zondag 27 december 2015

Kun je even een kuub ruimte vrij maken?




Ruim twee-en-een-half jaar nadat mijn vader overleed, is nu zijn huis verkocht. Het huis waar mijn broers en ik opgroeiden, aan de rand van Amsterdam. Voor de overdracht, begin januari, haalt mijn jongste broer nog de laatste spullen weg, zodat we de boel leeg kunnen opleveren. De dingen die we echt willen bewaren, hebben al lang een ander plekje gekregen: de ronde, eiken tafel die pa ooit zelf maakte bijvoorbeeld, het servies, de verzameling borrelglaasjes, de dagboeken van mijn moeder, foto’s… Maar helemaal leeg was het nog steeds niet. We hebben afgesproken dat alles nu gewoon weg mag. Dat we niet nog een keer één voor één allerlei spullen in onze handen nemen en twijfelen en aarzelen. Wat er nu nog staat, gooit hij met z’n ogen dicht in een aanhanger en hij brengt het naar de stort.
‘En als ik nog foto’s vind?’
‘Breng die maar bij mij’, zeg ik. ‘Dan zoek ik die wel uit.’
Op eerste kerstdag komt mijn broer met z’n gezin bij ons eten. Na een gezellige middag en een uitgebreide kerstmaaltijd staan ze op het punt om weer in de auto te stappen: ‘kun je nog even een kuub ruimte vrij maken in je schuur?’ zegt broertje, ‘ik heb nog wat dozen voor je.’
Het zijn inderdaad een paar flinke dozen die hij heeft meegenomen. De grootste ervan is gevuld met kleinere dozen vol papieren. Het zijn niet alleen foto’s, maar ook klappers met oude financiële administratie, schoenendozen met brieven, vele jaargangen kerstkaarten, polissen, kladjes met gedichten, rouwkaarten, uitnodigingen, wat je maar aan papierwerk kunt verzinnen. Er zijn zelfs een paar vellen bonkaarten bij uit de oorlog.


We gaan er een ochtend voor zitten, H. en ik. Hij neemt de klappers voor z’n rekening. Ik neem zorgvuldig de dozen met brieven door. In de dozen herken ik de luchtige hand van opruimen die mijn moeder had. Tussen de brieven uit de verlovingstijd van mijn ouders zitten allerlei andere dingen, zoals brieven die ik haar zelf geschreven heb, verdwaalde kerstkaarten en aankoopbewijzen van elektrische apparaten. Hun brieven leg ik met enige aarzeling bij de groeiende stapel ‘weggooien’. Het gaat tenslotte niemand wat aan wat twee verliefde mensen elkaar in de vorige eeuw schreven.
Een paar dingen willen we bewaren. Een paar mooie, oude foto’s van mijn ouders en nog wat familiefoto’s waar ik zeker iemand blij mee kan maken. De kleurige bonkaarten, wat tenslotte historische documentatie is, en een klein doosje met daarin een stapeltje fietsbelastingplaatjes. 
Twee kleine houten kistjes, ongetwijfeld door mijn vader zelf gemaakt, blijven uiteindelijk over.
Op zes januari zullen we een leeg huis overdragen. Een huis waarin de afgelopen twee jaar een huurster heeft gewoond, maar dat nog steeds ons huis is. Straks niet meer. Het zal vreemd zijn. Net voor die overdracht brengen we onze dochter met haar hele hebben en houden naar Amsterdam, waar ze gaat wonen. En zo houden we tóch een band met die stad. Bijzonder.

dinsdag 22 december 2015

Weekendje Lille


Mijn Frans is niet slecht, maar zo vers uit Nederland is het even wennen. De receptioniste van het hotel in Lille geeft ons een snelle waterval aan informatie. H. staat begrijpend te knikken. ‘Sjonge, ik dacht altijd dat ik net wat beter in deze taal was, maar blijkbaar is dat toch niet zo’, denk ik. Dan zegt het meisje dat alles al bij het boeken is betaald, behalve de toeristenbelasting. Of we dat nú willen voldoen. H. steekt zijn pas in het pinapparaat en leest verbaasd het kleine bedrag. ‘Eh… ca n’est pas bien je pense.’ Daar valt hij door de mand. Hij had niet begrepen dat het alleen de belasting was.

Na nog wat doorvragen, weten we dat de deur niet met een sleutel werkt maar met een code, dat we morgenochtend alsnog kunnen besluiten om het niet inbegrepen ontbijt tóch te gebruiken en dat we nu meteen onze spullen op de kamer kunnen zetten. Een uur later lopen we in het centrum van Lille, de meest Vlaamse stad van Frankrijk. Het is onwaarschijnlijk zacht weer voor de tijd van het jaar. Bijna kerst en je kunt gewoon buiten op een terrasje zitten (al is het wel prettig dat die dan meestal verwarmd worden). Op de Grand Place is een uitgebreide kerstmarkt en er staat een reuzenrad. Dat maakt het makkelijk om die centrale plek terug te vinden.
 
We lopen langs de kraampjes en dan er achterlangs om gebouwen met rijk versierde gevels te bekijken. Het doet denken aan Gent en Antwerpen, maar de ornamenten liggen er letterlijk net iets dikker bovenop. In het hele stadscentrum zijn straten en winkels in kerstsfeer versierd. We komen langs prachtige, oude gebouwen. Niet alleen kerken en kathedralen, maar ook mooie oude winkelpanden, zoals de viswinkel in Art Deco stijl, die versierd is met mozaïek. Of Patisserie Meert, waar je niet weet of je nu het mooie pand moet bekijken of alle beeldschone taartjes en chocoladefiguren in de etalage.

Als we zere voeten krijgen van het lopen, wordt het tijd voor een biertje. Jawel, want in deze Franse stad zit iedereen op z’n Belgisch aan het bier. Er is keus uit vele soorten uit de tap. Je kunt zelfs op de kerstmarkt kiezen voor een kruidig, wárm biertje. Nu het donker begint te worden, is het centrum nog sfeervoller door alle lichtjes. We worden vanzelf weer naar het centrale plein getrokken, waar nu in rijen partytenten de tafels gedekt worden. Moe gelopen strijken we neer in zo’n tent om te midden van de gezellige drukte iets te eten.
 
Het is een mooi begin van de kerstvakantie, een lang weekend Lille. Even helemaal uit de dagelijkse routine. Een paar dagen dwalen over historische pleinen, langs indrukwekkende kerken, door gezellige winkelstraatjes en langs mooie gebouwen in art nouveau stijl. En af en toe iets lekkers bestellen op een terrasje. In het Frans, waar ik bij nader inzien tóch net ietsje beter in ben dan H.
 
 

vrijdag 18 december 2015

Niet perfect is het nieuwe perfect


Vanaf het moment dat mijn nichtje geboren werd, hield haar moeder niet op met foto’s van haar te maken. Het was een schattige baby met kuiltjes in haar wangen en oortjes die haaks op haar koppie stonden. Op elke foto die mama van haar nam, straalde ze.
Babyfoto’s, peuterfoto’s, kleuterfoto’s, nichtje werd steeds groter. Samen met haar jongere broertje bleef ze een geliefd onderwerp van mams om te fotograferen. We wonen niet bij elkaar om de hoek en zien elkaar een paar keer per jaar, maar ik hoef maar op de facebookpagina van mijn schoonzus te kijken: daar zie je de kinderen groeien.

Intussen is mijn nichtje vijftien en ze is nog steeds even fotogeniek. Ze wordt steeds mooier.
Van de afstaande oren lijkt ze geen last te hebben. Op veel foto’s strijkt ze haar lange haren er onbekommerd achter. Daarom was ik verrast toen mijn broer me kort geleden vertelde dat zijn dochter geopereerd zou worden aan haar flaporen. Niet dat ze er nou grote psychische problemen mee had, maar na haar zestiende zou zo’n operatie niet meer vergoed worden. “Want als ze er tot aan haar zestiende geen last van heeft, krijgt ze dat volgens de verzekering later dus ook nooit meer”, zei hij opgewekt. Nou waren haar ouders daar niet zo heel zeker van en samen met het meisje zelf werd besloten dat ze dan toch maar voor haar zestiende onder het mes zou gaan.
Deze week gebeurt het, en na de operatie moet ze een tijdje met een tulband om haar hoofd lopen (“met suiker”, riep iemand op de achtergrond toen mijn broer me telefonisch op de hoogte hield). Dus als we haar weer zien, zal m’n nichtje geen grappige flaporen meer hebben.

foto van meisje met flaporen uit het project 'De 8ste schoonheid'
foto: Caitlin Sas
Daarmee is haar kans verkeken om ooit in het fotoboek “De 8ste schoonheid” terecht te komen. Fotografe Caitlin Sas fotografeert voor dat project kinderen met flaporen. Caitlin wil met haar foto’s positieve aandacht krijgen voor aandoeningen of eigenschappen die vaak als negatief gezien worden. Eerder maakte ze een fotoboek over mensen met albinisme.

Mensen die niet helemaal aan het schoonheidsideaal voldoen worden trouwens ook in de modellenwereld steeds meer gevraagd.
Gespot op de catwalk: albinomodellen, model met spierziekte (in een rolstoel), maatje-(veel)meer modellen, androgyne modellen, modellen met het syndroom van down en zeker ook: modellen met flaporen. Want in de modewereld geldt dit jaar: ‘Niet perfect is het nieuwe perfect en uitstekende oren zijn het nieuwe spleetje tussen de tanden’.

Maar in het gewone leven is het wel zo prettig om géén opvallend schoonheidsfoutje te hebben. En flaporen of niet, mijn nichtje is ook nog eens een schatje. Dat verandert vast niet door deze operatie.

 

zaterdag 12 december 2015

Elke seconde een voetbalveld

Gisteren regende het de hele dag, maar vandaag is het beter weer. Gelukkig, want we moeten even Nijmegen in om wat dingen te halen. Onze eerste stop is bij de computerwinkel Paradigit, waar H. voor een nieuwe router wil kijken. We worden geholpen door een opgewekte man en de keus is al snel gemaakt. Bij het afrekenen vraagt hij of H. het oké vindt om de bon per email te krijgen.  Terwijl hij de kassa bedient, vertelt hij dat het zes voetbalvelden bosgebied per jaar scheelt nu de hele winkelketen de papieren bon vervangt door een mailtje.
‘Zes voetbalvelden, ’ zeg ik verbaasd. ‘Wat veel! Daar is die ene boom niks bij die we tot nu toe met onze zonnepanelen hebben bespaard…’
Meneer Paradigit overhandigt H. zijn aankoop en zegt: ‘En dát is dan weer zes seconden in de vleesproductie.’
‘Zes seconden wat?’ vraag ik en hij legt uit dat voor de productie van vlees elke seconde een voetbalveld aan bomen sneuvelt. ‘De soja die ze verbouwen voor het voederen van de dieren neemt heel veel grond in beslag en daar rooien ze dan die bomen voor.’
Na deze sombere boodschap wenst hij ons in één adem een prettig weekend en we lopen de winkel uit.
‘Ze hebben vast deze week een informatiedag over het milieu gehad,’ denk ik hardop als we weer buiten zijn. ‘Maar als je het op deze manier vertelt, word je er vooral moedeloos van. Elke seconde een voetbalveld… daar valt niet tegenop te besparen.’
We lopen een stukje zwijgend door.
Dan komt ineens heel even de zon door de wolken en ik bedenk dat onze zonnepanelen dan misschien een druppel op een gloeiende plaat zijn, maar dit fletse winterzonnetje brengt ons toch alvast elke dag een paar dubbeltjes op. En wacht maar tot het voorjaar wordt! Als de zon serieus gaat schijnen, gaat de meter teruglopen. Onze ecologische voetstap wordt dit jaar kleiner dan ooit.
Dat is wat we zelf kunnen doen, en voor de voetbalvelden vol bomen moeten ze op de klimaattop in Parijs maar met oplossingen komen.

 

vrijdag 27 november 2015

Zorgverzekering

“Laat deze brief niet aan je ouders lezen!”
Dat staat met grote letters op de envelop die op de mat ligt. De brief is gericht aan mijn zoon J., die in Leiden op kamers woont, maar in de weekenden hier is. Ik bekijk de envelop fronsend. Het is niet mijn gewoonte om de post van mijn volwassen kinderen open te maken. Lijkt me logisch. Maar heeft de afzender van deze brief er iets mee te maken wat onze afspraken zijn over privacy en post? 
Als hij thuis komt, geef ik J. de brief en zeg erbij dat ik het een raar opschrift vind. Hij haalt zijn schouders op, maakt hem open, kijkt er een paar seconden naar en zegt dan “Het is van een zorgverzekeraar die me als klant wil. Zal ik hem meteen bij het oud papier gooien? Of wil je hem lezen uit wraak?”
Ik wil hem wel lezen.
Dit is de eerste zin: “Ouders niet in de buurt? Goed, dan kunnen we beginnen…”
Dan volgt een betoog waarom de aangeschreven student er goed aan doet om zich te verzekeren bij Besured Zorgverzekering. Op de opmerkingen over ouders wordt niet teruggekomen.  In de bijbehorende folder staat zelfs: ‘Kijk snel (of laat je ouders kijken) op de website’.
Waarom ergert deze manier van aanspreken me zo?
Daar moet ik een tijdje over nadenken. Allereerst vind ik het kinderachtig. Zo’n eerste zin past meer bij basisschoolkinderen dan bij studenten. Maar ik denk dat het me vooral tegenstaat dat er een bondje wordt gesuggereerd tégen de ouders. ‘Jij en ik hebben een geheimpje dat je ouders niet mogen weten.’ En dat terwijl het gaat over geld en gezondheid. Zaken waarvan je hoopt dat je kind er open met je over kan praten. Zoiets.
Als ik op ‘Besured’ google, zie ik dat ik niet de enige ben die het een rare manier van reclame maken vind. Op de site ‘klachtenkompas’ schrijft iemand:
‘Mijn zoon van 18 heeft een envelop ontvangen met opdruk "Laat deze brief niet door je ouders lezen". De brief begint met "zijn je ouders uit de buurt? Mooi dan kunnen we beginnen (oid). De inhoud gaat over een zorgverzekering voor studenten. Hiermee wek je wantrouwen tov ouders terwijl vertrouwen juist heel belangrijk is voor jonge volwassenen.’
Ik zie dat de post vandaag pas is geplaatst. Vandaag viel ook die rare brief op de mat. Het zal me dus niet verbazen als er binnenkort meer commentaar te vinden is. Van ouders waarschijnlijk. Die maken zich drukker over dit soort zaken dan de studenten die als schoolkinderen worden benaderd. Zij halen gewoon hun schouders op en mikken zo’n brief in de oud-papierbak.

 

zaterdag 21 november 2015

Likeurtje bottelen

We hebben met vrienden een eetafspraak gemaakt voor vandaag. Toen ik het op de weekkalender zette, zag ik dat dit weekend de bramenlikeur klaar is. Die staat vanaf half augustus in een donkere voorraadkast te wachten tot ie gezeefd en gebotteld mag worden. Leuk, dan kunnen we die meteen met z’n allen proeven.
Gisteravond haalden we de weckpot tevoorschijn, half gevuld met een drabbig geheel van bramen, opgeloste suiker, een vanillestokje en brandewijn. Toen we het mengsel net in de pot hadden gedaan, ging ik af en toe even roeren. Het duurde weken voordat er niets meer te zien was van de laag suiker. Na verloop van tijd dacht niemand meer aan de bramenlikeur in wording. Tot ik dus de genoteerde datum op de kalender terugzag.
Voorzichtig goten we de vloeistof door een fijn zeefje. De verlepte bramen bleven achter in de weckpot. De likeur paste precies in de groene fles waar ooit Becherovka in heeft gezeten. Ik was nieuwsgierig genoeg om meteen een beetje te proeven en het smaakt helemaal niet gek. Mijn dochter vroeg hoeveel procent alcohol er in het drankje zat en tja, daar had ik niet meteen een antwoord op.
Ik weet dat er in de gebruikte brandewijn 30% zit. Met de andere ingrediënten verdun je dat natuurlijk, maar komt er ook weer alcohol vrij als je zo’n fruit met suiker mengsel een tijd laat staan? Op internet vond ik een ingewikkeld uitgelegde formule die er op neerkwam dat de hoeveelheid alcohol gelijk blijft en dat dus het percentage omlaag gaat als je er andere dingen bij doet. In de praktijk: de totale hoeveelheid ingrediënten is drie keer zo veel als de hoeveelheid brandewijn. Dus moet je het percentage delen door drie. Mijn bramenlikeur bevat ongeveer 10% alcohol.
Dit betekent dat het niet superlang houdbaar is, wat weer de conclusie met zich mee brengt dat het helemaal niet erg is als het flesje vanavond leeg gaat. Behalve dat we lekker voor onze gasten gaan koken, zetten we ook de borrelglaasjes klaar. Proost.

Recept bramenlikeur:
250 gram bramen
250 gram suiker
250 ml. brandewijn
1 vanillestokje


Was de bramen voorzichtig en doe ze in een glazen pot. Verdeel de suiker er overheen en giet daarna de brandewijn erbij. Doe er een (half) vanillestokje of een zakje vanillesuiker bij. Zet de pot op een donkere plek, roer in de eerste weken een paar keer door en vergeet hem dan. Noteer op een kalender of in je agenda wanneer er drie maanden om zijn. Dan kun je de likeur door een fijne zeef in een fles gieten. (Je kunt voor het zeven ook een koffiefilter gebruiken)

woensdag 11 november 2015

Taalcoaching en de voorrechten van blanke mensen


Op woensdagochtenden ben ik taalcoach. Ik ga op de fiets naar F. en in haar kleine bovenwoning proberen we ons op haar taaloefeningen te concentreren met een bijna tweejarige tweeling om ons heen.
foto NRC voorpagina  7 nov.
Voordat ik weg ga, lees ik in de krant van afgelopen zaterdag een interview door met vier vrouwen over ‘white privilege’. Het artikel had nogal wat reacties opgewekt en ik had het gemist. De reacties maakten me nieuwsgierig. De geïnterviewde vrouwen, allemaal meer of minder zwart, bestrijden de ‘witte vanzelfsprekendheid’ waarmee witte mensen de wereld bekijken. Het superioriteitsgevoel van de blanken. Ook witte mensen die zich tegen racisme uitspreken, worden door de vier gehekeld. Typerend citaat: ‘Je kunt pas werkelijk spreken van emancipatie als Zwarte Piet verandert omdat een zwarte zegt dat hij moet veranderen; anders is het een gunst van een witte.’

Met een zucht sla ik de krant dicht. Wat kun je hier nu mee als je toevallig als blanke geboren bent? Ik begrijp het punt wel en ik kan me voorstellen dat het heel ergerlijk is voor een donker persoon als in de schminckdoos op school ‘huidskleur’ de kleur van een blanke minderheid in de klas is. Maar ze zijn wel erg streng.

Terwijl ik mijn spullen bij elkaar pak, denk ik aan F. Ze komt uit Guinee en heeft een donkere huid. Ik help haar om Nederlands te leren. Stel ik me daarmee superieur op? En heeft dat iets met die kleur te maken? Op de fiets blijft het interview door mijn hoofd malen. Wat zijn mijn eigen vooroordelen? Denk ik ook zo sterk vanuit mijn eigen, witte wereld? Waarschijnlijk wel. Het is toch vrij normaal om vanuit je eigen referentiekader te denken. Misschien moet ik me daar toch meer bewust van zijn. Beter nadenken over hoe ik me opstel tegenover mensen met een andere huidskleur.

Ik zet mijn fiets op slot en ga de trap op naar de voordeur van F. Als ik heb aangebeld, duurt het een tijdje voordat de deur opengaat. De eerste keer was ik bang dat er niemand thuis was, maar inmiddels weet ik dat er eerst een traphekje losgemaakt moet worden waar twee kleine ukjes op af gaan om door het kiertje te kruipen. Mama F. moet ze voorzichtig wegduwen tot het hekje weer vastgemaakt is. Daarna kan ze de trap af om de deur open te doen.

Ik zet mijn schoenen tussen de kleine kinderschoentjes bij de voordeur en loop achter F. aan naar boven. Daar kijken twee glunderende gezichtjes door de spijlen naar beneden. Als ik door het hekje ben, hangt de kleine R. meteen aan mijn been en broertje I. komt met een grote speelgoedauto aan die hij ondersteboven zet om aan de wielen te gaan draaien.

Samen met F. ga ik aan tafel zitten om in haar taalboek wat opdrachten door te nemen. Het eerste half uur lukt dat goed. Daarna beginnen de kinderen steeds harder om aandacht te vragen. Tot het boek opzij gaat. Elk met een kind op schoot praten we over de tweeling. Dat ze zo slecht eten en vaak ziek zijn. Hoe het op het kinderdagverblijf gaat, dat boodschappen doen lastig is omdat het rekje onder de dubbele kinderwagen het begeven heeft. Ik vertel over mijn eigen kinderen toen ze klein waren. Zing liedjes voor de tweeling: ‘klap eens in je handjes, blij blij blij’.

We zijn twee moeders, waarvan de één een nieuwe taal leert.  Ze doet het goed, al heeft ze moeite met de zinsvolgorde en de verleden tijd. We begrijpen elkaar prima.
Anderhalf uur later loop ik de trap weer af. Ik trek mijn schoenen aan en bedenk dat ik helemaal vergeten ben om me bewust te zijn van huidskleuren en ‘white privilege’. We waren veel te druk bezig met taallessen en aandacht vragende kindjes.
Dat lijkt me eigenlijk nog niet zo verkeerd.

zondag 8 november 2015

Gezellig samen blazen

Het is zeldzaam zacht buiten. Gewapend met bezems, een grashark, snoeischaren en meer gaan we aan de slag in de voortuin. Het lage muurtje aan de straat krijgt een korte, groene coupe in plaats van de woeste slierten klimop die de stenen overwoekerden. Tegelijk met de afgeknipte klimop, vegen we de herfstbladeren op waar de stoep vol mee ligt. Het is een dankbaar klusje: met een grashark haalt H. de bladeren bij elkaar in een paar grote stapels die ik vervolgens in de groenbak schep. Zo gebeurd.

Als de groenbak vol zit en de voortuin er best netjes uitziet, gaan we een eindje fietsen. We zijn niet de enigen die het lekker weer vinden om buiten te zijn. Behalve dat we veel andere fietsers tegenkomen, horen we op verschillende plaatsen tuinbezitters in de weer met hun apparatuur. Bladblazers vooral. We vragen ons hardop af waarom iemand toch een bladblazer zou gebruiken voor iets dat zo makkelijk met een simpele grashark kan.

Door de kale struiken bij een boerderijtje zie ik iemand in de weer met zo’n lawaaimonster en het valt me op dat deze er vrij zwaar uitziet. De man zwaait het apparaat eindeloos heen en weer om een paar vierkante meters gras bladvrij te maken. Misschien is het toevallig een onhandige tuinier, maar als ik dit zo zie, kost het werken met een bladblazer meer energie dan met een lichte hark. Nog afgezien van de elektriciteit!

Weer thuis google ik op ‘bladblazers’ en vind een paar leuke wetenswaardigheden. Bijvoorbeeld dat vorig jaar een theatercollectief in Tilburg het muziekspektakel ‘de BladBlazerSymfonie’ presenteerde. En dat er een website is waar mensen hun klachten over de herrie en zinloosheid van bladblazers kunnen deponeren: www.bladblazen.nl.
Maar wat je vooral vindt met dit trefwoord, is een eindeloze lijst van winkels die bladblazers in vele soorten en maten verkopen. “Als in de herfst de bladeren weer vallen is het vaak niet meer te doen om alles aan te harken en in een ton te scheppen. Met een blazer blaas je alle bladeren eenvoudig bij elkaar,”


Die tekst moet de lezer overtuigen van het nut van het apparaat. Wat er vervolgens met de bladeren moet gebeuren, blijft onduidelijk. Toch in die ton scheppen? Of gewoon weer laten wegwaaien zodat je morgen lekker weer met de bladblazer kunt blazen? Het schept zo’n fijne band met de buurt, leuk samen blazen. Misschien moeten we die ouderwetse grashark dan toch maar eens inwisselen voor zo’n gezellig blaasapparaat.

 

 

zondag 1 november 2015

Halloween


Hij ziet er uit als een halve edammer kaas, maar het is de helft van een pompoen. Ik heb hem gekocht aan een kraampje langs de weg, waar je gewoon het geld in een blikje kon gooien en een pompoen uitzoeken. Kleintjes voor vijftig cent en de grootste voor twee euro. Ik hou van dat vertrouwen en betaal netjes de prijs die op het geschreven karton staat dat aan het kraampje hangt.
Helaas valt ie een beetje tegen. Niet dat de pompoen niet goed is, maar deze gele jongen heeft gewoon wat minder smaak dan de traditionele oranje soortgenoten die je nu overal met halloween-gezichten ziet liggen. Hij is net iets wateriger. Daar kwamen we achter toen we soep van de eerste helft maakten. Nu zijn we gewaarschuwd en maken de tweede lichting wat pittiger.

In de schuur ligt al weer een oranje exemplaar. Die roosteren we volgende week in de oven. Ondanks de halloweengezichten op de groenteafdeling zijn we bij het boodschappen doen vergeten om snoep mee te nemen. Ik was het van plan, voor alle zekerheid, hoewel er vorig jaar geen kinderen aan de deur kwamen op 31 oktober.  Als ik er achter kom dat we niets in huis hebben om aan de deur uit te delen, haal ik m’n schouders op. De meeste kinderen in onze buurt zijn net iets te groot om verkleed langs de deuren te gaan en om snoep te bedelen.
We zijn net klaar met de afwas als de bel gaat. Buiten klinkt in de verte gegil en gelach. We kijken elkaar aan. Opendoen? En dan zeggen dat we vergeten zijn om snoep te kopen? Dat is teleurstellender dan gewoon niet te reageren op de bel. We besluiten tot het laatste. Na een paar minuten gluur ik onder de luxaflex door. Niemand bij de voordeur. Ik doe de luxaflex nog wat strakker dicht en het licht in de keuken uit.

Als kind deed ik niet aan Halloween, maar we liepen wel Sint Maarten op elf november. Verkleed en met lampions met echte kaarsjes erin. Soms, als het hard waaide, ging er zo’n lampion in de fik. Dat maakte het extra spannend. Ik woonde in een dorp en je wist ongeveer wat je bij welk huis kon verwachten. Hier zijn ze gul met snoep, hier krijg je alleen een gezond appeltje en dáár kun je beter niet aanbellen want dan komt er iemand met een groot mes achter je aan. (Zeiden ze. Ik hoorde niet bij de dapperen die zoiets uit durven te proberen)
Ik baal ervan dat we het snoep vergeten zijn. Liever zou ik hebben dat onze deur bekend staat als de plek waar je iets lekkers kunt verwachten. Of iets leuks, zoals een paar jaar geleden; toen kwam er een groepje aan de deur dat brutaal in koor riep: “Snoep of je onderbroek!” H. deed de deur snel wijd open, riep: “Dan maar mijn onderbroek!” en deed net of hij die uit wou gaan trekken. Dat leverde een hoop gegil en gegiechel op.

Volgend jaar zorg ik dat er iets in huis is om uit te delen. Zul je zien dat er dan weer niemand op het idee komt om bij ons aan te bellen.

zondag 25 oktober 2015

Broersdag: Zeeuwse voorouders

(Jaarlijks hebben we ‘broersdag’, een familiedag met vijf broers en de bijbehorende schoonzussen. Dit jaar meldde één van de vijf broers zich af en zijn we met z’n achten.)

Vorig jaar stond de broersdag in het teken van de familiegeschiedenis in Krommenie. Deze keer zijn we in Zeeland, waar mijn schoonmoeder vandaan kwam. De organiserende broer F. heeft zich grondig verdiept in de stamboom en er staat een rondrit op het programma langs verschillende plaatsen waar voorouders hebben gewoond en gewerkt.

De goudplaat
Schapenboeren en landbouwers waren het en ze hadden het niet altijd makkelijk. We rijden naar ‘de goudplaat’, een plek op Noord Beveland waar de opa van moeder zijn schapen liet grazen. In een kringetje staan we daar te luisteren naar F. die vertelt over zijn overgrootvader en wijst waar die honderd jaar geleden met zijn kudde rondliep. Er staan nu bomen, maar in die tijd was het vlak land waarvandaan je alle torens van de dorpen rondom kon zien. Het weer is vrij zacht voor de tijd van het jaar, maar na een kwartier staan we toch te kleumen. We bedenken hoe koud het geweest moet zijn om in weer en wind de hele dag op de schapen te passen. En altijd met de dreiging van de zee. We horen hoe overgrootvader David ooit bijna zijn kudde verloor toen de wind plotseling draaide en er een springvloed opkwam.

Veerstraat, Kamperland
In het dorpje Kamperland bekijken we het huisje waar de familie woonde en dan gaan we op zoek naar de boerderij Bouw en Plantlust, een monumentale Zeeuwse boerderij die ook ooit door verre voorfamilie bewoond werd.


Het blijkt nu een camping te zijn en als we nieuwsgierig vanaf de brede oprijlaan naar het woonhuis lopen en foto’s maken, komt er een vrouw op ons af lopen die niet erg vriendelijk vraagt wat we komen doen en waarom we niet eerst even toestemming vragen als we het huis fotograferen. Excuses en een vrolijke uitleg van de belangstelling maken haar niet milder. 
Bouw en plantlust, foto van internet
Bij de achterkant kwamen we niet, maar die vond ik wel op internet.
Ze heeft vaker last gehad van ‘dat soort mensen’ die zomaar foto’s kwamen nemen. We zijn een beetje beduusd en F. doet zijn mond open om haar iets te vertellen over de rol van haar huis in de familiegeschiedenis, maar ze draait ons abrupt de rug toe en loopt met nijdige stappen terug naar de mooie boerderij.
Verbaasd en verontwaardigd vragen we ons af of ze tegen haar kampeerders ook zo onvriendelijk is.

Dan rijden we naar een volgende bestemming: het dorp Kortgene, waarvan de kerktoren 150 jaar lang onder water heeft gestaan. Naast de kerk is een man het gras aan het maaien. Als we om de kerk heen lopen om de dikke muren te bekijken, komt hij van z’n maaier af om te vertellen dat in de kelder vroeger mensen gevangen hebben gezeten.
Bij een volgend kerkje in Wolphaartsdijk gaan juist twee vrouwen met emmers en poetslappen naar binnen. Ze zeggen lachend dat we wel twee minuten binnen mogen kijken en weten even later te vertellen dat in het huisje daar op de hoek een familielid van Moeder gewoond heeft. Zo krijgen we weer vertrouwen in de mensheid.

Ten slotte gaan we terug naar de plaats waar we begonnen waren: het vakantiehuisje van broer F. in Goedereede. Daar wordt bij een goede maaltijd nog lang nagepraat over de familiegeschiedenis en meer.
Volgend jaar zijn wij aan de beurt om de broersdag te organiseren. Na twee keer een duik in de historie wordt het dan misschien een keer tijd voor een kijkje in de toekomst. Of iets heel anders. Daar gaan we maar eens goed over nadenken.
                                                                                                                                                                                 

vrijdag 16 oktober 2015

Pasta met walnotenpesto


Het is een goed walnotenjaar. Een notenboom heb ik zelf niet in de tuin, maar ik weet er wel een paar te staan die hun noten laten vallen in openbaar gebied. Vanaf september heb ik regelmatig een rondje gefietst dat de ene keer maar een paar noten opleverde en de andere keer flink wat. Het record was zesendertig na een ochtend met veel wind.  Daarna was het ook wel zo’n beetje afgelopen met noten rapen.
 
Vanmiddag kwam A. met haar kinderen langs, gewapend met een extra notenkraker en een fles wijn. We gingen pasta met walnotenpesto maken. Het is een gezellig klusje om met z’n allen om de grote tafel noten te kraken. Drie notenkrakers hadden we, elk met een ander systeem, die we allemaal door elkaar gebruikten. We kwamen er niet uit welke het best werkte, maar er schoot regelmatig een noot of een stuk dop door de kamer.

Toen we 200 gram noten bij elkaar hadden gepeld, had de jongste er genoeg van. Voor hem werden een paar auto’s te voorschijn gehaald om mee te spelen, maar even later kwam H. thuis, die de kast met stripboeken open deed. Vanaf dat moment waren we nog met z’n tweeën in de keuken: oudste kind en ik. We roosterden de gepelde walnoten en gebruikten het grootste deel om een heftige pesto te maken. Vier knoflooktenen gingen er in, twee geperste citroenen, een flink stuk Parmezaanse kaas en een kwart liter olijfolie. En basilicum natuurlijk. Het was grappig om te zien hoe de keukenmachine in een seconde het groen van een hele basilicumplant ‘op at’. Met de stukken harde kaas die we hem daarna voerden, had ie wat meer moeite.

Samen maakten we behalve de pesto nog twee salades en een flinke pan driekleuren-pasta. Daarna konden we aan tafel.
Was het lekker? De meesten vonden van wel, maar de jongste had toch liever de losse noten die door één van de salades zaten. Gelukkig was er ook nog een voedzaam toetje: tiramisu.
Wie gekookt heeft, hoeft niet af te wassen. Dat vonden de keukenprinsessen een prima regel. Alle anderen maakten de keuken weer helemaal netjes en daarna konden de gasten naar huis met een potje walnotenpesto en zelf hadden we ook nog een kom vol over.
Toch leuk, wat je allemaal kunt doen met die geraapte noten. En ze zijn nog lang niet op.

 

 

zaterdag 10 oktober 2015

Le nozze di Figaro


Er staan rijen voor alle betaalautomaten van de parkeergarage. We sluiten achter aan en terwijl we wachten tot we aan de beurt zijn om te betalen, hoor ik achter ons een vrouw tamelijk hard en een beetje bozig zeggen: ‘Sorry, maar ik vond er niks áán!’ Een man antwoordt onverstaanbaar en zij reageert: ‘ja, jíj hebt de kaartjes gekocht! En het zou om half elf afgelopen zijn. Nou… het is nu elf uur geweest!’ Hij zegt verdedigend dat de mensen nou een keer erg lang bleven klappen en ja, dan moeten de hoofdrolspelers nog wel een keer komen buigen. Nu weet ik zeker dat ze, net als wij, naar de opera ‘Le nozze di Figaro’ geweest zijn.


Le nozze di Figaro, foto: Jurjen Stek
Culturele evenementen bezoeken is er bij mij niet met de paplepel ingegoten. Mijn ouders gingen niet naar theater, film of muziekvoorstellingen. Wel waren er veel boeken in huis en mocht ik op pianoles. Jammer genoeg had ik daarbij een leraar die mijn muzikale enthousiasme eerder doodsloeg dan aanwakkerde. Ooit zong ik in een kinderkoor mee met de Mattheus Passion en ik herinner me daar vooral van dat het erg lang duurde, dat het koud was in de kerk en dat we van achter een dikke pilaar voornamelijk uitzicht hadden op de dikke kont van de dame die de alt solo zong. Ondanks deze ervaringen kwam er in de loop van de jaren steeds meer muziek in mijn leven.

En nu ben ik dan voor de allereerste keer naar een opera geweest: Le nozze di Figaro, van Mozart.

Ik had altijd het idee dat operamuziek iets was voor gevorderden. Voor mensen die, wanneer ze een muziekstuk horen, weten dat dit Abendlied 8 van Felix Mendelssohn is, of Suite voor orkest opus 80 van Fauré. Toen H. kaartjes had gekocht voor Figaro, wist ik dan ook niet goed of ik het wel leuk zou vinden.

Als nieuwkomers op operagebied waren we verrast over het fenomeen boventiteling: boven het toneel was de vertaling van de Italiaanse gezongen teksten te zien. Weliswaar hadden we van te voren gelezen waar het verhaal over ging, maar zonder deze vertaling zou het toch allemaal lastig te volgen zijn geweest.

Le nozze di Figaro is een regelrechte soap*. Opera mag dan gelden als een elitaire kunstvorm, ik dacht tijdens deze voorstelling aan het woord ‘volks’, aan Gordon en Gerard Joling, aan ouderwetse kluchten, waarin minnaars snel de deur links op het toneel uit gingen als echtgenoten door de deur rechts binnenkwamen.

De operazangers stonden letterlijk en figuurlijk vlakbij het publiek. Ze zongen niet alleen, maar schmierden, speelden met het publiek en hadden er duidelijk lol in. Waar ik bang was geweest dat we na een uurtje in slaap zouden vallen, waren de drie uren die het spektakel duurde zó om en stonden we met het hele publiek een kwartier te klappen. Jammer voor de dame die er geen bal aan vond en er later in de parkeergarage bij haar partner over klaagde.

Wat mij betreft is een avondje opera lang niet zo hoogdravend als ik dacht. Het was vooral hilarisch met als extra een heleboel mooie muziek. Dat gaan we vast vaker doen.

 
*Figaro, de knecht van graaf Almaviva, en Susanna, het kamermeisje van de gravin, hebben de toestemming van de graaf nodig om te kunnen trouwen. Maar de graaf wil eerst Susanna verleiden, waarmee hij een aristocratisch recht uitoefent, het aloude droit de seigneur, dat hij eigenlijk zelf had afgeschaft. Om het plan van de graaf te dwarsbomen, spannen de twee bedienden samen met de gravin, die door haar man verwaarloosd wordt. De jonge page Cherubino zorgt voor de nodige complicaties en stuurt door zijn hartstocht voor de gravin - eigenlijk voor alle vrouwen - de hele boel grondig in de war; ondergeschikte intriges, vermommingen en geheime brieven doen de rest. Aan alle moeilijkheden komt een einde wanneer de graaf erachter komt dat hij niet stiekem aan het flirten is met Susanna, maar met zijn eigen vrouw; hij is ontmaskerd en vraagt haar om vergiffenis. Vervolgens zegent hij het huwelijk van Figaro en Susanna. (bron:www.musico.nl)

zaterdag 3 oktober 2015

Taalles

Het schoolplein van de basisschool is op woensdagmiddag uitgestorven. Ik zet mijn fiets op de standaard en probeer het hek open te maken. Dat lijkt op slot te zitten. Ik loop om de school heen, maar alles is afgesloten en stil. Als ik bij mijn fiets terugkom, zie ik iemand het hek open doen. Je moet gewoon eerst een klepje omhoog doen.
‘Het is meteen de trap op en dan links af,’ is me uitgelegd. In het lokaal staan een paar mensen en als ik binnenkom, komt de docente enthousiast naar me toe.
“Nóg een klassenassistent! Wat hebben we lekker veel mensen vandaag!”

Ik heb me aangemeld bij Vluchtelingenwerk. Al een tijdje denk ik na over vrijwilligerswerk en nu er zoveel vluchtelingen zijn die hulp kunnen gebruiken, wil ik dát bieden waar ik goed in ben: hulp bij de Nederlandse taal. Er is behoefte aan klassenassistenten en taalcoaches. Voor beide functies is het handig om eerst een taalles bij te wonen.
Als iedereen binnen is, blijken er 6 helpers op 9 cursisten te zijn. Riant!
Na een rondje voorstellen, begint de les met het woord wanneer. Er moeten zinnen bedacht worden met dat woord.
Wanneer ga je naar Nijmegen?
Wanneer moet ik terugkomen?
Alle zinnen worden op een whiteboard geschreven. Sommige cursisten gebruiken een verkeerde woordvolgorde en dan zegt de juf mild: ‘Bíjna goed’ en schrijft de zin goed op het bord. Bilal, die in het voorstelrondje vertelde dat hij een baan als autospuiter heeft, komt met de zin:
Wanneer is de auto klaar?
Er wordt herkennend gelachen en overmoedig komt hij dan met
Wanneer is de auto gepolijst?
Uitleggen wat dat woord betekent is te hoog gegrepen.
Het hele bord wordt gevuld met wanneer-zinnen en daarna wordt de klas in groepjes verdeeld met de opdracht een gesprek te voeren alsof je in een kledingwinkel kleren koopt.
Drie leerlingen en twee assistenten per groepje. Deze cursisten spreken al behoorlijk Nederlands en de gesprekken zijn geanimeerd. Na een houterig begin komen ze op dreef. ‘Deze broek is te duur’, zegt de ‘klant’, maar de verkoopster zegt ‘het is goede kwaliteit’.  Ze willen graag het verschil weten tussen ‘Kan ik dit ruilen’ en ‘kan ik dit terugbrengen’ en schrijven alles ijverig op.

In het volgende les-onderdeel wordt achter computers aan opdrachten in het lesboek gewerkt. De docente vraagt mij of ik mevrouw Mokamil wil helpen, die niet met een computer werkt. Het is een kleine Afghaanse die de hele les weinig heeft gezegd. Ze pakt haar boek en wijst aan waar ze gebleven is. Een opdracht over lettergrepen en klemtonen. Mevrouw Mokamil leest de opdracht hardop voor en ik kan horen dat ze er niets van begrijpt. Ik vraag of ze begrijpt wat lettergrepen zijn en probeer het uit te leggen. De opdracht is om een aantal woorden in lettergrepen te verdelen en aan te geven waar de klemtoon ligt. Ze komt er niet uit en ik besluit het bij de betekenis van de opdrachtwoorden te houden. ‘Binnenkort’. Weet u wat dat betekent?
Ze aarzelt. ‘Binnen’, zegt ze, ‘eh – in een huis?’
We worstelen een half uur met de woorden in het lesboek en daarna is het tijd voor een koffiepauze.

De les duurt tot vier uur. Er gaat geen bel en als de juf zegt dat de les is afgelopen, blijft bijna iedereen nog even schrijven. De cursisten zijn heel gemotiveerd. Dat geldt ook voor de vrouw waar ik taalcoach van wordt. Over een klein jaar doet ze inburgeringsexamen en volgende week ga ik voor het eerst naar haar toe. Ik ben heel benieuwd en ik heb er zin in.

zaterdag 26 september 2015

De tuin en het leven

We zetten de deur open, want het is een prachtige dag.
Ik loop de achtertuin in, waar een zee van gele bloemen het zomergevoel vasthoudt, terwijl verderop de eerste herfstasters beginnen te bloeien.
Eerder deze maand heb ik een stukje grond naast het achterterras vrijgemaakt, waar ik volgend jaar courgettes of pompoenen wil zetten en ik haal tuingereedschap uit de schuur om verder te gaan met die klus. Ik knip de nieuwe uitlopers van een hardnekkige stronk, die niet opnieuw een grote struik mag worden en haal de rommelige planten weg die ernaast staan.

Met een grote emmer tuinafval loop ik langs het huis naar de compostbak en in het voorbijgaan zie ik dat rond de buitenkraan het onkruid enthousiast opkomt. Op de terugweg kan ik het niet laten om dat stukje nu eerst aan te pakken. Terwijl ik het groen tussen de stenen uit trek, denk ik aan de roman ‘Aanwezig’ van Jerzy Kosinski. In dat boek komt een eenvoudige tuinman in de politiek terecht. De mensen om hem heen zien zijn uitspraken over tuinieren als vergelijkingen die eigenlijk over wereldproblemen gaan.

De tuin als allegorie voor het leven. Ik bedenk dat dat in mijn geval eigenlijk best klopt. De hapsnap manier waarop ik nu in de tuin bezig ben, zie ik terug op allerlei andere gebieden. Ik kom iets tegen dat me interesseert en dan besluit ik me daarmee bezig te houden. Maar er zijn zo veel leuke dingen, dat je ze niet allemaal tegelijk kunt bijhouden.
Schrijven: doe ik elke dag
Zingen: soms fanatiek, nu even nauwelijks
Tekenen: al heel lang geleden dat ik dat serieus heb gedaan
Kleding maken: afgelopen winter fanatiek mee begonnen, maar in de zomer is het veel fijner om buiten te zijn.
Tuinieren: heerlijk om te doen, maar soms ga ik liever fietsen, of varen, of een weekendje weg enz.

Zo zijn er in mijn tuin ook steeds stukjes die ik netjes een seizoen lang bij hou, terwijl andere stukken veel minder aandacht krijgen. Die moeten dan volgend voorjaar maar weer serieus aangepakt worden. Is dat erg? Soms zou ik graag meer orde en overzicht willen: een plan voor de héle tuin; een belangrijk doel in mijn leven. Maar soms kan ik ook enorm genieten van een klein stukje dat helemaal mooi en op orde is.



Vandaag is dat het hoekje bij de buitenkraan. Met dat doel in mijn leven neem ik voor vandaag dan ook even genoegen. Nou ja, bijna. Want m’n wekelijkse blogje moet natuurlijk ook geschreven worden, en wat is ie diepzinnig vandaag.
 Misschien had ik filosoof moeten worden.

zondag 20 september 2015

Groene energie vanaf het dak van een blauw huis

Er zit een man op het dak.
Op ons platte dak legt hij dertien zonnepanelen. Toen we een paar maanden geleden online onze gegevens invoerden, kwam er een plan uit met negen panelen, maar na een schouwing bleken er dertien op te passen. De lichte aarzeling die ik bij dat getal voelde, verbaasde mij zelf. Ik blijk dus ergens vanbinnen een beetje bijgelovig te zijn. Maar het werden er toch dertien.
 
Eén jonge man komt ze leggen. Ik hoor hem lopen en dingen verschuiven. Als hij de ladder af komt om iets uit z’n auto te halen, roep ik hem binnen voor koffie. Ik vertel hem dat kort geleden gelukkig de hardnekkige lekkage is opgelost van dit zelfde dak waar de panelen op komen.
“Er zat een winkelhaak in.”
“Ja”, zegt hij “ik ben de reparatie net tegengekomen toen ik het grind opzij schoof.”
Dus dát was dat zware schuifgeluid.
“Het grind opzij schuiven? Kan dat geen kwaad?” wil ik weten. Maar hij zegt dat ie het straks netjes terug legt, deels als verzwaring voor de zonnepanelen. Hij legt me het systeem uit van het plaatsen en dat het Zuid-Oosten de meest geschikte richting is om zo veel mogelijk zonlicht te vangen. Helaas is er vandaag niet zo veel zonlicht. Er hangen zware, grijze wolken, en even later trekt hij een regenpak aan om weer het dak op te gaan.
 
Het lijkt me zwaar werk. De panelen zelf zijn niet erg zwaar, maar ze zijn wel een meter bij 1.65 en ze moeten stuk voor stuk de ladder op gesjouwd worden. Net als alle andere onderdelen trouwens. Halverwege de middag, als ik nog een keer koffie heb gezet, komt de elektricien er bij. Ik mag kiezen of de bedrading door het dak of door de muur gaat. (De muur graag) en of er een gebogen buis buitenom de muur naar het dak loopt of een recht buisje waaruit een paar draden verder het dak op gaan.

 
De laatste klus is het ophangen van de omvormer in de hal en het aansluiten ervan op ons elektriciteitsnet. Dan komt de dakman om het hoekje van de deur dag zeggen en de man van de elektriek komt om een stofzuiger vragen. Hij maakt de hal weer helemaal schoon en komt dan uitleggen hoe ik op de website de prestaties van onze zonnepanelen kan volgen. Eerst zorgt hij dat er een verbinding komt tussen onze wifi en de “solar-wifi” en dan maakt hij in een moeite door een account voor me aan.
 
Er is niet meteen iets te zien op de grafiek die de opbrengst moet weergeven, maar een half uur later zie ik op mijn i-pad dat onze zonnepanelen werken. Op donderdag 17 september rond vijf uur ’s middags begint het. En op zondagavond hebben we volgens het schema 0.076 bomen bespaard. Het zijn natuurlijk virtuele bomen en we hebben geen idee of ze vier meter hoog zijn of veertig. Maar het gaat om het idee. Groene energie, vanaf het dak van ons eigen, blauwe huis.
 
 

zondag 13 september 2015

Demonstratie Red de Zorg. Met z’n vijftienduizenden van Damrak naar Westerpark.

(12 september 2015)
“Wie zijn de zorg?” roept de man op het podium en duizenden mensen roepen “WIJ!”
“Waar is de zorg?” “HIER!”
Ik roep niet mee, want ik werk niet in de zorg, maar ik voel me betrokken genoeg om naar Amsterdam te komen voor de demonstratie Red de zorg.

demonstratie Red De Zorg 12 september 2015
Overal om me heen ziet het wit van de FNV t-shirts en vlaggen met de tekst Strijd voor zorg. De shirts en vlaggen worden uitgedeeld op verschillende plaatsen tussen het station en het officiële startpunt van de demonstratie: het Damrak. Er worden ook buttons uitgedeeld door de SP. Daar pakken we er één van aan. En ook een plastic tasje met broodjes, een appel, drinken en een snickers. De demonstranten komen niets tekort.

De dag is strak georganiseerd. Om twaalf uur begint op een podium op het Beursplein het programma. Gijs van Dijk en Lilian Marijnissen van de FNV spreken de mensenmenigte toe. Vanaf het podium kijken ze uit op het station en de hele weg daar tussen is gevuld met demonstranten. Zo’n 20.000, schatten ze, maar later zullen ze dat bijstellen naar 15.000. Hoe dan ook, het is een onafzienbare sliert mensen die drie kwartier later op weg gaat naar het Westerpark.

Eerst hebben we geluisterd naar de verhalen van mensen die in de zorg werken of afhankelijk zijn van anderen die voor hen zorgen. Gehandicapten, ouderen, jeugd, in alle sectoren voelen mensen zich klemgezet. Te veel administratie, te weinig personeel ‘aan het bed’, een hoge werkdruk, weinig loon.
Naast ons werd alles instemmend aangehoord door een groep rolstoelers met gele t-shirts en paraplu’s vol protest-tekeningen. Nu de hele groep zich in beweging heeft gezet, lopen we ze voorbij. Een kleurig blok, met hun knalgele shirts en hun met plastic bloemen versierde rolstoelen en scootmobiels. Vlak voor ons is even later alles groen. Een kluitje Groen-Links jassen met groene tekstborden. Op andere plekken wordt het wit onderbroeken door rode jassen van SP aanhangers.

De sfeer is gemoedelijk. Met een slakkengangetje loopt de demonstratie langs de dam, waar toeristen verbaasd blijven staan kijken. Iemand met een trompet begint het Wilhelmus te spelen en af en toe roept iemand een leus of zingt een “strijdlied”: “Een twee drie vier vijf zes zeven, waar is al het geld gebleven, het is niet hier, het is niet daar, het is bij de zorgverzekeraar.”

Schuin achter me probeert iemand op een trekharmonica de melodie mee te spelen. Het klinkt nogal horkerig en ik vraag me af waarom iemand die niet kan spelen zo’n instrument meeneemt: “Ik ben niet zo goed in die strijdliederen”, verklaart hij als hij stopt met spelen en met z’n vlag loopt te sjorren. Ik bied aan om de vlag voor hem vast te houden en met zijn handen vrij speelt hij nu een mooi stuk. Mensen steken hun duim naar hem op.

demonstranten zitten op het gras (Westerpark 12 sept. 2015)
We doen meer dan een uur over de twee kilometer naar het Westerpark. Daar gaan we op een muurtje zitten en we kijken hoe de eindeloze rijen mensen achter ons het park binnenstromen.
Ook hier is een podium en daar worden vraaggesprekken gehouden met een paar politici. De belangrijkste gast is Martin van Rijn, de verpersoonlijking van het afbraakbeleid. Als hij antwoord geeft op de kritische vragen van Lilian Marijnissen, komt hij nauwelijks boven het joelende en fluitende publiek uit. Zijn verhaal is dan ook niet sterk. “We willen met z’n allen zorgen dat ook in de toekomst goede zorg bereikbaar moet blijven en daarom moeten er nu impopulaire maatregelen genomen worden.” Daar komt het op neer.

We hebben genoeg gezien voor vandaag. We gaan nog even Amsterdam in.
Op de Haarlemmerdijk stikt het nog van de witte t-shirts, vlaggen en borden met leuzen, maar hoe verder we de stad in gaan, hoe meer het herkenbare zorgpubliek verdunt. De demonstratie is afgelopen. Maar het gevecht om de zorg nog niet. We zijn tevreden dat we meegelopen hebben voor de goede zaak.

woensdag 9 september 2015

Moord op het water


Zojuist heb ik koelbloedig de sporen uitgewist van een moord. Nu het na dagen grauw en grijs regenweer een ochtend droog was, zag ik mijn kans schoon. Langs het smalle paadje tussen dichte begroeiing door, liep ik naar de kano. Ik vermoedde dat die inmiddels vol water zou staan en ja, de boot was met zeker honderd liter schoon regenwater gevuld.  En op de voorste punt lagen de overblijfselen van wat een brute moord moet zijn geweest.

Zacht grijze donsveertjes plakten aan de natte boot en als ik nog dacht dat het gewoon wat verloren dons was, hielp een bloederig grijs klompje me uit de droom. Welke moordenaar was hier aan het werk geweest? Een buizerd misschien? Of gewoon een zwart-witte ekster waarvan er altijd wel een paar lawaaierig kekkend in de buurt rondhangen? Ik zal het nooit weten.

Eerbiedig plensde ik het stoffelijk overschot met een emmer helder water van mijn kano. Daarna hoosde ik de liters uit de boot, waarbij af en toe een liter over de punt ging om de laatste veertjes te verwijderen. Terwijl de zon steeds warmer wordt, ligt de boot nu weer droog en schoon aan z’n twee touwen te wachten tot er gevaren gaat worden. Alsof er nooit een vreselijke moord heeft plaatsgevonden.

zaterdag 5 september 2015

Een ‘Tussen Kunst en Kitsch’ moment


‘Hé, is dat een Iron-man pak?’ H. trekt genoeg aandacht met z’n brede schouderbeschermers en vervaarlijke helm. En dat was nou net de bedoeling.
 
In de straat van vriendin S. is zaterdag de jaarlijkse tuintjesmarkt. Dat wil zeggen dat de bewoners in hun voortuintjes spullen neerzetten om te verkopen. Omdat we wel wat oude spullen hadden die we kwijt wilden, spraken we af dat we die naast haar bescheiden kistje met boeken zouden zetten. Een kistje waar na de afgelopen vier jaar tuintjesmarkt niet heel veel uit is verkocht. S. doet elk jaar mee voor de gezelligheid en ze vindt het prima als we er bij komen met onze bonte verzameling.

Ons pronkstuk van de dag is de American Football outfit van onze zoon, die deze ruige sport een seizoen lang heeft gedaan en het toen voor gezien hield. De schouderbescherming, helm en schoenen hebben destijds een aardig bedrag gekost dat we er natuurlijk bij lange na niet voor terug kunnen krijgen. Eigenlijk willen we het niet voor een rommelmarkt-prijsje verkopen, maar we nemen de spullen mee als publiekstrekker en wie weet is er iemand die toevallig op zoek is naar deze spullen.

 Echt nodig was de verkleedpartij van H. niet. We hebben de auto nog niet half uitgepakt of de eerste spullen zijn al verkocht. Ondanks de grijze lucht, waar af en toe een buitje uit valt, is het gezellig druk in de straat en ons handeltje loopt helemaal niet slecht. Allerlei spul dat al jaren ongebruikt in een kast of in de schuur staat, gaat voor een habbekrats naar een nieuwe eigenaar.

Een doos legospulletjes is zo verdwenen. Met een paar nooit gedragen (want te klein gekochte) schoenen kunnen we een man met bescheiden voeten blij maken. Een playmobiel piratenschip wordt door een oma voor haar kleinkind gekocht. Er wordt gekeken, onderhandeld, commentaar geleverd en een vrouw wil graag de schoffel uitproberen die glanzend nieuw en ongebruikt op onze kraam ligt. (na de proefschoffelsessie besluit ze hem niet te kopen)

H. spreekt van onder zijn helm voorbijgangers aan om ze produkten aan te smeren met de meest wonderlijke argumenten: ‘Met deze pilates-ring kunt u uw monnikskapspieren trainen’, of ‘tuinieren is geweldig voor de conditie, wat vind je van deze tuingereedschap-set?’

Midden in die gezelligheid vraagt iemand ineens verbaasd waar we deze karaf vandaan hebben? Ze wijst op een wit stenen geval met twee tuiten dat H. ooit heeft gekregen nadat hij ergens voor z’n werk een praatje had gehouden.

‘Ik heb er zelf ook zo één’, vertelt ze, ‘en volgens mij is ie minstens 50 euro waard. Het is een speciaal ontwerp van Cor Unum, die in een gelimiteerde oplage gemaakt is.
Die van haar had in een kerstpakket gezeten. Net als wij vindt ze het ding niet echt mooi en ze is dan ook niet van plan om de onze er bij te kopen. ‘Hoewel’, ze lacht: ‘ik had eigenlijk eerst moeten vragen hoeveel je ervoor wilt hebben…’

Als ze is doorgelopen, kijken we nog eens naar de karaf: ‘Wat gaan we er nu voor vragen als iemand hem wil hebben?’ We hebben geen idee en al gauw is de aandacht weer afgeleid door andere kopers. Eén keer pakt iemand de karaf op, maar er wordt niet naar een prijs gevraagd.

Aan het eind van de middag rijden we naar huis met aanmerkelijk minder spullen dan waar we mee aankwamen. Thuis vind ik na enig speurwerk op het internet onze karaf terug. Hij blijkt 65 euro te kosten en is bij Cor Unum Ceramics te koop. Dit is de beschrijving: 

"De Cor Unum Porron karaf is een ontwerp van designer Zweitse Landsheer. Hij is geïnspireerd op de Spaanse drinkbuidel. Achter de stijlvolle en eigentijdse vormgeving schuilt praktisch vernuft. Niet alleen houdt de Porron karaf van Cor Unum prettig vast, de apart gevormde handgreep zorgt bovendien dat de inhoud van de wijn- of waterkaraf vloeiend schenkt."  Als ik dat zo lees, ga ik het ding nog bijna mooi vinden.

Kijk, dit is em. Als je er echt enthousiast over bent, mag je hem van me hebben voor de helft van de nieuwprijs. Een koopje toch?

 

 

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...