dinsdag 29 juni 2010

Blinde man pesten

Terwijl ik sta te wachten voor het stoplicht, zie ik aan de overkant in de verte een blinde man aankomen. Tikkend met zijn stok loopt hij vlotjes over de stoep. Ik vind het altijd weer fascinerend dat iemand zó z’n weg kan vinden en blijf een tijdje naar de man kijken.
Ineens komt er van ergens achter hem een brommer aanknetteren. Er op een anoniem persoon, verscholen onder een integraalhelm. Hij of zij roept wat naar de blinde, die verschrikt opzij stapt en even later boos met zijn stok zwaait. De brommerrijder heeft vaart geminderd en roept nog iets. Geërgerd gebaart de blinde man met zijn stokvrije hand: doorrijden!
De brommer schiet vooruit tot het rode stoplicht.
De blinde man is duidelijk uit zijn evenwicht gebracht, zwalkt bijna de berm in, maar herstelt zich. Hij bereikt het stoplicht juist als het op groen springt. De brommerrijder roept nog iets opzij en gaat er dan snel vandoor.
Ik haal opgelucht adem en passeer de arme blinde, die in zichzelf mompelend oversteekt. Hoe kan iemand er nou lol in hebben zo’n arme man te treiteren.

Zo zou een toeschouwer het gezien kunnen hebben, toen ik vanmiddag na het werk mijn blinde collega T. passeerde op de scooter. Hij is geluidstechnicus en eerder op de dag hadden we samen een hoorspel opgenomen. T. en ik kunnen goed samenwerken en een beetje jennen heen en weer hoort daar bij. “Hé, blinde man”, riep ik toen ik langzij kwam. “Kun je het een beetje vinden?” Waarop hij quasi-boos met zijn stok begon te zwaaien.
Na een kort schreeuwgesprek – in verband met helm en scootergeraas – reed ik door terwijl hij lachend bijna de berm in struikelde. In mijn spiegel zag ik hem weer op het rechte pad komen, zodat ik er bij groen licht met een gerust hart snel vandoor kon.
Op het zebrapad keek een voetganger afkeurend naar me opzij.

vrijdag 25 juni 2010

Labradoodle

We gaan een avondje voetballen kijken bij de buren.
Als we binnenkomen, zit buurman S. omringd door zijn drie kinderen een klein papiertje open te vouwen. “Nummer drie”.
Oudste dochter J. kijkt bedrijvig op een papier: “Drie…. dat is een gedicht.” Ze geeft haar kleine broer een duwtje “Toe maar C., jouw gedicht opzeggen.” C. aarzelt, maar zijn zus trekt hem mee. Samen stellen ze zich twee meter voor papa op en zeggen een suikerzoet Vaderdagrijmpje op.
Het blijkt een inhaalmanoeuvre omdat S. op 20 juni voor zijn werk in het buitenland was.
Wij hebben een plekje op de bank gezocht en bekijken het spektakel.
Er is al weer een nummer getrokken en deze keer moeten er geblinddoekt verschillende dingen geproefd worden. Papa doet braaf z’n mond open en raadt alles goed. Dat levert een zelfgemaakt kadootje op. “Hoeveel moet ik er nog?” vraagt S. met een blik op de klok. Over een kwartiertje begint de voetbalwedstrijd.
Bij het volgende nummer wordt er een brief voorgelezen. De lieve papa wordt overladen met complimenten en kinderliefde, maar er blijkt een dubbele agenda gevoerd te worden. De allerliefste vader zou pas écht geweldig en fantastisch lief zijn, als hij een positief antwoord zou geven op een vraag die bij het volgende nummer gesteld wordt. De spanning stijgt en vooral de oudste kan bijna niet wachten tot het volgende onderdeel van de ceremonie. Ze mompelt per ongeluk al iets dat op “hond” lijkt.
S. begint nattigheid te voelen. “Ik ben bang dat het nee wordt”, begint hij voorzichtig, maar het programma gaat onverbiddelijk verder.
De vraag is ook al nauwkeurig op papier gezet. Dochter J. leest voor. In plechtige taal legt ze uit hoe graag ze allemaal, de drie kinderen én mama, een hond willen, en wel een labradoodle. Deze hond heeft geweldig veel voordelen, die dwars door vaders protest heen opgesomd worden. Hij is heel makkelijk zindelijk te maken, is lief en maakt niets kapot, zelfs allergische mensen kunnen tegen een labradoodle. Kortom. Hoe kan een vader dáár nou toch bezwaar tegen hebben?
“Jaja”, zegt de lieve papa. “En hij hoeft zeker ook niet elke dag uitgelaten te worden. Door mij…” J. verzekert hem dat zij het ook best wel vaak zal doen en als S. tegenwerpt dat een hond in de vakantie een probleem oplevert, kijkt dochterlief naar ons en zegt dat de buren in de vakantie wel voor de labradoodle willen zorgen. “Toch?”
Ik verslik me in m’n koffie. “Ik geloof dat ik even niet meedoe in deze discussie”. Mijn H. heeft het niet eens gehoord. Nederland-Kameroen is begonnen.
En daarmee komt abrupt een eind aan de Vaderdagviering. De drie kinderen hollen naar de gang om allemaal een oranje hoed te gaan opzetten en kruipen dan gezellig om een grote bak zoutjes heen.
De voetbalwedstrijd wordt door Nederland gewonnen. Hoe zou het aflopen met de strijd om een labradoodle??

zondag 20 juni 2010

Avonturenmama

Sonja Bakker heeft een kinderboek geschreven. Volgens de Telegraaf om haar ellende te verwerken van het afgelopen jaar: een veelbesproken scheiding, het stoppen van haar dieetimperium en ook nog praat over een vermeende relatie met Rik Felderhof.
Het schrijven van een kinderboek heeft duidelijk een louterende werking. Op recente foto’s in de media kijkt ze blij de wereld in.

Afgelopen week had ik het nieuwtje in de krant gezien: Sonja Bakker lanceert haar eerste kinderboek. Toen ik vrijdag een boekwinkel binnenliep, zag ik er een stapel van liggen: “De avonturenmama”. Vrolijk geïllustreerd door Tracy van de Ven, die nog niet bekend genoeg is om met haar naam op de omslag te mogen.
Ik bladerde het door en las het eerste avontuur van de avonturenmama. O, wat een doldwaas avontuur, van een mama die een vliegend bed bezit. Maar vandaag krijgt ze bezoek en gaat een taart bakken! Maar o help, er gaat iets mis met de mixer en het beslag vliegt de keuken door.

Annie M.G. Schmidts Floddertje kan overtuigend genieten van zo’n puinhoop. Pippi Langkous ook. Maar avonturenmama Sonja laat alles zo dunnetjes uit de hand lopen dat het ook nog makkelijk opgeruimd kan worden. En als de taart ook nog aanbrandt (wat een enig avontuur), bedenkt ze gelukkig een geweldige oplossing: we kunnen ook chocoladekoekjes kopen voor bij de koffie.

Ach Sonja, een goed kinderboek schrijf je niet zomaar. Maar als je het wel kunt, kan het ook zonder doldwaze avonturen. Zelfs over het bakken van een chocoladetaart. Lees maar eens “Kleine Beer is jarig” van Max Velthuis. Er gebeurt niks bijzonders, maar het is een stuk leuker dan het saaie taart-avontuur van mama Sonja Bakker.

zaterdag 12 juni 2010

Landschappen

In de Amsterdamse wijk Zeeburg is een kleine expositie van landschapsfotograaf Bert de Turck. H. heeft een uitnodiging ontvangen voor de opening, maar ging er niet heen. Nu we na een familiebezoek toch in de buurt zijn, gaan we even kijken.
Zeeburg kennen we geen van beiden, dus we zetten de Tomtom aan. Die vertelt keurig welke afslag we moeten nemen en probeert ons vervolgens een straat in te sturen waar opstapjes en paaltjes de doorgang versperren.
Ook de volgende ‘linksaf’ is geblokkeerd en we besluiten te parkeren en te voet verder te zoeken. Na een kwartiertje dwalen vinden we expositieruimte ‘De Rietlanden’.
De toegang is vrij, maar er zit wel een vriendelijke dame op te letten aan de balie. Aan de uitnodigingskaart die ik (voor het adres) in mijn hand heb, ziet ze dat we doelbewuste bezoekers zijn. Willen we iets weten? Dan kunnen we dat gerust vragen.
Kijken willen we. En dat kan.
In het eerste zaaltje hangen vooral foto’s van de Ooijpolder. Bert de Turck houdt van nevelige luchten. Mooi, maar ik vind ze een beetje somber. H. vindt ze prachtig, de landschappen die in een grijzige waas vervagen.
Een deur verder zijn we in Amerika. Samen verwonderen we ons over de messcherpe schaduwlijnen en wonderlijke kleuren van woestijnfoto’s in Texas.
Maar nog mooier is de kustlijn in Bretagne.
Blauwgroen water likt aan een zwart met blauw kiezelstrand. In de verte lost de zee op in een lucht met onwerkelijke schakeringen blauw en ergens te midden van al dat blauw vaart een klein, wit zeilbootje.
Deze willen we hebben!
Maar dan bedenk ik dat al dat prachtige blauw in onze huiskamer volkomen zal misstaan.
We kijken er nog een tijdje naar en kopen dan een paar kaarten.
De baliemevrouw verontschuldigt zich dat ze ons geen koffie kan aanbieden; het apparaat is stuk. Ze wijst waar we een leuk terrasje kunnen vinden. Als we de aangewezen richting in lopen, zien we dat we vlakbij onze parkeerplek zijn.
Probleemloos rijden we naar huis terug.
Leuk. Volgende keer doen we een andere onbekende wijk van Amsterdam!

zondag 6 juni 2010

Vrienden voor het leven…

“Een, twee, vrienden voor het leven”, zongen buurkinderen laatst terwijl ze op de trampoline sprongen. Het klonk grappig-dramatisch met die kinderstemmetjes. Vrienden voor het leven. Dat is nogal wat.
Ooit las ik ergens dat er voor vriendschappen een soort zeven-jaar cyclus geldt. De meeste vrienden raak je na zo’n periode weer zo’n beetje kwijt. Dat kan best kloppen. Voor mijn vriendschap met P. gaat het wel ongeveer op. We waren vier jaar collega’s en goede vrienden. Toen ik van Amsterdam naar Gelderland verhuisde, bleven we elkaar wel af en toe op zoeken, maar na verloop van tijd verwaterde de vriendschap. De laatste keer dat we elkaar zagen moet toch wel zo’n vijftien jaar geleden zijn.
Een paar dagen geleden hoorde ik dat P. dood is. Zelfmoord. Helemaal alleen is hij naar Frankrijk gereden, heeft een hotelkamer genomen en daar een fatale dosis pillen geslikt. Het was een weloverwogen actie. Hij heeft een afscheidsbrief achtergelaten en aanwijzingen voor zijn begrafenis. Niemand in zijn omgeving had er ook maar enig vermoeden van dat hij dit van plan was.
Ik werd verdrietig van het nieuws, al was P. al een tijd uit mijn leven verdwenen. Wat moet hij eenzaam geweest zijn!

Terwijl hij in z’n eentje in een vreemde hotelkamer dood lag te gaan, zat in een ziekenhuis in Nijmegen een hele familie om een ander sterfbed. De moeder van een collega. Afgelopen zaterdag werd ze gecremeerd. Een bedroefde familie vertelde mooie dingen over haar leven en al kende ik haar niet, ik vond het ontroerend om te horen hoe liefdevol er gesproken werd. Natuurlijk moest ik aan P. denken. Zouden over hem ook van die lieve dingen verteld worden? Als ik zaterdagmiddag naar huis rij, is het donker in m’n hoofd.
Maar de zon schijnt en thuis komt een gezonde zoon met me lunchen en een springlevende dochter belt me voor de gezelligheid. Samen met H. ga ik in de tuin aan de slag. In de tuin van de buren springen kinderen op de trampoline. Vandaag wordt er niet bij gezongen.

woensdag 2 juni 2010

Drie keer niet

Terwijl ik de was ophang, gaat de telefoon.
De fietsenmaker. De reparatie gaat meer kosten dan gedacht. Moet hij evengoed doorgaan? Dan zal hij nu meteen materiaal bestellen. Vrijdag is de fiets klaar.
O. Dat valt tegen.
Eigenlijk stond het voor vandaag op m’n lijstje: fiets ophalen. Dat hoeft dus niet.

Een kwartier later begin in aan m’n woensdagse hardlooprondje. De straat uit, brug over, langs het water. In de verte zie ik een graafmachine bezig en tegelijkertijd zie ik in het water vlakbij een zwanenfamilie. Zeven jongen tel ik, en ze zijn nog klein en pluizig. Zijn ze het?
Een paar honderd meter verderoop wordt met veel geraas een nieuwe sloot uitgebaggerd; niet ver van een zwanennest. Tot mijn voldoening zie ik dat het nest leeg is. De zwanen zijn op tijd weg, met zeven mooie jongen.

Twee kilometer verderop wordt er midden in mijn kuit ineens op de rem getrapt. “AU” Ik sta meteen stil. Loop dan langzaam verder terwijl ik probeer te voelen wat er aan de hand is. Strekken gaat goed. Op m’n tenen en terug lukt ook. Wandelen is geen probleem. Maar zodra ik weer ga rennen, schiet er iets in die kuit.
Voorzichtig lopend neem ik de kortste weg naar huis.
Daar bedenk ik dat dat vandaag al drie keer niet is:
De fiets hoeft niet gehaald.
Het nest is niet meer in gebruik.
Ik kan niet verder hardlopen.
En dat voor elf uur ’s morgens. Wie weet wat er vandaag nog meer allemaal niet zal gebeuren.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...