zondag 27 december 2009

Verhuizen

Onze afdeling verhuist naar een andere kantoorruimte in het gebouw. Een goede gelegenheid om eens flink op te ruimen. Cassettebandjes uit het pre-digitale tijdperk: weg ermee. Internetcursussen uit 2003: hup, oud papier. Jaargangen oude literatuurtijdschriften: wie ze hebben wil mag ze meenemen.
Wat overblijft gaat in kratten mee naar beneden. Daar beginnen we met een schone lei.
Van boven naar beneden verhuizen wordt door sommigen gezien als een degradatie. Boven zit de directie, en de staf. Boven is Belangrijker. Wij zijn van plan om precies even Belangrijk te blijven en genieten van de nieuwe -schone - vloerbedekking en de fris gesopte kasten.
De nieuwe ruimte is ongeveer twee vierkante meter groter dan de oude, maar korter en breder. Dat levert een probleem op. Onze bureaus zijn driehoekig en passen drie aan drie in elkaar. Maar hoe zetten we ze neer?
Zo?
Dan zit iemand voor de deuropening.
Zo?
Dan kan deze kast niet meer open.
Zo?
Dan moet iemand onder z'n bureau door kruipen.
We puzzelen een uur en ineens staat het goed. Als een schuifpuzzeltje dat achteraf heel simpel lijkt. Onbegrijpelijk. Nog twee uur later zijn de kasten ingeruimd en de computers en telefoons aangesloten. We bellen elkaar om telefoonnummers te controleren en gaan onwennig achter onze bureaus zitten. Veel werk wordt er niet meer verricht. Maar wacht maar: vanaf onze nieuwe plek gaan we weer prachtige, originele, leuke, gezellige luistertijdschriften maken!

maandag 21 december 2009

Schiphol

Buiten is het winter, maar wij zitten comfortabel binnen, H. en ik. In de aankomsthal van Schiphol. Ondanks de negatieve reiswaarschuwing van de ANWB zijn we hierheen gereden om E. op te halen. Stapvoets door de sneeuw.

Natuurlijk heeft het vliegverkeer ook last van het weer. Toen we keurig rond twee uur parkeerden, wisten we inmiddels dat het vliegtuig met E. erin pas twee uur later verwacht werd. We hebben dus tijd genoeg voor koffie en een rondje boekwinkel. Daarna zoeken we een plek om te zitten.
Tussen andere wachtenden installeren we ons, elk met een boek. Af en toe grinniken we elkaar een grappig stukje toe, want beide boeken zijn van de vrolijke soort.
Om ons heen gebeurt vanalles wat afleidt. Een oude, Aziatisch uitziende man staat voor een glazen verboden-toegang-deur. Met de gesp van een riem tikt hij verwoed op het glas, gebaart naar iemand daar in de verte, tikt weer. Dat gaat door tot iedereen in onze “zitgroep” kijkt. Belangstellend volgen we de communicatie met een bontmanteldame aan de andere kant van het glas. Als de oude Aziaat steeds driftiger gaat gebaren, loopt ze weg. Wij op de stoeltjes kijken elkaar aan en schieten in de lach.
Er komt een vrouw voorbij die een intrigerend, piepend karretje duwt, waarop tien grote kisten gestapeld zijn. Ik krijg honger en ga een broodje halen.
Op de borden is de aankomsttijd van E.’s vlucht verschoven naar zes uur en als ik m’n broodje op heb is dat zeven uur geworden.
Een bezorgde vrouw telefoneert over uitvallend treinverkeer. Een gezelschap met veel koffers probeert taxi’s te regelen. Een klein kind loopt trots rond met haar eigen koffertje in de vorm van een schildpad.
Voortdurend wordt er omgeroepen dat alle vluchten van maatschappij X of Y uitvallen. Of de passagiers de luchthaven willen verlaten en morgen contact willen opnemen. De meeste mensen schikken zich zonder protest in hun lot. Op de stoeltjes maken mensen het zich zo makkelijk mogelijk. Er wordt gelezen, geslapen, gelachen.
Tegen zevenen blijkt het vliegtuig met E. nu toch echt aangekomen te zijn. Het duurt nog een uur voordat ze haar koffers heeft gevonden en langs de douane is. Dan komt ze door zo’n glazen deur. Daar is ze, onze dochter. Na vier maanden terug uit Amerika!

Het sneeuwen is afgelopen. Toch nog voorzichtig rijden we naar huis. En daar stranden we. Voor de deur. De draai naar de oprit is onze auto te veel in dertig centimeter opgewaaide sneeuw. Met hulp van de buren zetten we hem zo’n beetje op de stoep. Morgen zien we wel verder. Nu zijn we thuis. Met het hele gezin.

zondag 13 december 2009

Kerstboom


Daar staat ie dan. Lekker traditioneel: een boom in de kamer.

Elk jaar is het een punt van discussie. H. Vindt het truttig, een kerstboom. Ik vind het gezellig en heb een medestander in m’n dochter E. Zoon is neutraal.
Zo lang de kinderen klein waren, was de boom vanzelfsprekend, maar de laatste jaren is er protest. Twee jaar geleden haalde ik als concessie drie piepkleine boompjes die samen genoeg hadden aan één snoer met lichtjes.
Vorig jaar was E. het huis uit en zonder maatje capituleerde ik. Geen boom. Ik probeerde het recht te trekken met slingers, ballen en lampjes overal, maar toch…
Dit jaar kondig ik ruimt van te voren aan dat er deze keer wel een kerstboom komt. E. is bijna terug uit Amerika en blijft de kerstvakantie bij ons.
“We hebben toch wel een boom hè”, mailt ze.
“Dat komt wel goed”, schrijf ik terug.
“Truttig”, bromt H.
“Maar we hebben tweede kerstdag een familiediner bij ons”, betoog ik.
“Nou en?”
Ik besluit zelf het heft in handen te nemen en een mooi boompje te halen dat ik zonder hulp naar binnen krijg. Dit weekend, dan kan ik de auto gebruiken.
Zaterdag moeten we even naar de stad. We blijven langer dan de bedoeling was en als ik zie hoe laat het is, zeg ik dat we terug moeten omdat ik nog een kerstboom wil halen.
H. protesteert niet. Hij vraagt waar ik heen wil en rijdt er op de terugweg langs. Sjouwen doet hij niet, maar dat maakt niet uit, want de goedgemutste verkoper schuift m’n boom netjes in de auto. Als we weer wegrijden zegt H. langs z’n neus weg: “eigenlijk raar dat jíj elk jaar zo graag een boom wilt. Het is helemaal niet goed voor het milieu.” Een ijzersterk argument als mosterd na de maaltijd. Ik verdring m’n schuldgevoel en zondag versier ik de boom. Het staat zo gezellig en E. zal er blij mee zijn.
Maar volgend jaar… Ach, dat zien we dán wel weer.

zondag 6 december 2009

Sint voor drie

Wij vierden net als anders Sinterklaas,
Maar nu was het toch wel een beetje kaal.
We waren er dit jaar niet allemaal:
Mijn oudste kind was er niet bij helaas.

Zij is niet dood, zo drastisch is het niet,
Maar te ver weg, ze kreeg niets in haar schoen.
Want ach, wie zou er snoep in moeten doen?
Er is in Allentown geen Zwarte Piet.

Wij stuurden haar een pakje met de post;
De zegels kostten drie keer het kado.
Maar blijkbaar zegt de grenscontrole “No”.
Het is niet aangekomen, it is lost.

Het was Sint Nicolaas voor drie dit jaar.
Geknutsel en geschrijf bleef achterwege.
Wel hebben we leuke kado’s gekregen,
Maar toch, met eentje minder is het raar.

En straks met kerst is zij er wel weer bij.
Nog even en ze vliegt weer naar ons toe.
Misschien is ze humeurig, suf en moe…
Maar wel bij ons, dat maakt me nú al blij!

dinsdag 1 december 2009

Brieven

Roald Dahl schreef zijn moeder 32 jaar lang elke week een brief. Vanaf zijn eerste zondag op kostschool tot aan haar dood. Zo trouw was ik niet, maar ik heb mijn moeder wel heel wat brieven geschreven. De laatste heeft ze nooit gelezen. Ik schreef die brief na haar dood en H. las hem voor bij de begrafenis omdat ik zelf te veel brok in m’n keel had. Mijn dochter constateerde achteraf met een zekere tevredenheid dat mijn brief de meeste mensen aan het huilen had gemaakt. Een tijd lang bleef ik in gedachten brieven aan mijn moeder schrijven en nog steeds zijn er af en toe momenten die een Lieve G.-reflex oproepen.  Soms schrijf ik aan haar zus, mijn tante, die me dan terugschrijft in mijn moeders stijl en handschrift. De eerste keer dat zo’n brief op de mat viel, was het alsof de postbode een geest bezorgd had. Maar alles went.
Bij mijn vader niet. Hij mist haar nog steeds even hard. Vorige week praatten we over haar. Hij vertelde weer hoe het ging, die dag dat ze zich niet zo lekker voelde en plotseling, toen hij even de kamer uit was geweest, zo raar achterover in d’r stoel hing. Ik laat hem vertellen, vraag met droge ogen naar details en luister als een therapeut. Het zal wel goed voor hem zijn om er over te praten.
Als ik weer thuis ben, moet ik iets administratiefs regelen en blader in de map met ouderlijke papieren. Daar kom ik mijn afscheidsbrief tegen. Ik lees mijn eigen woorden aan haar en daar komen de tranen. Geconserveerd verdriet. Maar geschreven woorden houden niet alleen verdriet vast. In de dagboeken die mijn moeder bijhield zijn ook vrolijke vakanties gevangen, en kleine observaties. Sterker dan foto’s werken ze.  En in die woorden, in ouderwets schuin handschrift, kan ik haar op een nostalgisch moment weer even terugvinden. Hallo mam.

dinsdag 24 november 2009

Mantelzorg

Om de week ben ik een dag in Amsterdam. Dat klinkt levendig, maar het zijn trage mantelzorgdagen. Ik reis per openbaar vervoer in drie uur naar het Noordelijkste stukje Amsterdam, waar mijn oude vader woont. We drinken koffie, nemen de post door, maken een wandelingetje, lunchen en bekvechten.
Een ijkpunt op de dag is de warme maaltijd die tussen één en half drie wordt gebracht. Bron van ergernis is het wachten. Vaak lang. Het levert altijd een hoop gemopper op.
Ik heb al eens voorgesteld over te stappen op diepvries; dan kun je zelf bepalen wanneer je eet. Maar dat lijkt pa ook niks.
Twee maanden geleden werd plotseling meegedeeld dat er geen warme maaltijden meer kwamen. Voortaan werd het diepvries. Eén keer per week afgeleverd, zelf op te warmen. Niet meer eindeloos op de klok kijken vanaf één uur, gewoon een maaltijd in de magnetron, opwarmen en eten.
Het was wennen.
Het eten was niet lekker, klaagde pa en het zag er ook echt niet uit. Ingedroogde randjes, taaie stukken aardappel. Kon het aan de magnetron liggen? Broer J. had een betere magnetron en dat hielp. Maar die knopjes waren zo lastig. Het bleef tobben en mopperen.
Toen ik na twee weken vakantie weer kwam, had mijn vader de slag eindelijk te pakken. Hij warmde probleemloos een maaltijd op en vond het niet al te slecht smaken.
De volgende dag belde broer D. ‘Het wordt niks met dat opwarmen. Hij snapt nog steeds niet hoe de magnetron werkt.’ Ik was verbaasd, maar D. kan het weten; hij woont om de hoek. Een week later had D. voor elkaar dat er tóch weer warme maaltijden komen.
Vandaag bel ik mijn vader. ‘Krijg je nou weer warm eten?’ vraag ik. ‘Ja’, klinkt het somber. ‘En ze kwamen vandaag pas tegen drieën… ik was eigenlijk net gewend aan die diepvriesmaaltijden.’

dinsdag 17 november 2009

Meerkoet

Toen we elf jaar geleden ons huis kochten, kregen we er en eend bij kado. Een plastic eend die de verbondenheid symboliseerde van ons nieuwe perceel met de natuur. We wonen aan het water. Vandaar. De gemeente was trots op onze nieuwe, waterrijke wijk en belegde bijeenkomsten waarin werd verteld hoe wenselijk het was om de tuinen te laten aansluiten op het natuurleven in het water.
In de jaren dat we hier wonen hebben we ons enthousiast aan die richtlijn gehouden. Een ‘wilde’ tuin, waarin vogels, egels en vlinders zich thuis voelen is precies wat wij leuk vinden.
Op het talud rondom ons bescheiden waterterras passen spontaan opkomende oeverplanten in het plan. In het voorjaar nestelen er eenden, die zodra hun eieren zijn uitgekomen vluchten voor de felle meerkoeten. Díe blijven met hun jongen nog weken in het riet wonen. Hun stuk laten we staan als we later in de zomer de uitbundige groei van het riet inperken.
Kortom: we zijn blij met onze tuin aan het water en onderhouden als brave burgers ons talud volgens de afspraak.
Dachten we.
Maar zaterdag werden we uit deze droom geholpen door het Waterschap. Met een brief genaamd “Last onder bestuursdwang”. We blijken in overtreding te zijn omdat niet voldaan is aan de onderhoudsplicht. Onze overtreding heet nr. 1 en krijgt de aanvullende opmerking: “Niet geschoond”. Een telefoontje leert ons dat schonen volgens het Waterschap betekent dat ALLE begroeiing aan de waterlijn weg moet. Ook de waterlelies, de zwanenbloemen, de dotters, jonge wilgen en de rietpol van de meerkoeten.
Binnen twee weken dienen we deze moord op het ecosysteem uit te voeren en anders zal het waterschap het zelf doen. Op onze kosten!
Hadden wij dit moeten weten??
Jawel, zegt het Waterschap. In de huis- aan huisbladen is de schouw (de inspectie dus) aangekondigd. Oh ja…
En op de vraag waar onze meerkoet dan naar toe moet, volgt een bijna hoorbaar schouderophalen. “Dat weet ik ook niet”.
“Waterschap Rivierenland vindt het belangrijk om met bewoners te overleggen”, lezen we op bladzijde 4 van de brief. Wat volgens hen de definitie van overleggen is, vragen we maar niet. We bladeren terug naar bladzijde 1, waar uitgelegd wordt hoe je een bezwaarschrift moet opstellen. Watervogels, we doen ons best.

dinsdag 10 november 2009

Boeken kleuren je blik


Ze bestaan nog niet zo lang: dwarsliggers. Het zijn boeken met het formaat van een kleine zakagenda, maar met de inhoud van een volledige roman. De truc is het gebruik van flinterdun papier en de alternatieve indeling van de bladzijden: je leest het boek overdwars, waarbij weinig papier verspild wordt aan marges. Toen ik over deze nieuwe boekvorm las, haalde ik m’n schouders er over op, maar toen ik er een in handen kreeg, was ik meteen om. Wat handig voor in de trein! Of in dit geval: voor in het vliegtuig, want het was een paar weken voor mijn vertrek naar Amerika. Enthousiast sleepte ik H. mee naar het display met dwarsliggers en hij kocht er prompt één voor me: Kind 44, een literaire thriller.

Ik begin te lezen in het vliegtuig. Kind 44 speelt zich af in het Stalinistische Rusland van de vijftiger jaren. Een desolate maatschappij waarin gewone mensen onder erbarmelijke omstandigheden leven. Ik lees over een ouder echtpaar dat gestraft wordt voor een ‘misstap’ van hun zoon. Ze moeten verhuizen naar een kamertje ter grootte van een badkamer, waar ze niet veel meer dan een bed hebben en geen enkele privacy. Hun huisgenoten worden ertoe aangemoedigd het stel zo veel mogelijk te treiteren.
Als ik dezelfde avond in mijn eerste hostel een bed betrek in een zespersoons kamertje, prijs ik me gelukkig met vriendelijke kamergenoten en een kleine tafel met stoel, waaraan ik een blog kan schrijven.
Behalve de dwarsligger heb ik een geleende roman meegenomen die ik al lang eens wilde lezen: De eenzaamheid van de priemgetallen. Tijdens pauzes tussen mijn verkenningstochten door New York lees ik over de twee hoofdpersonen die het zo moeilijk vinden om gewoon te leven en sociale contacten te hebben. Al voel ik me soms een beetje eenzaam zonder reisgenoten, ik bedenk dat ik inmiddels veel mensen heb ontmoet en gesproken en dat het me prima af gaat om gesprekken aan te gaan met allerlei onbekenden.
Ik begin nog aan een derde boek, een thriller van Carl Hiaassen. Hierin komt een wereldvreemde Amerikaan voor die leeft van vers aangereden dieren die hij langs de snelweg vindt. Het is een vreemde gewaarwording om een dag later langs de weg naar Allentown de vele dode dieren te zien liggen, waaronder herten.
Zo kleuren de boeken die ik lees mijn blik op de wereld om me heen. Of is het nou andersom en zou ik de boeken in Nederland met een ander gevoel lezen?

dinsdag 3 november 2009

Terug


Om 7 uur gaat de wekker en om 8 uur sta ik klaar om te vertrekken. Nog één keer met de automaat over de highways van Pennsylvania en New York. De maandagochtenddrukte valt erg mee en bovendien rijden ze hier relaxed. Er wordt weinig van rijbaan gewisseld, bumperkleven doen ze niet en invoegende auto’s krijgen royaal de ruimte. De vrachtwagens die hier rijden zijn wel enorm. Ik zou er bijna onderdoor kunnen rijden. En ook nu weer zie ik herten langs de weg liggen.
Deze keer rij ik ergens verkeerd en kost het me wat gepuzzel om op Newark te komen. Daar wordt me verteld dat ik een shuttlebus kan nemen, rechtstreeks naar JFK airport. Dat scheelt een hoop gesjouw en ik koop een kaartje. De shuttle van 11 uur komt tegen half 12 en rijdt mij en zes andere mensen naar JFK.
Een Amerikaanse krasse moeder met twee middelbare zoons is op weg naar India en een alleenstaande vrouw die er later bij komt blijkt daar ook heen te gaan. Onderweg gaat het gesprek de hele wereld over. Ik kan met Holland een bescheiden duit in het zakje doen, maar luister voornamelijk. De moeder met zoons heeft kennelijk in New York gewoond en de drie beginnen me vanaf de voorbank plekken aan te wijzen: “this is Coney Island”. Vroeger was die toren daar een attractie waar je in kon en dan in een stoeltje heel hard naar boven vloog. Nu kan dat niet meer. Dat reuzenrad daar staat er al dertig jaar. Deze brug is veertig jaar geleden gebouwd, voor die tijd kostte het twee en een half uur om van de andere kant van de stad naar Staten Island te komen. Ik vind het moeilijk om vanaf de snelweg iets te herkennen van de stad. Wat is ie groot. In ongeveer vijf kwartier zijn we van het ene naar het andere vliegveld gereden.
Ik ben ruim op tijd. Er staan nog nergens rijen en ik ben in een mum van tijd door de check in en langs een controlepost. Wat een verschil. Op de heenweg wordt je binnenstebuiten gekeerd maar wat er van Amerika naar Amsterdam gaat is kennelijk een stuk minder onrustbarend. Daar is Gate B20, waar de vlucht naar Schiphol zal vertrekken. De komende uren ga ik hier rondhangen. De taxfree geurtjes en zonnebrillen interesseren me matig. Ik zoek een plek met internet aansluiting. Helaas lukt het me niet om online te komen, maar ik schrijf alvast deze laatste Amerika blog.

Nog een nachtje vliegen en dan ben ik weer thuis.

maandag 2 november 2009

Muhlenberg College

Vrijdag
Vanmorgen ontbijt ik samen met een Duits meisje, K. We kwamen maandag tegelijk aan in het Hostel en hebben toen samen gegeten. De hele week was ze op zoek naar een kamer want ze komt een paar maanden een traineeship doen. Nu heeft ze die (kamer) gevonden en is ze helemaal blij dat ze straks een eigen plek heeft.
Dan zoek ik iemand die mijn koffer de steile trappen af wil dragen en neem afscheid van K. en m’n Britse roommate C.

Voor de laatste keer stap ik per ongeluk in de Uptown in plaats van de Downtown. Ik sleep m’n bagage door lange gangen, trap op trap af en soms vind ik gelukkig een lift of roltrap. Op Penn Station moet ik naar de Transit train naar Newark Airport. Die gaat drie keer per uur en ik heb genoeg tijd om even een half uurtje met een boek op een bankje zitten.
Voor de tweede keer huur ik een auto en deze keer is het een stuk minder griezelig. De GPS kan ingesteld worden op Nederlands, maar daar heb ik al na tien minuten spijt van. De Amerikaanse aanwijzingen waren een stuk duidelijker. Toch rij ik zonder problemen naar Allentown, waar ik de auto moet laten registreren om op de campus te kunnen parkeren. Ik weet niet meer waar E. haar kamer heeft en de mevrouw achter de balie is zo vriendelijk om te bellen (mijn mobiel werkt hier niet). Mijn dochter komt me ophalen en voor de tweede keer ben ik bij haar op bezoek. Deze keer voor een heel familyweekend.
Ik ontmoet vriendinnen, andere ouders, en zatedag doen we de familybrunch met E’s Spaanse lerares die zo graag de moeder uit Nederland wil ontmoeten. Daarna gaan we naar de football wedstrijd van Muhlenberg College tegen een andere club. Een vriendin van E. legt de regels uit en het is grappig om daar op de tribune te zitten tussen het geklets en gejuich en om te kijken naar de cheerleaders, die een stuk minder flitsend zijn dan je in films wel eens ziet.
Overal lopen mensen in Muhlenberg sweaters. Studenten, maar ook hun ouders.
E. is blij met mijn huurauto, want zonder vervoermiddel kom je niet echt van de campus af. We halen boodschappen bij Wegmans, een enorme supermarkt waar ze alles hebben.Morgen ga ik me wel druk maken over de terugreis, maar nu is het heerlijk om gewoon samen een film te kijken en verder niets te hoeven.

zaterdag 31 oktober 2009

Het Empire State Building

Mijn laatste dag in New York ga ik dan echt naar boven om vanaf het Empire State Building de hele stad te bekijken. Het is een ongelooflijk toeristische plek. Met z’n duizenden staan we in de rij voor een tassencontrole, weer een rij voor kaartjes, dan een rij voor de lift naar de 80e verdieping (hier vandaan kun je niet naar buiten kijken) en tenslotte nog één voor de laatste zes verdiepingen. Je kunt ook tot 105, maar net als de meeste mensen vind ik 86 hoog genoeg.
Voordat het vee eindelijk naar buiten mag, gaat iedereen verplicht op de foto. “Next: Cheeeese, Go”, hoor ik al meters van tevoren, tot ik zelf aan de beurt kom. Ongemakkelijk poseer ik voor een achtergrond met het Empire State Building. Het nummertje pak ik niet eens aan. Deze foto hoef ik echt niet.

En dan waar het om ging. De balustrade op. Het uitzicht is adembenemend. Ik herken plaatsen waar ik geweest ben en vind van bovenaf de stad opnieuw uit. Daar is Central Park en daar Times Square. Macey’s beslaat een heel blok. In de verte zie ik Ellis Island met het Vrijheidsbeeld. Onder me de rechte straten met talloze gele taxi’s, bussen en ander speelgoedverkeer. De zon schijnt. De stad is prachtig vanaf 86 hoog.
Anderhalf uur in de rij voor een half uur kijken… So what. In de Efteling staan ze zo lang te wachten voor een paar minuten Python.

’s Middags dwaal ik rond in Little Italy. Ik eet voor het eerst zonder tegenzin in m’n eentje en heb zelfs nog trek in warme appeltaart toe. Daarna loop ik door de stad. Laatste keer Broadway en Times Square. Het is een warme nazomeravond. Om half tien ga ik terug naar het hostel. Uitzoeken hoe ik morgen naar Newark Airport moet. Na elf hele dagen ben ik er helemaal klaar voor om New York weer te verlaten.

donderdag 29 oktober 2009

Hostels


Verblijven in hostels is een belevenis op zich. Tone on Lex is m’n vierde en in veel opzichten de slechtste. Als alle bedden bezet zijn, leven er ca. 70 mensen. Daarmee deel je: drie douches, waarvan die op onze verdieping niet werkt; drie toiletten; een kleine, warme keuken met ongeveer tien stoelen om één tafel, waarvan drie bijna permanent bezet door “staff”. Wat deze jongens hier precies doen behalve tv kijken is onduidelijk. Ik heb er één een keer schone handdoeken zien halen.
De kamers zijn zo klein dat je er echt alleen maar kunt slapen. Ik slaap met drie andere vrouwen op nr. 404. Dat is drie smalle eenpersoonstrappen op. Ik denk er liever niet over na wat er gebeurt als de boel in brand gaat. We zouden het niet overleven.
Om negen uur wordt er ontbijt geserveerd. Een vierde “staff”lid beweegt z’n lange lijf uiterst traag door de keuken om uit verschillende kasten voedsel te halen: jam, brood, wafels, een grote kan limonade, serials en een schaal door midden gesneden bananen. Alle stoelen om de tafel zijn bezet en als de trage jongen klaar is, komt er beweging. Borden pakken, brood of wafels roosteren, “Can I have the juice please?” “Oh, xcuse me”. Mensen wurmen zich langs elkaar om spullen te pakken. Helpen elkaar aan koffie, thee, fruit. Behalve Engels wordt er Duits, Italiaans en Portugees gesproken en sinds gisteravond ook Nederlands (deed ik in m’n eentje nl. niet).


En dit is één van de twee positieve punten van Tone on Lex. De sfeer is zeer vriendelijk en relaxed. Het is net een studentenhuis en ik heb nog nergens zo veel contact gemaakt als hier. Het tweede sterke punt is de ligging. Meteen om de hoek is Third avenue, vol restaurantjes en winkels, en de subway is dichtbij.
Toch ben ik het gekrioel, de hitte en de gebreken nu een beetje zat. Ik vlucht voor een rustig ontbijt naar de Barking Dog op de hoek, waar ik een tafeltje voor mezelf heb, warme pancakes (veel te veel) en echte orange juice in plaats van limonade. Dat had ik de eerste, eenzame dagen niet gedacht, dat ik nu zo zou genieten van een ontbijt in m’n eentje.
Dit was alleen nog maar een korte impressie van één hostel. Over alle hostel ervaringen zou ik wel 10 blogjes kunnen volschrijven!

woensdag 28 oktober 2009

Een natte Brooklyn Bridge


Deze dag is nog grijzer dan gisteren. Het regent stevig en al op de hoek heb ik natte voeten. Ik twijfel, maar besluit toch over de Brooklyn Bridge te gaan lopen. Een spectaculaire brug die al in 1875 is gebouwd. Een gids vertelde dat het toen de langste brug ooit was en dat niemand er over durfde. Tot ze er zes olifanten over lieten lopen om te laten zien dat de brug veilig was. Nu raast er een constante stroom verkeer over. Het gedeelte voor voetgangers en fietsers is verhoogd, zodat je de auto’s onder je ziet rijden, aan beide kanten. Ik loop over houten planken en als ik tussen de spleten door kijk of daar ook auto’s rijden zie ik water in de diepte. Ineens kan ik me voorstellen waarom de New Yorkers in het begin niet over de brug durfden.

In 25 minuten wandel ik de brug over naar Brooklyn. De regen valt gestadig en de wind probeert mijn paraplu binnenstebuiten te keren. Brooklyn zou een mooie, prettige wijk moeten zijn, maar vandaag is het voornamelijk nat. Ik schuil een tijdje in een Starbucks (die vind je op bijna elke hoek) en wandel dan terug. Deze kant op heb je een geweldig uitzicht op de beroemde skyline, waarvan de bovenkant vandaag schuilgaat in grijze wolken. Somber, maar ook wel een mooi plaatje.
Ik neem de subway naar Bleeckerstreet. Daar zijn we langs gereden met de tourbus en het zag er leuk uit. Ik vind er de kleine winkeltjes waar ik op gehoopt had en koop kleine souvenirtjes voor het thuisfront. Tot mijn tevredenheid vind ik hetzelfde t-shirt dat ik gisteren voor 25 dollar op Times Square zag hier terug voor 10. Zwart met een subway-kaart van New York. Hebbes.
Weer de metro in en nu ga ik eindelijk mijn voeten afdrogen en een plekje zoeken in de warme, drukke keuken van m’n hostel. Straks weer op pad om te eten, maar eerst een verhaaltje.

Bouwen


Vandaag doen de wolkenkrabbers hun naam eer aan. De dag begint met regen en de wolken blijven laag hangen. Ik stel het Empire State Building uit tot een dag met beter weer en neem de subway naar Upper West Side. Aan de Amsterdam Avenue zijn ze al vanaf 1892 een enorme kathedraal aan het bouwen: de Cathedral of St. John the Devine. Een paar keer per dag is er een guide tour en ik doe mee met die van 11 uur.

De bouw is een aaneenschakeling van verschillende meningen, architecten die tijdens de bouw doodgaan en opvolgers die het anders willen. Verder hangt de kathedraal aan elkaar van allerlei kleinere projecten, gefinancierd door rijke burgers die als dank hun naam vereeuwigd zien in steen. Ieder huurde z’n eigen architect in, zodat er veel verschillende stijlen te zien zijn.
Het ene glas-in-lood raam toont klassieke bijbelse taferelen, terwijl het andere abstract is. In weer een ander raam is een zinkende Titanic te vinden, ter nagedachtenis aan een meegezonken dierbare van een geldschieter. Ergens is een tafereeltje met een televisiescherm, want de bouw loopt door tot in de moderne tijd.
Midden in de kathedraal is een bonus: een tijdelijke expositie met schilderijen van een Joodse kunstenaar. Het zijn impressies van de Holocaust. Niet vrolijk, maar ik vind ze wel mooi.
Na de guide tour loop ik terug voor de schilderijen en vind onderweg ook een ladies restroom. Ook zoiets in deze stad: je hoeft nooit lang te zoeken naar een openbaar toilet (al zijn ze niet allemaal even fris). En nog nooit heb ik er ook maar een penny voor hoeven betalen.
Kom daar maar eens om in Nederland.

dinsdag 27 oktober 2009

Auto

Maandag moet E. weer naar school, dus moet ze zondagavond terug naar Allentown. We hebben afgesproken dat ik haar met de auto zal brengen. De auto heb ik via internet besproken op Newark Airport, zodat we niet door New York hoeven te rijden. Ik ben geen held in onbekende auto’s op onbekend terrein en ben zenuwachtig. Ik heb nadrukkelijk een auto met GPS besteld. Die staat klaar.
E. heeft geen rijbewijs maar het helpt toch om met z’n tweeën te zijn. De auto is klein en knalgeel en het is een automaat. Ik heb nog nooit in een automaat gereden en heb geen idee hoe het werkt. Na wat proberen start ie, ik rij voorzichtig een stukje, trap op de rem en die werkt té goed. We stokken onmiddellijk. Ik probeer eerst maar es een rondje op het parkeerterrein, maar dat mag niet. Dan maar de weg op. Op goed geluk. Ik voel me als iemand in zo’n film die zonder rijbewijs in de auto van z’n pa gaat rijden.
Terwijl ik de auto leer kennen, let E. op de GPS. Ook die werkt anders dan thuis. Keep left betekent echt dat ik snel naar links moet en er zijn veel snelle afslagen achter elkaar. Het stuk van het vliegveld naar de snelweg is spannend, maar dan krijg ik de auto in m’n vingers en begin ik de GPS te snappen. Nu wordt het makkelijk. Eigenlijk is het één lange weg rechtdoor naar Allentown.
We komen zonder kleerscheuren aan en moeten eerst de auto laten registreren. Dan laat E. me haar kamer zien. Het is leuk om te zien hoe thuis ze is hier in Allentown.
Ik logeer een nachtje en maandagmorgen ga ik terug naar New York. Nu zie ik de omgeving. Het is prachtig. Heuvels en dalen, overal herfstkleuren, maar ik moet op de weg letten. Ik zie wel vier dode herten en veel kleiner aangereden wild. De GPS brengt me keurig terug naar Newark Airport. Daarvandaan moet ik met de trein naar New York en dan ga ik op zoek naar m’n nieuwe hostel. Deze keer in Upper East, vlak onder Harlem. Piepklein kamertje, gezellige keuken waar veel mensen zitten. Er wordt tv gekeken. Cash Cab. De drie zwarte Amerikaanse jongens die hier al de hele middag rondhangen, leven luidruchtig mee.
Hier zal ik de komende dagen wonen. Misschien ga ik morgen naar boven op het Empire State Building. Of naar de enorme boekwinkel die ergens op Fifth Avenue moet zijn. Maar dat wordt weer een nieuw verhaal.

maandag 26 oktober 2009

Toeristische dingen doen


Het weekend ben ik niet alleen. Samen met E. doe ik de echt toeristische dingen.
De hop on hop off bus, die langs een heleboel leuke, mooie, intressante plekken rijdt die je echt gezien moet hebben in Manhattan. Je kunt uitstappen waar je wilt en dan met de volgende bus verder. Het regent, maar dit is een van de weinige bussen met een overkapping. Onze gids heeft een verdacht accent en blijkt uit Amsterdam te komen. Ze heet Eva en heeft een vlotte babbel. Een Texaan die door haar verhaal heen in z'n telefoon zit te praten, roept ze tot de orde door naar hem toe te lopen en in de telefoon te roepen: "He'll call you back, oké?" De bus lacht, de man van de telefoon ook. Eva vertelt een heleboel over de verschillende wijken waar we door rijden. Een mix van historische informatie, gossip en shop-tips en regelmatig betrekt ze het publiek bij haar verhaal: "The Empire State Building. Weet iemand WIE daar op klom? Jaaa, King Kong. Dat is een punt voor deze meneer, where are you from? One point for Australia!"
Bij ground zero gaan we van de bus af. Na de bouwput bezoeken we een discount shop, want mijn dochter houdt van shoppen. Daarom gaan we zondag ook naar Macy's, en we doen de cruise op de Hudson, langs het vrijheidsbeeld en de skyline van New York. De gids is deze keer een Amerikaan, die ons ook weer overlaadt met informatie over alle gebouwen die we vanaf de boot zien. We zitten in de zon, luisteren en maken foto's.  Ook dit is New York, maar heel anders dan in m'n eentje.

zaterdag 24 oktober 2009

Brooklyn

Toen ik boven kwam uit de Subway moest ik een seconde denken wat er zo vreemd was hier. Het zijn de gebouwen. Laag. Brooklyn is net Amsterdam Noord. Het Loft Hostel staat in een beetje een louche buurt. Het gebouw is groot, met overal ruw stenen muren (ook in de kamers) en de deuren zijn een soort zeefdruk kunstwerken met afbeeldingen van gebouwen en grote, gestileerde kamernummers. Het heeft iets van een kraakpand.
Er hangen briefjes met de boodschap dat er niet na tienen gemusiceerd mag worden. Als ik de kamer binnenkom, staat het raam wijd open. Dat is prettig, in het vorige hostel was helemaal geen raam. Direct achter het raam is een balkon. Ik vraag me af hoe je er op kunt komen, want er liep net iemand langs. Het blijkt een doorgangsroute naar de keuken en living room.
Ook daar zijn de muren van ruwe steen. Ik heb spijt dat ik mijn schoenen heb uitgetrokken, want moet over stenen vloeren en brandtrappen. Er wordt druk gebouwd en met pijlen is een omweg aangegeven.
Ik loop de keuken in, waar een paar jongeren aan tafel zitten en een gepiercede vrouw met een excentriek bonthoedje eten voor zichzelf staat klaar te maken. “Help”, denk ik, “wat doe ik hier?” Even terugtrekken. Met m’n boek zoek ik een makkelijke plek.
Iemand vraagt of hij de krant kan pakken die op tafel ligt. Ja hoor. Na een tijdje vraag ik hem of hij weet hoe het ontbijten hier werkt. We praten even en dan gaat ie de stad in. Manhattan natuurlijk, want dát is het echte New York. Even later praat ik met een Franse jongen over social security en de vergrijzing in Frankrijk. Dit hostel is volgens hem een oude fabriek. Ik begin me iets minder ontheemd te voelen en ga eens proberen of ik m’n laptop aangesloten krijg. Straks komt mijn dochter hier en gaan we samen eten. In Manhattan natuurlijk.
Brooklyn is net Amsterdam Noord. Voor de leuke dingen moet je aan de andere kant van het water zijn.

vrijdag 23 oktober 2009

Frysk Vrijheidsbeeld


Vandaag ga ik naar de Zuidelijke punt van Manhattan. Hier hebben mijn Nederlandse voorvaderen vierhonderd jaar geleden Nieuw Amsterdam gesticht. Met de subway ga ik naar het Financial Centre. Je zou op zo’n plek glamour verwachten, maar het is een gribusbuurt. Het doet me denken aan Amsterdam achter het Centraal Station, maar dan hoger. Ik loop door de Nassaustreet en Wallstreet. De gebouwen zijn immens, en soms staat er ineens een kerk tussen, die er vreemd klein bij afsteekt.

In het National Museum of the American Indian wordt Columbus ontmaskerd: de held uit de schoolboekjes heeft veel kwaad aangericht bij de Indianen. Het museum is klein, maar informatief. In de hal kom ik de Italiaanse leraar-met-pensioen tegen met wie ik vanmorgen een gesprek had over de verschillende schoolsystemen in verschillende landen.


Ik eet een donut in het ‘Nederlandse’ Batterypark. Samen met heel veel andere mensen; het park bestaat uit een cirkel van bankjes onder bomen. Dan ga ik op zoek naar Ground Zero. (Zo heet het hier trouwens niet, het wordt aangegeven als World Trade Center Site.)












Het is een indrukwekkende, enorme bouwput vol lawaai en bedrijvigheid. De stoflucht komt natuurlijk van het bouwen, maar werkt suggestief. Binnenkort staat hier het Memorial & Museum 9 sept. 2001. Ik maak foto’s en loop door naar het puntje van Manhattan. Hiervandaan kun je het Vrijheidsbeeld op haar eilandje zien staan.

Met mijn geweldige richtingsgevoel heb ik nogal wat tijd nodig om de Ferry naar Staten Island te vinden. Die is druk. Tussen fotograferende toeristen zitten New Yorkers voor wie dit tochtje dagelijkse kost is. Schouderophalend horen ze de enthousiaste gids vertellen over hun stad, hun bijzondere skyline en hun Vrijheidsbeeld.
Op de terugtocht kom ik twee Friese dames tegen. Ze hebben wel 100 foto’s gemaakt van vrouwe Vrijheid. Als ik vraag of ik goed gehoord heb dat ze Nederlands met elkaar spreken, zeggen ze: niet echt hoor, wij komen uit Friesland. Tja, als je er over nadenkt zou een Vrijheidsbeeld in Friesland ook niet misstaan

donderdag 22 oktober 2009

Obama


Woensdag verhuis ik naar een ander hostel. Het heeft geen huisnummer, dus ga ik dinsdagavond (nog zonder bagage) kijken waar het is. 60th street, vlakbij Columbus Circle. Makkelijk te vinden, alleen is de straat afgezet. Er staan politieauto’s met knipperende lichten, hekken en nieuwsgierige mensen. “What’s happening?” vraagt iedereen aan elkaar. “Obama”, zegt iemand lacherig. Mensen staan op hun tenen met fototoestellen in de lucht op goed geluk te fotograferen, maar er is niets te zien. Ik loop door en slenter rond op Columbus Circle. Er is een grote boekwinkel waar ik naar binnen ga. Terwijl ik tussen de boeken snuffel, hoor ik dat verderop iemand publiek begint toe te spreken. Ik loop er nieuwsgierig naartoe. Er wordt een schrijfster aangekondigd die vandaag haar nieuwe boek komt signeren: Madeleine Albright. De old lady houdt een geestig toespraakje over haar boek en dan kunnen er vragen gesteld worden. Kritische vragen zijn er. Over de “War on Terrorism” en of ze het terecht vindt dat Obama de nobelprijs voor vrede heeft gekregen. “He didn’t nominate himself!”, verdedigt ze hem. Als ze gaat signeren ga ik terug naar ‘huis’.

In het loungehoekje bij de grote televisie zit Kim, een grote Australiër met wie ik vanmiddag heb zitten praten. “Kan het zijn dat Obama vanmiddag in New York was?” vraag ik. Jazeker. Het was vandaag op het nieuws.
Had ik em toch bijna gezien, de charismatische president van Amerika!
Wat een onverwacht politiek avondje.
Het precieze adres van het nieuwe hostel vind ik op internet. Als ik er met koffer heen ga zijn die hekken al lang weer weg.

dinsdag 20 oktober 2009

Een kunstroute door Manhattan.


Het stikt van de musea in New York, maar mijn applegreeter (zie www.bigapplegreeter.org) laat me kunst zien op allerlei openbare plaatsen. Architectuur, standbeelden, maar ook gaan we naar binnen in chique hotels, omdat daar kunst te zien is in de hal, de foyer of de bar (!) Zo’n glazen deur met twee strak geüniformeerde employés ervoor; ik zou niet op het idee komen dat je daar zomaar binnen kunt gaan. Maar ze houden zonder meer de deur voor ons open.
Glanzende marmeren vloeren, art deco liftdeuren, sculpturen. Ergens in een hal is een fototentoonstelling: foto’s van Central Park 1920 tot nu…
Mijn gids heeft overal verhalen bij. Veel anekdotes over architecten, bij elk gebouw een lijstje beroemdheden die er verbleven hebben. In dit hotel hebben zowel Pavarotti als Placido Domingo gewoond. En in dat andere is Sophia Loren ooit van haar juwelen beroofd.
Soms weet hij een naam niet zeker en zegt voorzichtig “I thínk so..” Hij wil me geen verkeerde informatie geven. Er is zó veel kunst op straat waar mensen gewoon langs lopen zonder het te zien. Mijn gids is enthousiast. Bij het General Motors gebouw staat gewoon een Picasso buiten! En niemand kijkt er naar.
Wíj kijken wel. Langzaam lopen we om het zwarte beeld heen en ineens zie ik dat er een naam in gegraveerd staat: Miró. Ik wijs en mijn gids verschiet van kleur. Miró! Niet Picasso. Hij is er van ondersteboven. “Dus ik heb het altijd verkeerd verteld!”
Als we een paar uur later aan het eind van de route zijn, bedank ik mijn applegreeter hartelijk. Ik vertel hem dat hij me vandaag heeft geleerd om beter te kijken als ik door de stad loop. “Het is andersom”, zegt hij, “Je hebt mij geleerd om beter te kijken.”
Hoe dan ook: deze wandeling heeft me een bijzondere kijk gegeven op Manhattan.

New York

Het vliegtuig naar New York had vertraging. Door tegenwind! Alsof je op de fiets bent. Om kwart voor tien ’s avonds sta ik dan met m’n koffer in aankomsthal 4 van JFK airport. En nu?

Mannetjes genoeg die je graag aan een taxi of shuttlebus willen helpen. NIET DOEN, lees je in alle boekjes en wordt er ook omgeroepen. Ik zoek de Air train, en daarvoor moet ik naar een dode hoek met trappen en een lift. Omhoog, want de Air train, die alle terminals van het vliegveld verbindt met de metro (A train), rijdt ook hoog.
Ik vraag een man in uniform hoe het werkt en hij legt het vriendelijk en uitgebreid uit. Naar Howard Beach Station moet ik, en daarvandaan met de A train. Ook op Howard Beach zijn de medewerkers vriendelijk en behulpzaam.
Deze keer moet ik naar beneden. Het metrostation is oud en ik ben er een van de weinige blanken. Ik moet naar Columbus Circle. Als de plaats naast me leeg is, draai ik me half om om uitgebreid de kaart achter me te bestuderen. Zelfs met leesbril is het lastig te ontcijferen, maar ik vind ongeveer waar ik zit en waar ik heen moet.
Tevreden draai ik me terug. Een stukje verderop zit een oude man, type Morgan Freeman, die me een kaart toesteekt. “The Map” staat erop en deze kaart geeft me een helder overzicht van de metrolijnen. Ik tel hoeveel stations ik nog moet, vouw de kaart weer op en steek hem de man toe. “You want it back?” mime ik. Nee. “ Keep it”, gebaart hij. Ik lach breed en steek m’n duim op. Morgan ook. Aardig! Ik blijf wel drie stations glimlachen. Zonder veel problemen vind ik m’n hostel. Ik ben in New York!

donderdag 15 oktober 2009

Amerika

“Nou da-ag, veel plezier!”
“ Een heeeele goeie reis hè.”
“ Doe je een beetje voorzichtig?”
“ En vergeet niet om voor ons allemaal een souvenirtje mee te nemen als je gaat shoppen op 5th avenue!”

Mijn collega’s overladen me met afscheidswoorden en –wensen op m’n laatste werkdag voordat ik naar Amerika vertrek. In m’n eentje, om mijn dochter op te zoeken. En ook om uitgebreid in New York rond te zwerven natuurlijk en alles te bekijken wat daar zo anders is dan hier bij ons.
Ik heb er zin in, maar vind het ook best eng.
En ik geloof pas dat het allemaal doorgaat als het vliegtuig is opgestegen met mij er in.
Als ik daar in de verte ’s avonds met moeie voeten zit uit te rusten en dan achter mijn laptop kruip om een weblogje te schrijven, ligt in Nederland iedereen te slapen.

Ik zal de verhalen heel stilletjes plaatsen, zodat jullie niet wakker worden.
See you in New York.

zondag 11 oktober 2009

Opvoeden

Herkenbare scene: in de supermarkt ziet een klein kind de schappen met snoep en krijgt daar veel zin in. Er wordt gezeurd om snoepjes en pappa of mamma begint met een vastbesloten “nee”, maar vijf minuten later zie je het lekkers toch in die kar liggen. Vooral in de rij voor de kassa moeten ouders stevig in hun schoenen staan, als ze minutenlang met hun kroost naast die marsen, twixen en kinder-eieren staan. Het is een plek waar je veel staaltjes van meer of minder geslaagde opvoeding kunt bekijken.

Opvoeden is een hot item.
Sinds dominee Goldschmeding zijn pleidooi voor de pedagogische tik hield, die al snel uitgroeide tot een oudtestamentische kastijding, is de discussie weer in volle gang. Je kunt geen krant openslaan of er is een expert aan het woord.
“Kinderen onder de vier jaar begrijpen nog niets van straf”, beweerde een mevrouw die er verstand van zou hebben in een artikel in het AD. Collega A., alleenstaande moeder van twee kleintjes, grinnikte toen ik het citaat voorlas. Ze vertelde hoe haar tweejarige zoon diezelfde week het tegendeel had bewezen. Iedere dag is het een probleem hem zijn bordje leeg te laten eten, terwijl koekjes en snoepjes er natuurlijk grif in gaan. Ten einde raad had A. hem gezegd als hij aan tafel niet wilde eten, dat hij dan morgen ook geen koek kreeg. Tot haar eigen verbazing wist hij de volgende morgen heel goed dat hij geen koek kreeg en waarom, en at hij ’s avonds keurig zijn bordje leeg.

Het ADartikel ging verder met een praktijkvoorbeeld van een driftig kind, dat volgens de opvoedingsdeskundige vriendelijk toegesproken moest worden. Het voorbeeld dat ze gaf van hoe je dat zou kunnen doen, deed me sterk denken aan “Het feuilleton”, een satirisch boek uit de jaren zeventig, toen “anti-autoritair opvoeden” in de mode was. Daarin spreekt een moeder haar kleuter toe als hij bij anderen thuis in de gordijnen hangt: “ John-John, als vorm van bezig zijn lijkt me dit echt minder geschikt. Je optreden zou wel eens aanleiding tot misverstand kunnen geven, dacht je zelf ook niet?” (antwoord van John-John: “Lig niet te zeiken”)

Goed, dominee Goldschmeding is een griezel, met z’n verhaal over huilende kinderen die je moet blijven slaan tot hun wil gebroken is. Maar naar de andere kant kun je ook doorslaan. Wel eens geprobeerd om met een lieflijk stemgeluid over het gebrul van een boze peuter heen te komen? Soms is een grens duidelijker als je zo’n driftkikker bij kop en kont pakt en even op een rustig plekje zet. Kun je zelf ook even afkoelen.
En als er geen rustig plekje in de buurt is? Tja, opvoeden is improviseren. Op sommige dagen bak je er niks van, en soms gaat het zomaar gesmeerd. En die mislukte dagen komen in de beste families voor hoor. Wie denkt dat het bij anderen altijd lekker loopt, moet maar eens een uurtje gaan rondhangen bij de kassa’s van de supermarkt.

zondag 4 oktober 2009

Appels


Appels halen we meestal bij de boer. Een stukje richting dijk staat tussen de appelboomgaarden een grote schuur. Een bord bij de weg vertelt dat er appels te koop zijn. En soms zijn er dagen met koffie met versgebakken appeltaart. Maar er is meer te koop. Ander fruit, groenten, eieren en ook mooi opgemaakte mandjes met streekprodukten.
De appelboer is een aardige vent die vol enthousiasme kan vertellen over het fruitbedrijf. Hij werkt biologisch en is een voorstander van zichtbare boomgaarden die in het voorjaar de streek zo mooi maken. De laatste jaren planten veel fruittelers hoge heggen om hun gaarden. Doodzonde vindt onze boer dat.
In de winkel staat meestal z'n oude moeder. Een levendig, klein vrouwtje dat met kennelijk plezier de gezonde waar verkoopt. Kassa's of rekenmachines zijn in deze schuur niet doorgedrongen. Alles wordt uit het hoofd berekend en soms, als het veel is, op een kladje.
Drie kilo appels, gemengd, woog ze voor ons af in een plastic tasje toen haar zoon binnenkwam. Hij had een kist bij zich met een nieuw appelras: darling bell, en bood er één aan om te proeven. Terwijl hij vertelde dat de smaak hiervan hem herinnerde aan de appels waar hij als kind dol op was, hielp ma alvast een volgende klant.
Appels kwam die halen en hij liep met een plastic tas vol naar buiten. Wij gingen afrekenen, maar toen we de tas met appels wilden pakken, leken de drie kilo ineens erg weinig.
De oude boerin was in een oogwenk bij de deur. "Hé", riep ze naar de vorige klant en met één vinger wenkte ze hem terug alsof het een schooljongen was. Ja hoor, hij had de verkeerde tas meegenomen. Onder vrolijk gelach werd de boel omgewisseld en we vertrokken. Tas in de ene hand en in de andere een grote, rode darling bell. Hij smaakte goed: ouderwets lekker.

zondag 27 september 2009

Mexicaanse griep


Het is onverantwoord, ik weet het, maar we hebben nog steeds geen dispenser met desinfecterende zeep in huis. En op de w.c. zijn geen papieren handdoekjes te vinden, maar hangt gewoon een kleine gastenhanddoek.
Daarentegen hebben we er wel een poster hangen van de GGZ. Daarop wordt in twaalf stappen uitgelegd hoe men de handen moet wassen. Bij iedere stap een foto.
Geweldig. Dat je zo’n eenvoudige handeling in twáálf stappen kunt knippen.
Het kan echt niet misgaan als je zorgvuldig de tekst en de plaatjes volgt. Alleen moet er wel aan de basisvoorwaarden voldaan zijn. Een kraan hebben we. Zeep is er ook (nou ja, niet desinfecterend), maar bij stap 10 heb ik een probleem. “Pak een papieren handdoek. Droog je handen intensief met een enkele papieren handdoek.”
Zoals gezegd hebben we die niet. Die moeten we dus aanschaffen.
Na de zorgvuldige opbouw: kraan open, zeep pakken, aanwijzingen over het wrijven van handen en vingers, verdelen van zeep etc. is de aanwijzing “droog je handen intensief” wel erg summier. Daar hadden nog wel wat stappen bij gekund. Over tussen de vingers drogen bijvoorbeeld, en of de bovenkant van de handen óók moet.
Stap 11 is intrigerend. “Gebruik de handdoek om de kraan dicht te draaien.” Jaja, die is dan weer schoon voor de volgende gebruiker… met vuile handen.
En dan? Stap 12 meldt: “Je handen zijn nu schoon.”
Maar hoe kom ik nu de w.c. uit zonder die schone handen weer vol bacteriën te krijgen? Deurkrukken van toiletten zijn beruchte bacteriënbroedplaatsen!
Nergens op de poster is een email adres te vinden of een telefoonnummer om die brandende vraag te kunnen stellen. Mailen is trouwens sterk af te raden, want het gemiddelde pc toetsenbord is viezer dan een wc bril. Daar ga je met je brandschone handen natuurlijk niet aan zitten. Een telefoon is denk ik ook niet helemaal te vertrouwen.
Misschien kunnen we het beste allemaal een paar weken preventief met schone handen op de w.c. blijven zitten. Proviand mee, een goed boek, en elk kwartier handen wassen. Zo krijgen we hem er wel onder, die enge, dreigende, oprukkende Mexicaanse griep.

zondag 20 september 2009

Magixx


Het basketbalseizoen is weer begonnen. Met een open dag en een vriendschappelijke wedstrijd van onze Matix Magixx tegen een Belgische club. Het is even wennen. Van het team van vorig jaar zijn maar drie spelers gebleven. Eén van de exen speelt nu bij de tegenstanders. Jammer, hetis een goeie. Nu maakt hij zijn mooie acties in de afzichtelijke roze outfit van Verviers.
Maar de nieuwe Magixx doen het niet verkeerd. Al snel ontdekken we wie de nieuwe favorieten zullen worden. Er zijn spiekbriefjes voorhanden met hun namen. Nummer 14: Davis, nummer 9: Washington, nummer 5: Flowers.
Een basketbalwedstrijd is een feestje. Elke actie is van muziek, getoeter, getrommel en gejoel voorzien. In elke pauze of time-out wordt het publiek vermaakt: met een dansje van de cheerleaders, een verloting, een snel wedstrijdje voor de kinderen, een ‘duizend-euro-schot’ van een dappere toeschouwer of een komische act van de mascotte.
Als trouwe fans zijn we in het lime groen gekleed en zodra de tegenstanders aan de bal zijn, roepen we bezwerend “Defense – defense”. Dat is hard nodig, want de verdediging van de Magixx laat nog te wensen over. De topscorer van de tegenstanders gaat er keer op keer dwars doorheen. Devine heet hij, maar erg goddelijk ziet hij er niet uit.
Het is een spannende wedstrijd, de clubs zijn aan elkaar gewaagd. Op de bank voor ons zijn een paar opgeschoten jongens druk in gesprek over de grote voordelen van hun nieuwe mobieltje. Ze kijken meer naar hun schermpjes dan naar de wedstrijd. Vergeten helemaal hun taken als basketbalpubliek. “Hé, letten jullie wel een beetje op?” roep ik na een doelpunt van de Belgen, “ze staan gelijk!” En aanvullend slaat H. ze op de schouders. De jongens grijzen achterom: “We volgen de stand op internet.”
48-48 is die. En de clubs blijven elkaar op de hielen zitten. We ontdekken dat nummer 9 goed speelt en ook een stuk theater biedt: handen heffen en ogen rollen over beslissingen van de scheidsrechter. Nummer 14 kan mooi dunken en 5 is goed in driepunters; van die mooie strakke lange-afstands-doelpunten.
De laatste minuten is iedereen op dreef. De spelers en ook het publiek, dat op de tribunes staat en juicht als de Magixx met vier punten verschil winnen.
Tevreden fietsen we naar huis. Het was een goed begin van het seizoen. We leren elkaar al weer een beetje kennen, wij en de Magixx.
.

dinsdag 15 september 2009

Beethoven

Met ons projektkoor zongen we op uitnodiging in een kleine kerk, als afsluiting van een speciale kerkdienst. Nou zijn we bepaald geen kerkkoor, maar dat was geen probleem. De organisatoren wisten wat ze in huis haalden.

Wel vroegen ze ons om extra goed te articuleren, ter wille van de wat oudere kerkleden.
Vlak voor ons optreden herinnerde de dirigent ons aan deze opdracht. “Laat je niet ontmoedigen”, zei hij verder, “dit publiek reageert misschien niet al te enthousiast, het zijn wat oudere mensen, een kerkgemeente… het kan zijn dat ze sommige nummers wat minder waarderen.”
We wisten wat hij bedoelde: een niet-liefdeslied met onparlementaire taal, een parodie-gospel en de s/m solo van C., op de melodie van “Für Elise”.
“Laat jij dat articuleren nou maar zitten”, grinnikten we tegen C. “Gewoon een beetje mompelen, dan denken ze: “ O, dat is Beethoven, mooi!”
We besloten dat we gewoon lekker ons programma zouden zingen, of het nou leuk gevonden werd of niet.

Dat deden we. En al snel hadden we in de gaten dat deze kerkgangers een alert en gul publiek waren. Een verdwaalde “verdomme” leverde nauwelijks gefrons op, om het gespeel met gospels werd vrolijk gelachen en toen C. twee zinnen “Für Elise” had gezongen, zagen we twee grijze dames achterin elkaar proestend aanstoten.

“Lamelamelame nou maar los. Het was heel fijn hoor, daar niet van, maar
Lamelamelame nou maar los. Want zoveel pijn is overdone.
‘k Hou van een klap en van een kneep, ik hou van leer, en van een zweep, maar
Lamelamelame nou maar gaan, ik kan niet lopen meer of staan.” (…)

We zongen met flair ons hele programma en kregen aan het eind bloemen en een staande ovatie. Toen we tevreden onze spullen bij elkaar zochten, kwam een van de organisatoren vertellen dat ze erg genoten had.
“En jij!” Ze wees op C. “Hoe je met zo’n uitgestreken gezicht zulke vréselijke dingen kunt zingen… “ Ze schaterde. “En de vrouwen naast me vroegen aan elkaar: ‘wat zingt ze nou?’en ik dacht: dat wil je helemaal niet weten!”
De kerkgemeente houdt ons koor in de gaten. Als we volgend jaar een nieuw programma hebben, willen ze ons graag weer hebben. En wij zijn wel geen kerkkoor, maar in dit kerkje komen we met plezier nog een keer zingen.

dinsdag 8 september 2009

Kroon

Mijn tandarts heet Faust. Ik heb dat altijd een fantastische naam gevonden voor een tandarts.
Vandaag moet ik naar hem toe voor een kroon. Ik zie er tegenop.
Faust begroet me altijd bij mijn voornaam (we kennen elkaar al zo’n twintig jaar) en vertelt precies wat hij gaat doen. Een kroon en een vulling. Maar eerst een verdoving, want zonder gaat deze behandeling niet.
Ik doe braaf mijn mond open. De prikjes van de verdoving zijn goed te hebben, al krijg ik een waarschuwing dat de laatste pijn zal doen. Meteen daarna mag ik in een bakje vloeibaar rubber bijten voor een afdruk. Een bakje voor de onderkaak, en nog een voor de bovenkaak.
Intussen is een deel van mijn mond gevoelloos geworden. Als ik de restjes rubber weg mag spoelen, loopt het water rechts meteen m’n mond weer uit.

Nu begint de ellende. Vullingen uitboren en de afgeschreven kies afslijpen. Pijn doet het niet, maar ik kan slecht tegen de gierende straaljagergeluiden in mijn hoofd. Blijkbaar ziet Faust me lijden, want hij vraagt bezorgd of de verdoving wel goed werkt. Ja dus.
Maar mijn mond is niet groot genoeg. De boor en de afzuigslang vechten om ruimte. Ik moet mezelf er elke drie seconden aan herinneren een beetje te ontspannen, want ik lig als een springveer in de behandelstoel. Droge korrels op m’n tong. Alsof ik cement heb gegeten.
Na een eeuwigheid is het boren klaar. Nu een nieuwe vulling.
Faust en zijn assistente spreken een onbekende taal met elkaar. Het lijkt op Nederlands: “S.P.O. zeven?” “Ja, en doe maar J.O.B. 6.”… “Deze is leeg” En dan “Even afzuigen”. Dát snap ik. En er worden gelukkig weer wat vieze korreltjes uit m’n keel gehaald.

Ik krijg een voorlopige kroon. Daar moet alweer een afdruk voor gemaakt worden. Faust duwt iets in mijn mond dat voelt als een nat dweiltje. Even niet dicht doen, waarschuwt hij en loopt uit mijn blikveld. Ineens wil ik niets liever dan mijn mond wel dicht doen. Ik moet slikken! Rubber in mijn keel. Ik tel langzaam tot tien: mond – open – houden – niet – dicht – doen – zeven – acht .. Gelukkig. De afdruk is klaar.
Terwijl Faust de noodkroon maakt, praten we over zijn werk als tandarts en of kronen zetten leuk is, of lucratief. Mijn aandeel in het gesprek is klein, want na een paar zinnen moeten er weer allerlei handelingen verricht worden in mijn mond.

“Het is vooral de afwisseling die het werk leuk maakt” besluit mijn tandarts terwijl hij de laatste hand legt aan mijn noodkroon. Ik kijk op de klok. Anderhalf uur zit ik nu in de tandartsstoel. Het wordt wel eens tijd voor een andere patiënt. Een beetje afwisseling voor Faust. Ik gun het hem van harte!

woensdag 2 september 2009

Hond (op)voeden

Je laat je hond uit in het parkje in de buurt. Een paar mensen van een bedrijf vlakbij lopen daar hun brood te eten. “Auw”, roept één van hen ineens, en je ziet dat jouw hond de boterham uit haar hand heeft gehapt. Wat doe je?
a. Je loopt vlug verder en doet alsof je niets gezien hebt.

b. Je roept je hond tot de orde “Foei, dat mag toch niet!” en laat hem de boterham uitspugen. Wie weet wat ie daarvan krijgt.

c. Je roept je hond terug, maakt excuses en zegt dat ie dat anders nóóit doet

d. Je kijkt of de vrouw gebeten is (ze riep tenslotte “auw”) en biedt aan thuis zo nodig pleisters en jodium te halen. De hond krijgt een tik op z’n neus, hij moet leren dat zoiets niet mag.

e. Je put je uit in excuses, belt 112, zoekt je verzekeringsgegevens om te regelen dat het slachtoffer mogelijke kosten vergoed krijgt.

Het baasje van de hond die mijn boterham roofde koos voor b. Toegegeven, ze zei ook nog “Sorry”, maar pas toen ik haar verteld had dat dat wel op z’n plaats zou zijn.
In z’n enthousiasme had de hond zijn tanden ook in mijn vingers gezet. Geen dramatische wonden, maar wel twee kleintjes, en hondenbeten zijn berucht. Dat betekende:
- Lunchwandeling afbreken en terug voor een pleister
- Telefoonnummer van een dokter zoeken en bellen of hier een tetanusprik voor nodig is (sjonge, het duurde een kwartier voor ik een arts te pakken had – je zal een spoedgeval zijn)
- Anderhalf uur eerder naar huis om in Beuningen een prik te gaan halen, maar eerst de rest van de middag stressen om toch een deadline te halen.
- Een rekening voor de tetanusprik, want die valt onder het eigen risico.

Een hoop gedoe, maar dan is het ook klaar. Het bloeden is gestopt, de pleister kan er af.
Wat me aan het hele verhaal vooral irriteert, is de reactie van het hondenbaasje. Een totaal gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Kan het zo’n meisje niet schelen? Of heeft ze nog nooit van tetanus gehoord?
De hond neem ik niks kwalijk, die weet niet beter. En het was tenslotte een errug lekkere boterham, met kaas en pesto. Precies op haphoogte.

zondag 30 augustus 2009

Bunkerboot

Op een rustige plek aan de Nijmeegse Waalkade, achter een parkeerterrein, ligt een boot waar ze scheepsbenodigdheden verkopen. Een bunkerschip.
H. wist het omdat hij er jaren geleden iets had gekocht. Ik wilde voor m’n kano stootwillen kopen, van die kussentjes die je aan de rand hangt tegen beschadiging bij het aanleggen. Dus gingen we op zoek naar de bunkerboot.
Langs het parkeerterrein reden we een doodlopend weggetje af naar het water. Het was er stil. Geen mensen, geen bedrijvigheid.
De boot lag er, maar zag er van buitenaf leeg uit. Nergens een bordje, naam of opschrift. Aarzelend liepen we de brede loopplank op en keken om een hoekje in de boot. Er was een soort kantoortje met daarin een jongeman en een labrador. H. vertelde waar we voor kwamen en jawel, zoiets had hij wel. “Loop maar mee”. Tegen de hond zei hij “Blijf”, en toen die vervolgens braaf aan de voet meeliep, grinnikte hij: “wat luistert ie goed hè.” ‘
De stootwillen waren er niet in ons maatje, maar ze konden wel besteld worden. Bijna verlegen zei de verkoper dat we dan wel een aanbetaling moesten doen. Daarvoor moesten we weer even meelopen. Samen met de hond liepen we de lange boot door. Er hingen zwemvesten, boeien en allerlei soorten touw, maar ze hadden ook w.c.papier, schoonmaakmiddelen en verf . Pakken met op elkaar geperste, kleurige doeken. “Poetslappen”, legde de jongen uit, “afgekeurde kleren van de kringloopwinkel.”Terwijl hij onze bestelling in de computer zette, vertelde H. dat hij hier ooit een zwemvestje had gekocht en dat het leuk was dat de boot er nog steeds lag.
“Nou”, zei onze verkoper, “dat kon binnenkort wel eens afgelopen zijn.” Hij vertelde dat de bunkerboot een ligvergunning had voor 100 jaar, maar dat die in 2013 afgelopen zou zijn. En de gemeente wil de boot weg hebben. Ze willen hier allemaal terrasjes maken. “Maar”, zei hij, “dat kan zomaar niet. We hebben tegen de gemeente geprocedeerd en gewonnen.”
“Goed zo”, knikten we opgelucht. Maar dát hadden we gedacht! De gemeente pikt haar verlies niet en geeft nu gewoon geen toestemming voor een weg of pad naar de boot.
“Onze opslagplaats aan wal moet neergehaald en ze willen de boel verlagen.” De jongen wijst op het terrein, de bosjes en de gebouwen verderop, een paar meter hoger dan het schip, en hij lacht schamper. “Terwijl iedereen weet dat het parkeerterrein nú al regelmatig onderloopt.”
We leven mee. “Dus over een paar jaar is deze boot weg.” “Nee”, zegt hij. “M’n baas gaat em echt niet weghalen! Desnoods maakt ie er een massagesalon van”.
Hij glimlacht. “Veel plezier met jullie kano hè. Ik bel als de spullen binnen zijn.”
Nagekeken door de hond gaan we de boot af en klimmen naar onze auto, een meter of wat hogerop.

zondag 23 augustus 2009

Zondagmorgen; ik en mijn lijf

Ha, lekker geslapen.
Mmmm
Negen uur. Zullen we opstaan?
Het is zondag… we hoeven niks.
Ja maar het wordt een warme dag, en ik wil nog even hardlopen.
Hmmm
En straks wordt het veel te warm, het wordt zevenentwintig graden vandaag.
Okee. Maar ik wil eerst zo’n lekker zoet broodje.
Tuurlijk. Eerst ontbijten.

En nu een warming up.
Nee hè, zullen we eerst even rondrommelen en wat wakkerder worden?
Nog vijf minuutjes dan, maar ik wil echt weg voordat het warm is.
Zucht

Daar gaat ie dan. Even stretchen. Kom op, verder strekken dat been.
Pfff, ik ben pas net wakker hoor
Niet aanstellen, nu de grond aanraken – kun je best.
Kreun, We doen toch niet zo’n lange ronde hè
Nee hoor, het wordt een klein onderhoudsrondje.
Okee.
Zo. Om te wennen eerst even het kleine parkje door. Lekker in de schaduw. Hup.
Auw… heel rustig aan graag.

Adem es wat dieper in, op dit beetje lucht red ik het niet hoor.
[hijg] Meer lucht krijg ik gewoon niet ingeademd.
Ooh… waarom doen we dit. Niet sneller! Hallo, ik ben wel een middelbaar lijf hè.
Daarom juist, dat moet je een beetje in vorm houden.
Moet dat zó? We gaan straks toch de boot uithozen en schoonmaken? Dat is ook lichaamsbeweging hoor.
Dat was een lekker schaduwrondje. Pas op, nu krijgen we een stukje zon.
Mis-se-lijk!
Gewoon doorgaan. Zie je, het gaat best. En hier is alweer een boom.
Haaaa, schaduw.
Ha, we komen in het ritme. Zo gaat ie goed.
Nou, ik heb nou tenminste genoeg lucht… het begint een beetje te wennen.
Nog twee straten, dan zijn we rond.
Nou al? Ik begin er net een beetje in te komen. Zullen we nog een keertje extra door het parkje?
Pfff, nee zeg. De boot moet ook nog!

donderdag 20 augustus 2009

Millinger theetuin


Om onze vakantieweek thuis niet ongemerkt te laten verglijden in dagelijkse bezigheden besloten we een echte planning te maken: dagje Rotterdam (zie vorige blog), dagje familie en vrienden bezoeken, dagje nuttig (schuur uitmesten) en ook: een dag fietsen.
We planden een tochtje van naar schatting 45 kilometer. Dat wil zeggen: H. dacht dat het ongeveer die afstand was en ik vermoedde daar een groot optimisme in (Jawel, het bleek achteraf 65 km. te zijn)
Onder een bewolkte lucht fietsten we door Nijmegen, langs de lege terrasjes op de Waalkade, richting Ooijpolder. Daar lieten dagjesmensen zich niet door de wolken weerhouden. Fietsers, wandelaars, hondenuitlaters en een enkele motor genoten met ons van de mooie, weidse omgeving. Na een kleine anderhalf uur kwamen we een bordje tegen met “Millinger theetuin, 2 km”. Het wees een onooglijk weggetje aan dat door de bosjes in de uiterwaarden richting rivier verdween.
“Zullen we daar iets gaan drinken?” vroeg H.
Ik aarzelde. “Misschien eerst nog een eindje doorfietsen?”
“Het schijnt erg mooi te zijn”
Je zou het niet denken, maar deze huis- tuin en keukenconversatie was een historisch moment in onze relatie. Ik kan me niet herinneren dat HIJ bij een fiets- of andere tocht het eerst een pauze voorstelde en al helemaal niet op een punt waar ik er nog niet zo ernstig behoefte aan had. Het gedenkwaardige gesprek eindigde ermee dat we het weggetje insloegen en twee kilometer over een zandpad vol hobbels en kuilen reden naar de Millinger theetuin.
Toen we de fietsen door de laatste meters mul zand gezeuld hadden en op slot gezet, stapten we een stenen poortje door en zagen dat we een goed besluit hadden genomen. Wat een prachtige, bijzondere plek! Overal in de theetuin waren verrassende doorloopjes naar allerlei sfeervolle hoeken. Terrasjes van gewone tegels, natuursteen, klinkertjes, maar ook met gekleurde, glanzende steentjes in Oosters aandoende patronen. Daarop stonden dan ook banken met kleurige glanskussens en ornamenten. We herkenden planten die we zelf in de tuin hebben staan, maar er waren ook tropische planten en een bamboebos waar een smal paadje door liep. Met trappetjes, hagen met poortjes, bochtige paden en muurtjes werden de verschillende stukken tuin spannend om te ontdekken. Er waren vijvers en grote potten met water en waterplanten. En elk terrasje had weer andere tafeltjes en stoelen die bij de sfeer van de beplanting pasten. We dwaalden een tijd rond en waren het er over eens dat deze tuin de twee kilometer zand en kuilen meer dan waard was.
Goedgehumeurd fietsten we na deze inspirerende stop verder, langs de rivier, over kleine veerpontjes, tegen de wind in, over de Nijmeegse fietsbrug die zo mooi “De Snelbinder” heet en tenslotte weer naar huis, waar H. een grote cappuccino voor me maakte als goedmakertje voor de twintig kilometer extra.
Een lekkere afsluiting van een echte vakantiedag.

donderdag 13 augustus 2009

Rotterdam


Londen, Parijs, Milaan…
Allemaal leuke steden om te bezoeken. Maar wat dacht je van ons eigen Rotterdam? Daar komen we eigenlijk nooit.
We besluiten een dagje havenstad te doen. De auto parkeren we in Ridderkerk. Daar vandaan kun je de Fast Ferry nemen. Die gaat elk half uur.
De boot oogt van binnen als een dubbel-brede bus en doet z’n naam eer aan; met een flinke vaart schieten we over het water om uit te stappen bij de Erasmusbrug. Daar moeten we wezen.
We beginnen met koffie in het Scheepvaartcafé. De spraakzame bardame vertelt ons over de geschiedenis van het Scheepvaarthuis en Maritime Hotel, waar het café mee verbonden is.
Dan stappen we op de grote Spido-boot voor een informatieve rondvaart door een deel van het havengebied.
Het is inmiddels zachtjes gaan regenen. Een tijdje blijven we hardnekkig op het open bovendek, maar als het harder gaat, kiezen we eieren voor ons geld en vluchten naar binnen. In vier talen wordt uitleg gegeven over de gebouwen en plaatsen die we passeren. Om ons heen worden bladen met koffie, cola en broodjes aangedragen. Na een kwartiertje valt de commentaarstem weg. Op de computerschermen her en der zien we pop-ups verschijnen waarin een zenuwachtige cursor rondzoekt. Het mag niet baten. De stem zwijgt.
We zien door het raam imposante stapels containers, kleine passantenhavens en hoge kranen. Alles een beetje vertroebeld door de regen die gestadig blijft vallen. Pas een half uur later begint de commentaarstem midden in een zin weer te spreken.
Ik word niet echt vrolijk van de troosteloze, natte haventerreinen, de grijze lucht en het excuusloze wegvallen van veel uitleg.
Als we van de boot af stappen, is het bijna droog. Ons volgende doel is de Rotterdam Port Experience. In de entreehal van het gebouw ligt op een verhoogde vloer de grootste stadsplattegrond ter wereld. We lopen op de mega-kaart onze vaarroute na en dan nog verder; tot aan de zee. Een medewerker van het museum vertelt ons over de waterkering en het ingenieuze systeem van sluizen en dijken dat de stad beschermt. De brede Rotterdammer heeft plezier in zijn verhaal en is duidelijk trots op zijn stad.
Dan volgt de experience. Een suggestief hortende en schokkende lift brengt ons naar een virtuele 200ste verdieping, van waar we over de stad mogen uitkijken. Mooi gedaan. Daarna stappen we in een dicht bootje, waarmee we virtueel in de haven storten, met grote snelheid tussen enorme schepen door scheren, tegen van alles aan botsen en door een kraan worden opgehesen. Gehusseld en grinnikend komen we uit het bootje, om nu een zaal door te lopen met serieuze informatie.
We leren van alles over de havenhistorie en over het vervoer van vaste, vloeibare en droge goederen van overal naar overal ter wereld, maar steeds via Rotterdam.
Als we het museum verlaten, worden we joviaal begroet door onze brede waterkering-expert. De regen is opgehouden. Met nieuwe ogen bekijken we de havenstad, waar we nog een tijd rondlopen voor we weer op de waterbus stappen.
Vanaf Ridderkerk is het maar een dik uur rijden naar huis. Je hoeft soms niet ver om een leuke stad te bezoeken.

zondag 9 augustus 2009

Art nouveau en strips in Brussel


Het is best een goed idee om in de zomer een stedentrip in Belgie te maken. De grote hotels waar door het jaar heen gasten komen voor congressen en werkbezoeken staan in augustus leeg. Met bodemprijzen proberen ze nog wat mensen binnen te halen.
En zo zitten we in Brussel voor nog geen 40 euro p.p.p.d. op een luxe kamer met kingsize bed, bad, douche, toilet, koffie en thee, een ijskoeler (waarin je naar believen ijsklontjes kunt tappen) en een ontbijtbuffet met alles wat je maar kunt verzinnen.
O ja, en parkeren (18 euro p.d.) is inbegrepen.
Dit deel van Brussel is Franstalig en samen met het weer, 30 graden, geeft dat een mediterraan gevoel. We lopen langs Europarlements-gebouwen en enorme kantorencomplexen waarin geen leven te bespeuren is; zomerreces. Hier zijn de restaurants gesloten.
We dwalen eindeloos door verschillende wijken. Op zoek naar de beeldschone art nouveau huizen van architect Victor Horta.
We proberen her en der in de stad de stripmuren te vinden; bekende striptekenaars hebben daarop meer dan levensgrote tekeningen gemaakt. Strips spelen een belangrijke rol in Brussel. Er zijn vele stripwinkels en er is het Belgische Centrum van het Beeldverhaal. Dit stripmuseum is gevestigd in een prachtig art-nouveau gebouw en het is verrasend leuk en informatief. Ook als je niet zo dol op de Smurfen of Suske en Wiske bent, is het leuk.
's Avonds slenteren we heen en weer over de Beenhouwerstraat, die volgepropt staat met tafeltjes en stoelen en waar om de tien meter iemand je probeert over te halen hier te komen eten. We kiezen een plekje en bij het dagmenu kijken we naar de voorbij lopende mensen. Soms hele groepen achter een gids met een vlaggetje. Achter mijn rug wordt in het Engels, Spaans, Italiaans en iets Scandinavisch uitleg gegeven over de oudste overdekte winkelstraat van Brussel, die net op dit hoekje begint.
Ik geniet van het eten, de zoele avond en het geroezemoes om me heen.
Terug in het hotel drinken we ter ere van onze ijskoeler een goedkope maar lekkere prosecco. De airco zoemt en de ijsklontjes knisperen.
Morgen nog één keer zo'n superdeluxe ontbijtje - en dan rijden we weer naar huis.

zondag 2 augustus 2009

Antwerpen


Raar om met z'n tweeen op vakantie te gaan.
Om te wennen gaan we maar 1 week. En niet te ver. Belgie.
Een drie-steden-trip. We beginnen in Antwerpen.
Ons hotel ligt vlakbij de haven. We lopen om te beginnen langs de Schelde en sjouwen daarna door het centrum. Door winkelstraten, over pleinen vol terrasjes, langs monumentale gebouwen, door leuke straatjes.
Als we weer langs de kade terugkomen, begint daar een muziekfestivalletje, waarvan we eerder een aankondiging zagen.
Er wordt een soundcheque gedaan en nieuwsgierig gaan we even zitten.
Het valt tegen. Vier gitaren die elkaar proberen te overstemmen, een keyboard dat alleen maar aangezet wordt (beatbox) , een drumstel en een leadzanger waar geen muzikaal geluid uit komt.
Met onze moeie voeten blijven we twee nummers zitten. Dan geven we het op en gaan onze hotelkamer bekijken. Even uitrusten, w.c. uitproberen, bed testen en dan een restaurantje zoeken.
We eten vis.
En daarna willen we wel eens zien of het muziekfestival nog iets anders te bieden heeft.
Een zangeresje achter een piano. Ze heet Fleur, heeft prachtig haar, een stevige aanslag en een saaie stem. De teksten schat ik in als zelfgeschreven.
Omdat we er nu toch zijn blijven we even zitten. Na een paar liedjes (die erg op elkaar lijken) komt er ineens meer publiek en even later wordt een volgend optreden aangekondigd: het Ricciotti ensemble.
Arme Fleur. Na een plichtmatig applausje moet ze snel wegwezen, want al strijkend en blazend komt een compleet orkest aanzetten.
Dat is andere koek.
Met groot enthousiasme fietst dit ensemble van jonge muziekstudenten door een breed repertoire. Van Beethoven tot Breukink en van Michael Jackson tot Brel, met tot slot zelfs een nummer van Metallica.
Het publiek wordt verleid tot meeklappen, walsen en bokspringen - op - de - maat. Het plezier spat er af en we blijven tot het einde.
Het is nog steeds warm als we langs de haven naar ons hotel lopen. Een zeldzaam mooie zomeravond en een erg leuk optreden.
Onze vakantieweek is goed begonnen.

zondag 26 juli 2009

Mokerfeest

Het is zo praktisch en voor de hand liggend, maar toch wordt het niet zo vaak gedaan: een klusfeest. Onze goede vriendin W. verhuist naar Amsterdam, waar ze samen met haar vriend J. een flat heeft gekocht.
Prima flatje op een mooie groene plek in Slotervaart. Maar ze willen er wel het een en ander aan veranderen. Zo moeten er verschillende niet-dragende muren uitgesloopt worden.
Met z'n tweeen is dat een gigaklus, maar W. en J. pakken het slim aan: per e-mail krijgen al hun vrienden een aanstekelijke uitnodiging voor een Mokerfeest.
Het wordt gepresenteerd in de vorm van een aantal creatieve workshops waarin je je lekker kunt uitleven. Voor materiaal, eten en drinken wordt gezorgd en het is zelfs mogelijk in te tekenen voor een heel weekend met theatervoorstelling en gratis overnachting.
Wij boeken last minute voor een zaterdag.

Met oude kleren en frisse moed rijden we op 25 juli naar Amsterdam. Als we laat in de morgen aankomen (verslapen), is het feest al in volle gang. Van ver zien we de container en de oranje buis waar het puin door gestort moet worden.
We hebben geluk: de workshop muur kapot beuken gaat juist van start!
Het gaat geweldig. In no time ligt het eerste muurtje aan puin en als we met z'n allen even flink aanpakken hebben we de brokken voor de lunch door de oranje buis afgevoerd. Gezeten op omgekeerde kratjes drinken we koffie en eten lekkere broodjes, koek en fruit.
De middag staat in het teken van behang scheuren en afstomen. In het begin komt het met forse repen van de muur, later wordt het lastiger: restjes pulken voor gevorderden.
Niets is zo verbroederend als samen stevig werken. Als in de vroege avond een deur wordt omgedoopt tot eettafel heeft de flat al een aardige metamorfose ondergaan. Het is een klein beetje onze flat geworden; vooral als J. schetst waar een opklapbaar logeerbed moet komen.

s' Avonds rijden we tevreden terug naar Beuningen. Binnenkort gaan we weer eens kijken naar ons flatje in Slotervaart.

woensdag 22 juli 2009

Vierdaagse


De Nijmeegse Vierdaagse is losgebarsten.
Ruim vierduizend wandelaars liepen gisteren de eerste van hun vier porties kilometers: dertig, veertig of vijftig. Vier van hen logeren bij ons in Beuningen. Al jaren stellen wij tijdens de vierdaagseweek ons huis open voor wandelaars. Meestal vier zijn het er, die we vol pension bieden en naar de finish troetelen.
Dit jaar zijn het geen onbekenden via de Nijmeegse VVV. Nee, deze kennen we al, van eerder en van iets heel anders. Een vader met dochter en een moeder met dochter.
Maandag kwamen ze aan met hun koffers, hun wandelschoenen, waterflesjes, pleisters en goede moed. We begroetten elkaar hartelijk en ze waren meteen weer thuis in ons huis.

De eerste maaltijd aan de lange tafel ging het gesprek wonderlijk genoeg vooral over schaatsen. Maar dinsdag ging het natuurlijk over "De dag van Elst". De lange dijk, waarvoor iedere loper wordt gewaarschuwd; zeven kilometer lang zie je Nijmegen liggen en je komt maar niet dichterbij. De warmte: er wordt gezegd dat er tien mensen zijn flauwgevallen, waarvan één gereanimeerd moest worden. Zou het waar zijn? We verifiëren het op teletekst en daar staat het echt. De rare figuren: hebben jullie ook die vrouw op naaldhakken gezien die meeliep? Ze liep heel langzaam maar ze schijnt het elk jaar zo te doen en ze haalt het ook nog. En al die militairen; zo veel verschillende nationaliteiten!

Na het eten worden de voeten geinspecteerd. Iemand gaat naar de rode kruis-post om beginnende blaren te laten bezweren. De vertrektijden voor morgen worden doorgenomen, wekkers worden gezet. Al vroeg liggen de gasten in hun bedden. Wij komen in actie: de afwas moet weggewerkt worden en de ontbijttafel gedekt. In het midden een grote schaal met bananen, appels, kiwi's, mueslirepen, koek en broodzakjes. We troetelen graag, maar om half vier opstaan gaat ons te ver. Wel komt er een verse pep-talk brief te liggen:

" Goedemorgen!
Wat zal deze dag brengen?
Zon en regen, veel kilometers en heel veel enthousiaste toeschouwers, waaronder wij.
Officieel de dag van Wijchen maar voor jullie natuurlijk de dag van Beuningen.
Vanmiddag zijn jullie op de helft. Wij geloven erin!
Veel succes en heel veel plezier vandaag."

En net als ieder jaar zijn we ervan overtuigd dat onze lopers vrijdag allemaal hun vierdaagsekruisje halen.

maandag 13 juli 2009

Soap in de Ahoy.

Decor: Een groot podium in een zaal van Ahoy Rotterdam.
Acteurs: achter de vleugel Allen Toussaint, componist, muzikant, producer.
Verspreid over het podium: zijn muzikanten
Achter de coulissen: special guest Nicholas Payton, trompettist.

Allen Toussaint is de zeventig gepasseerd, maar energiek. Hij heeft een grote reputatie (één van de grondleggers van de New Orleans R&B sound), charisma en energie. Tegenover de vleugel staat een gitarist, en ook een saxofonist met hoed en strak snorretje, die na de officiële aankondiging de grootsheid van Toussaint nog extra benadrukt: “Ladies and gentlemen: The divine Allen Toussaint!” Het publiek heeft er zin in en laat zich bij voorbaat enthousiast horen.
Na een opwarmer vraagt de meester aandacht voor een speciale gast: Nicholas Payton. Vanuit de coulissen komt de trompettist op, loopt kalm naar voren en neemt plaats voor de vleugel, midden voor op het podium. Daar vouwt hij devoot zijn handen om zijn trompet, kijkt naar beneden (of sluit hij zijn ogen?) en wacht. De muziek barst los. Swingend ritme, dansende pianoloopjes en waar ruimte wordt gegeven kruipt snor-met-hoed er tussen met een subtiele saxofoon. Minuten staat Nicholas Payton voorop het toneel zonder te bewegen. Hij heeft iets teddybeer-achtigs over zich. Ineens komt hij in actie met zijn trompet en geeft een imposante solo weg. Wow, die kan spelen! Het publiek juicht en er komt nog een tweede solo.
Toussaint glundert en gunt zijn gast alle eer. Dan valt Payton terug in zijn teddybeer pose.
Er volgt nog een nummer waarin hij soleert. Ik zie snor-met-hoed opletten en overal waar dat past zijn sax door de muziek vlechten. Maar de eer is voor de teddybeer. Als het nummer is afgelopen sluipt hij onmiddellijk naar achteren en verdwijnt.
Er volgt een reeks nummers waarin verschillende muzikanten om de beurt in de spotlights mogen. Als je er op let, zie je de meester subtiel aan de touwtjes trekken. Nu mag jij; nu jij, en nu is het genoeg en gaat alle aandacht weer naar Allen Toussaint zelf.
Snor-met-hoed aanbidt Toussaint. Sommige muzikanten maken zich haast onzichtbaar in dienst van de anderen. Ik geniet van de muziek, maar nog meer van de soap die zich op het podium afspeelt: voor de tweede keer wordt Nicholas Payton aangekondigd. Hij laat nadrukkelijk op zich wachten en de hele band blijft wachtend doorspelen. Allen Toussaint glimlachend achter zijn microfoon, zonder stemverheffing vertellend dat het toch wel prettig zou zijn als Payton het volgende nummer mee kwam spelen. Wéér die doodkalme opkomst, weer dat wonderlijke stilstaan pontificaal voor op het podium: “ik ben er niet”. En dan weer zo’n jubelende solo. Snor-met-hoed is meubilair, Payton is meer. Is snor jaloers? Nee, hij geniet want Toussaint geniet. Dit is ware liefde. Een echte soap. Wie had dat verwacht van een avondje North Sea Jazz?

dinsdag 7 juli 2009

Twitterblog

9.30 Wat ben jij nu aan het doen?
Ik zit in de huiskamer aan tafel en kijk naar buiten. Verflenste teunisbloemen kunnen elk moment hun wonderlijke metamorfose ondergaan: ergens op de avond leven ze stralend geel op.
9.45 Wat ben jij nu aan het doen?
Ik kijk naar een film op televisie. Maar in de pauzes schrijf ik vlug even een stukje, want ik had me voorgenomen om elke week iets op m'n weblog te zetten.
10.40 Wat ben jij nu aan het doen?
Ik zie uit mijn ooghoek de aftiteling van de film en hoor de dramatische muziek uitfaden. Geen happy end, maar wel heroïsch.
10.45 Wat ben jij nu aan het doen?
Inspirerende vraag hoor. Er draait een heel netwerk op: Twitter. Drie procent van Nederland laat de mensheid voortdurend weten wat hij of zij aan het doen is. Boeiend?
De teunisbloemen zijn open gegaan, maar het is te donker geworden om ze hiervandaan te zien.
11.00 Wat ben jij nu aan het doen?
Ik doe de computer uit.

dinsdag 30 juni 2009

Tien dingen die verboden moesten zijn.

Televisieprogramma’s waarin BN-ers met andere BN-ers gesprekken voeren over weer andere BN-ers.

Marsen, snickers en surprise-eieren neerzetten bij de kassa, waar kinderen dus al wachtend alle tijd hebben om de buit binnen te zeuren.

Dat jonge, gezonde mensen in van die 45-km. autootjes over de weg tuffen.

Ongevraagde e-mails over de fantastische resultaten van viagra of aanverwante middelen.

Paris Hilton

Kreunen tijdens openbare tenniswedstrijden.

Dat kinderen die twee straten verderop wonen met de auto naar school gebracht worden.

Dat een telefonische toezegging voldoende is om een automatische incasso in gang te zetten.

Dat bij veel apparaten vervangen goedkoper is dan repareren.

Telefoons die blaffen, mekkeren of een babygeluid produceren.

dinsdag 23 juni 2009

God for President

Eerlijke, democratische verkiezingen. In Iran gaan ze daarvoor met tienduizenden de straat op tegen de verdrukking in. Al vallen er doden.
Is het dat waard? Natuurlijk, democratie is een groot goed! Iedereen moet in vrijheid kunnen kiezen voor een regering, een bestuur.
Het lastige is alleen, dat bij democratische verkiezingen al die anderen, die er heel anders over denken dan jij, óók mogen kiezen.
Begin deze maand heeft dat ons bij de Europese Verkiezingen een overwinning opgeleverd van onze geblondeerde mediaheld Geert Wilders. Met dat gegeven in m’n achterhoofd kijk ik toch met gemengde gevoelens naar de hartstochtelijke strijd om eerlijke verkiezingen.
Democratie is prachtig, maar dan moeten we met z’n allen wel de goeie kiezen. En meestal zijn we het er helemaal niet over eens wie dat dan is.

Ik dacht zo: het zou mooi zijn als er gewoon één ideale kandidaat zou zijn, waar iedereen z’n leven en lot zonder meer aan zou toevertrouwen en die het dan voorlopig helemaal voor het zeggen kreeg. Geen politiek gekonkel en gedraai, geen halfzachte compromissen, maar regelrechte maatregelen en oplossingen die ervoor zorgen dat de wereld weer vredig en schoon is en dat iedereen genoeg te eten heeft.
En toen ik dat bedacht had, was het me ineens helder waarom mensen zo graag een religie aanhangen. Want deze onmogelijke democratische dictatuur lijkt behoorlijk erg op een godsdienst.
God for President. Of Allah, da’s ook goed. Maar dan wil ik em wel eerst zelf z’n verkiezingstoespraak horen houden, want in z’n vertegenwoordigers op aarde heb ik niet zo veel vertrouwen.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...