zondag 26 mei 2019

Maasvensters, lentefestival.

We zitten tussen de grafzerken, want dit grasveld was ooit een kerkhof. Nou ja, vlak voor het kerkje, waar we zitten, is eerst een gewoon stuk gras, maar een stukje verderop zien we de graven. De nieuwste zijn uit de jaren zeventig. De oudste onleesbaar, want er is een boom dwars door de steen gegroeid.

Binnen in het kerkje is het koud, dus we zijn blij dat we even naar buiten kunnen. Gekleed in blauw en wit zitten we een beetje te praten, te neuriën en te wachten op de volgende groep die naar ons komt luisteren. Maasvensters heet het lentefestival waar we aan meedoen. We hebben met ons projectkoor een kort programma van vijf liederen over Nijmegen. Ongeveer een kwartier.

Het publiek is in zes groepen verdeeld en zij maken onder leiding van een gids een wandeling in en rond Overasselt, waarbij ze behalve een prachtige omgeving en allerlei speelse natuur-kunst ook een theatervoorstelling tegenkomen, een dansvoorstelling, een ijscoman en muziek. Voor ons betekent deze opzet dat we zes keer ons programma zingen, steeds voor een andere groep.

In de verte zien we een groep mensen aankomen. Voorop loopt een gids met een vlaggetje en dat is voor ons het signaal dat we weer naar binnen moeten. Daar wachten we tot het publiek in de smalle kerkbankjes is geschoven. Dan zingen we voor de derde keer het repertoire. Het gaat steeds soepeler en de kunst is om niet op de automatische piloot te gaan.

De akoestiek is geweldig hier en het publiek ook. Elke groep is enthousiast en twee keer krijgen we zelfs een staande ovatie. Tijd voor toegiften is er niet, behalve die ene keer dat er iemand jarig blijkt te zijn en we gezellig “Lang zal ze leven” inzetten. Na de zesde ronde zijn we allemaal moe, maar heel tevreden.

Met z’n allen gaan we nog even naar de afsluiting, met een band en een drankje. Dan begint het projectkoor uit elkaar te vallen. De een na de ander vertrekt. “Tot ziens, tot de volgende keer,” zeggen we tegen elkaar. Want we zijn dan wel geen vast koor, maar komen elkaar steeds weer tegen bij allerlei projecten. En dat is altijd weer leuk!

zondag 19 mei 2019

Soms is een weekend net vakantie


Zaterdagavond lossen we een belofte van maanden geleden in en doen we m’n zwager en schoonzus een luxe etentje cadeau. Het is een gezellige avond met veel kleine, heerlijke gerechten. Daarna praten we bij ons thuis nog een tijdje na. Niemand heeft haast, want ze blijven slapen.

Zondagmorgen schijnt de zon. We bakken broodjes en persen sinaasappels uit en ontbijten buiten op het terras. In de wilg zit een lawaaiige koolmezenfamilie en vanaf het dak koert een Turkse tortel. Af en toe waait er een flard muziek uit de richting van het dorp. Ik bedenk dat dat van de lentefeesten moet zijn, die dit weekend in het winkelcentrum gehouden worden.

“En er is een braderie,” zeg ik en vertel dat ik ieder jaar weer gelokt word door die braderie en eigenlijk altijd teleurgesteld terugkom, omdat het altijd weer dezelfde soort kraampjes zijn met dezelfde soort onzinproducten. We lachen er samen om.

Toch besluit ik ’s middags om half vier, als de familie vertrokken is en H. een potje sport gaat kijken, om even naar het dorp te fietsen. Het is druk in het centrum. Op een groot podium zitten twee oudere mannen met een ingeblikt orkest mee te drummen en te zingen. De beat knalt als een mega-hartslag over het plein, dat is omgetoverd tot één groot terras. Mensen zitten er bier te drinken.  De muziek is niet mijn smaak, maar de sfeer is wel gezellig.
Verderop begint de braderie, die anders dan andere jaren in een lang lint van het plein af loopt. Er is wat meer variatie dan ik me van vorig jaar herinner. Als ik verder van de muziek weg loop, hoor ik in de verte onweer donderen. Het is bewolkt, maar wel zacht. Vanaf de braderie zie ik verderop brandweerwagens staan. Blijkbaar is er net een oefening geweest en nu zijn ze bezig de boel op te ruimen. Een paar kinderen worden in een bakje hoog de lucht in getakeld.  De lucht die steeds donkerder wordt.

De donder rommelt onafgebroken en ik besluit om terug te lopen naar m’n fiets, want het kan niet lang meer duren voordat het gaat regenen. Maar nee, het blijft bij een paar drupjes. Fijn voor de feestvierders op het plein, die hun biertje onverdund kunnen blijven drinken. Jammer voor de tuin, die smacht naar een flinke bui. Misschien komt die vannacht. Ik hoop het.

zondag 12 mei 2019

Beatles Museum

We noemen het een mini-reünie; een keer per jaar komen we met z’n vieren bij elkaar. De vriendinnen die lang geleden samen een opleiding deden en elkaar altijd opzochten, als een eilandje in de klas. Daarna gingen we ieder onze eigen weg, kregen banen en kinderen, verloren elkaar een tijd languit het oog. Tot we vijf jaar geleden begonnen met de jaarlijkse bijeenkomsten.

Deze zaterdag in mei zien we elkaar in Alkmaar, waar M. woont. Ze heeft ondanks het slechte weerbericht een optimistisch buitenprogramma bedacht. Het zit mee. De voorspelde regen blijft uit en het is prima weer om een eindje te fietsen. Na de lunch heeft M. bedacht dat we naar het Beatles museum gaan.

Het is een grote hal vol foto’s, platenhoezen, posters, gebruiksvoorwerpen en wat je maar kunt verzinnen met afbeeldingen van een of meer Beatles. Midden in de hal staat een reeks panelen waarop te lezen is dat Paul McCartney in 1966 bij een auto-ongeluk is omgekomen en vervolgens door een dubbelganger werd vervangen. Ik heb ooit vaag iets gehoord over dat verhaal, maar het verbaast me dat het hier zonder commentaar wordt weergegeven.

Terwijl ik nog sta te lezen, hoor ik mijn naam. Een stukje verderop staat een man die nog een keer mijn naam roept en daar achteraan: “ja, met die rode schoenen!” Achter hem staan m’n vriendinnen te grinniken. Ze willen een foto van ons vieren laten maken bij een paneel van het beroemde zebrapad op Abbey Road. De onbekende maakt de foto en begint te vertellen over de platenhoes waarop de Beatles Abbey Road oversteken.

Terwijl we verder door het museum slenteren, blijft de man meelopen en heeft overal iets over te vertellen. Al snel wordt duidelijk dat hij de eigenaar is van het museum. Alles wat er staat hoort bij zijn persoonlijke collectie die hij al vanaf zijn tienerjaren aan het opbouwen is. Hij houdt niet meer op met vertellen en grappen maken. Als we om een tafeltje neerstrijken voor een kop koffie, komt hij er gezellig bij zitten.

Na zijn beatle-verhalen, vertelt hij ook over zijn vrouw, een Filipijnse schone waar hij ons trots een foto van laat zien. En dat ze op de Filipijnen zo van karaoke houden. Ja, hij heeft er zelf ook voor het eerst van zijn leven in het openbaar gezongen. Weer komt zijn telefoon tevoorschijn, en hij laat ons, dwars door het Beatles nummer op de achtergrond, zijn karaoke-prestatie horen. We beginnen ons een beetje opgelaten te voelen.

Hij heeft 74 boeken over de Beatles geschreven, vertelt ie enthousiast,  en ooit heeft iemand hem 25 miljoen euro geboden voor zijn museum, maar nee, hij zal het nooit verkopen omdat hij hier immers de hele dag doet waar hij van houdt: over de Beatles vertellen! Intussen zijn we zo’n beetje bij de uitgang terecht gekomen en we bedanken hem voor z’n verhaal en glippen naar buiten.

Daar kijken we elkaar aan en barsten in lachen uit. Wat een bijzonder museumbezoek! Zoiets vergeet je niet gauw. Vrolijk lopen de rest van de middag door Alkmaar.
Volgend jaar is de mini-reunie bij mij thuis. Ik zal iets heel speciaals moeten verzinnen om hier aan te kunnen tippen.


zaterdag 4 mei 2019

Eng boek


Deze week interviewde ik voor ons bedrijfsblad de twee vrijwillige voorlezers die “Mijn Strijd” van Hitler aan het inlezen zijn, om het beschikbaar te maken voor mensen met een leeshandicap. Ze doen dat met z’n tweeën omdat het boek veel voetnoten heeft en bovendien bij elk hoofdstuk een verklarende inleiding. 

Ik vroeg R., die de tekst van Hitler zelf leest, wat hij van het boek vond. Hij zei dat het volgens hem geen goed besluit was om het verbod op het boek op te heffen. Al lezend merkte hij dat het nog steeds een gevaarlijk boek is. Het is op een bepaalde, hypnotiserende manier opgebouwd.

Als een soort zelfbescherming is R. gaan zoeken naar extra informatie en probeert hij te achterhalen hoe “Mijn Strijd” nou eigenlijk in elkaar zit. “waar de lont en de slagpen zitten”.  Een keer in de week leest hij een avond voor en inmiddels zijn er 600 van de 850 bladzijden achter de rug.

Beide voorlezers vinden het een afschuwelijk boek, en toch lezen ze het van voor naar achter hardop voor, zodat ook wie blind is of om andere redenen niet kan lezen, dat nare boek tot zich kan nemen. Boeiend om met de mannen te praten. A., die de noten en inleidingen voorleest, is blij dat hij zo ‘het geweten’ van het boek mag zijn.

Interessant om te horen dat een niet bij name genoemde politicus in een toespraak hier en daar tamelijk letterlijk uit dit boek schijnt te hebben geciteerd.
Maar had het beter verboden kunnen blijven?
Je kunt zo’n boek wel verbieden, denk ik dan, maar de manier van denken die erachter zit, kun je daarmee niet wegdoen. Het is ook niet verkeerd om te wéten wat Hitler nou precies geschreven heeft. Maar ik ben wel blij dat ik “Mijn Strijd” niet hoef (voor) te lezen.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...