kunt u het ophalen.”  
Maar de volgende middag valt er niks op te halen. De mevrouw achter de balie kijkt in de computer, denkt diep na, belt iemand op en zegt dan dat het de volgende dag klaar zal liggen.
Kennelijk is het een ongebruikelijk medicijn.
Als ik de spuit een dag later dan echt in mijn bezit heb, is het te laat om de huisarts nog te bellen. Volgens de instructies leg ik het pakje in de koelkast.
Op donderdag bel ik de assistente van de huisarts om een afspraak te maken en op vrijdagmiddag fiets ik door de regen naar de praktijk. Binnen pel ik me uit mijn regenpak en meld me bij de assistente.
“O ja”, zegt ze, “je komt voor die injectie…” Ik geef haar het zakje van de apotheek en ze vouwt de bijsluiter open. Zorgvuldig legt ze het papier op de balie en zet haar bril op. “Ja, ik moet het even goed bekijken, want dit medicijn is nieuw voor mij,” vertelt ze en leest het hele verhaal door. Dan mag ik door een zijdeur naar de behandelkamer gaan, waar ze de injectie zal geven. Ik mag kiezen: buik of bovenbeen. Maar als ik aarzelend “buik” wil zeggen, zegt zij dat in het bovenbeen eigenlijk het beste werkt.
Het is zo gebeurd: ze steekt de naald loodrecht in mijn been, maar ik voel er niks van. Dan maakt ze een kopie van de bijsluiter en we spreken af dat ik over een half jaar het medicijn door de apotheek meteen naar de huisarts laat brengen. Zij vervoeren het gekoeld.
In de wachtruimte sjor ik mijn regenbroek weer aan en dan fiets ik weer naar huis. Het is ruig weer en het kost me moeite om tegen de wind in vooruit te komen. Een goede oefening voor mijn luie beenspieren.
Ik ben blij dat ik maar twee keer per jaar zo’n spuitje hoef te halen en niet elke week.

Denosumab. Wat een gedoe. Nu maar hopen dat het helpt.

zaterdag 1 februari 2014

Backpackers

Ineens is het zover.
Op 1 februari brengen we onze dochter naar Schiphol en dan zullen we haar een half jaar niet zien. Het plan om met haar vriendin een half jaar naar Zuid-Amerika te gaan lag er al jaren en vanaf het voorjaar van 2013 zijn ze er concreet mee bezig. Informatie verzamelen, tickets boeken, inschrijven voor een talencursus in Guatamala, inentingen en malariapillen halen… en toch lijkt de vertrekdatum plotseling uit het niets op te duiken.

Er gaan alleen een flinke rugzak en een kleiner rugzakje met handbagage mee in onze auto. En wij met z’n vieren. Drie uitzwaaiers en een backpacker. 
Op zaterdagmorgen is het niet druk op de weg en we zijn mooi op tijd op het vliegveld. Meteen voegt zich een vriendin bij het zwaaiteam en nog tien minuten later voegen we ons bij team twee, bestaande uit de ouders van E.’s reisvriendin, haar zus, een huisvriend en nog twee vriendinnen.

Om half twaalf gaan de meiden vliegen, en terwijl zij alvast hun bagage gaan afgeven, staat de hele groep achterblijvers te wachten en te praten. Wij wisselen telefoonnummers en email-adressen uit met de andere ouders en vertellen elkaar hoeveel vertrouwen we in onze kinderen hebben. Een peettante voegt zich nog snel bij het uitzwaaicomité en dan is het tijd om voor echt afscheid te nemen. Vriendinnen omarmen de meiden hartstochtelijk en daarna is de familie aan de beurt. Ik geef m’n meisje een knuffel en voel mijn ogen nat worden. E. snuft ook een beetje en er zijn er meer die een zakdoek nodig hebben, maar we blijven allemaal dapper lachen.

Het is raar afscheid nemen op een vliegveld. De twee reizigsters moeten met een omweggetje naar de douane; we zien ze om een hoek verdwijnen en verderop weer tevoorschijn komen in het gedeelte waar wij niet mogen komen. Uit de verte zwaaien we naar elkaar. Zij vanuit de rij en wij met de hele groep van achter een hekje. Net zo lang tot ze niet meer te zien zijn. Dan valt de groep zwaaiers uiteen. Wij drinken met z’n drieën eerst nog een kop koffie voordat we terug naar de parkeergarage gaan.

Thuis vind ik het een beetje kaal. Onzin, want we waren voor het vertrek van E. echt niet de hele tijd allemaal in huis. Maar toch. Ongedurig begin ik de schuur op te ruimen, zodat er plaats is voor de fiets van E. die al maanden buiten staat en begint te roesten.Dan stuur ik haar een mailtje, al weet ik dat ze dat voorlopig nog niet leest. Vannacht rond half drie komen ze aan in Guatamala.
Hun avontuur is begonnen en wij kunnen alleen maar hopen dat ze er heel erg van gaan genieten.


Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...