vrijdag 31 juli 2020

Mooie dingen maken

Op donderdagavond kijken H. en ik af en toe samen naar The Restorers. Het is een programma waarin steeds een paar voorwerpen worden aangedragen die in principe heel waardevol zijn, maar oud en flink beschadigd. Een designmeubel, een koffer uit de 19e eeuw, een marmeren beeld waar een arm af is… dat soort dingen.

Elk voorwerp gaat naar de expert van dienst om opgeknapt te worden en zo zie je in een uurtje een afgeragde kapotte kist veranderen in een museumwaardig ding, een doorgezakte bank wordt een prachtstuk dat je in je kamer wilt hebben en een zielig stuk schroot wordt opgelapt tot een fraai hekje.
Ik vind het mooi om te zien hoe mensen iets van de schroothoop redden en omtoveren tot iets prachtigs.

De restaurateurs van het programma hebben allemaal vele jaren ervaring en zijn helemaal gespecialiseerd in hun vak. Als ik ernaar heb gekeken, krijg ik altijd zo’n zin om iets moois te maken. Maar om te doen wat zij doen moet je keuzes maken. Eén ding waar je supergoed in wordt.

Ik kan nooit kiezen. Ik wil zelf kleding maken, maar ook zingen, schrijven, audio bewerken, tekenen, lekker koken en als het zo uitkomt een stoel repareren. Dus zal ik genoegen moeten nemen met bescheiden projecten. Een uit elkaar gevallen dolce & gabana koffer zal ik niet kunnen repareren, maar ik kan wél voor mijn collega een paar modieuze mondkapjes maken. Of een vel unieke etiketten voor op de potten eigengemaakte jam.
Of een stukje schrijven. Zoals dit. Ook leuk toch?

zondag 26 juli 2020

Een afscheid


Van de drie bloemenwinkels in het winkelcentrum zijn er twee gesloten wegens vakantie. In de derde zaak kijk ik een tijdje rond maar er zijn maar een paar bloemstukken en die zijn óf heel klein óf helemaal wit. En op de rouwkaart stond juist dat ze van kleurige bloemen hield. Daarom loop ik op zondagmorgen om acht uur in de tuin en knip bloemen om dan zelf maar een fleurig bloemstukje te maken. 

We gaan afscheid nemen van de schoonmoeder van mijn broer. Of eigenlijk gaan we hem en z’n gezin condoleren. Want de overledene kenden we natuurlijk wel, maar nou ook weer niet heel goed. In het kleine uitvaartcentrum waar ze ligt, zit mijn schoonzus te praten met een collega die ook kwam condoleren. Ze vertelt over de laatste wensen van haar moeder en dat ze altijd erg duidelijk was.
“Je hoefde je bij haar nooit af te vragen wat ze bedoelde, want ze was heel direct.”
“Een beetje té direct soms,” mompelt neef M. met een lachje en iedereen lacht mee.

Oma woonde met het gezin onder één dak. Ze had haar eigen gedeelte in de woning, maar de kinderen van m’n broer kwamen dagelijks bij haar over de vloer. Ze zullen haar dan ook erg missen. Maar tegelijk is het een opluchting dat ze nu dood is, want haar laatste dagen waren een akelige worsteling.

We hebben onze bloemen bij de kleurige bloemenzee op de kist gezet, krijgen koffie en praten. Over hoe het de laatste weken ging. Hoe ziek oma was (ze had kanker) maar toch aarzelde ze telkens over de mogelijkheid van euthanasie. Uiteindelijk is ze zelf overleden, met al haar geliefden om zich heen.
Mijn schoonzusje zucht. Ze zal haar moeder missen. 

“Maar nu krijg ik wel mijn leven terug.”
Ze vertelt hoe ze het afgelopen jaar op de klok leefde. Om de paar uur moest er sondevoeding of medicijn worden toegediend. ’s Nachts sliep ze licht omdat er vaak iets aan de hand was waarvoor ze even naar haar moeder moest. Vooral de laatste weken waren erg zwaar geweest, want oma kon eigenlijk niets meer zelf. 

Ze hoeft nergens spijt van te hebben, mijn schoonzus. Terwijl veel ouderen in dit corona-tijdperk weg zaten te kwijnen in eenzaamheid, werd oma B. met zorg omgeven en had ze mensen om zich heen als ze daar behoefte aan had. Ik heb er veel respect voor. Denk niet dat ik dat had kunnen volhouden, maar zij deed het gewoon. Als er iemand een applaus verdient voor het verlenen van zorg, is zij het wel. Maar nu is het over. Ze heeft haar leven terug, maar het zal wel even wennen zijn.

zaterdag 18 juli 2020

Ladumaar


Drie kleine tomatenplantjes kocht ik dit voorjaar en ik zette ze in de tuin.
Een paar weken later kreeg ik van een collega een potje met een kluitje zaailingen. Ook van tomatenplanten. Ik accepteerde ze vrolijk, want van die drie ukjes in de tuin verwachtte ik niet heel veel en tomaten kun je altijd wel gebruiken.

Al die tomatenplanten verzorgde ik met aandacht, liefde en water. En het blijkt een goed jaar voor tomaten. Veel zon en daarna veel regen en nu het weer een paar dagen zonnig is, zie ik het eerste rode, bijna rijpe exemplaar. Met daar omheen vele, vele nog groene soortgenoten.

De drie ukjes zijn intussen een meter hoog en er hangen zoveel trossen aan dat ik er extra stokken bij heb gezet om de boel rechtop te houden. De kleine, in elkaar gegroeide sprietjes die mijn collega gezaaid had, heb ik voorzichtig van elkaar los gemaakt en drie ervan zijn nu behoorlijk grote planten die in bloei zijn. En er zijn nog een paar wat kleinere die ook voorzichtig met een bloemtrosje beginnen.

Als ik buiten op het terras zit en naar die tomatenweelde kijk, komt steevast hetzelfde melodietje in mijn hoofd op. Zachtjes neurie ik ‘ladumaar meneer, het hoeft niet meer…’
Een liedje zo oud, dat ik niet eens meer wist dat het ergens in mijn hoofd zat:

"Meneer de Pree, uit Wijk aan Zee.
Brengt elke dag een grote zak tomaten voor me mee.
T' is goed bedoeld in 't algemeen,
Maar als ik hem zie komen dan roep ik al meteen:
Ladumaar meneer,
Het hoeft niet meer.
Tot de volgende keer.
Mag ik u nog vriendelijk bedanken voor de eer?
Ladumaar, ladumaar, ladumaar meneer."
(tekst: Annie M.G. Schmidt)

zondag 12 juli 2020

Stapstenen pad

Zo blij als ik was dat het na een hete, droge periode ging regenen, zo blij ben ik nu met een zonnige zondag. Alles in de tuin is door al dat vocht enthousiast gaan groeien. De hortensia is prachtig, de phlox knalt er vrolijk roze uit en overal staan gele toortsen en hertshooi.

Maar al die nattigheid van de afgelopen tijd heeft ook z’n nadelen. Alle bloeiende planten langs het stapstenen pad zijn door de regen zo zwaar geworden dat er heel wat bloeiende stengels languit over de stenen zijn gaan liggen. En de slakken hebben de tijd van hun leven. De grote, gele bloemen van m’n (spontaan opgekomen) courgette – het kan ook een komkommerplant of een pompoen zijn - verdwijnen ’s nachts spoorloos. Waarbij de dieven een glinsterend slijmspoor achterlaten.

Vandaag schijnt de zon. Samen met H. loop ik de tuin door om te bekijken wat de meest noodzakelijke klussen zijn. Het pad vrijmaken, de pispotjes (haagwinde) wegtrekken die alles aan elkaar weven en de woeste, stekelige acantus flink terugknippen. We beginnen ieder aan een kant van het rondlopende pad.

Ik zit op m’n hurken te knippen. Als een koempel in de Limburgse kolenmijnen, weet ik sinds kort. Die zaten altijd op hun hurken omdat ze dat gewend waren, door het werken in lage gangen. Maar ik zit in de buitenlucht. In het veldje zeepkruid naast me zoemt het en krioelt het van de bijen. Ik vind het een vrolijk geluid. Het mag dan slecht gaan met de bijenpopulatie in Nederland, daar hebben deze beestjes geen benul van.

Na anderhalf uur hebben we allebei ons deel van het pad weer begaanbaar. Tijd voor een pauze. Tevreden bekijken we elkaars werk. Er moet nog veel meer gedaan worden, maar eerst gaan we een tijdje op het terras zitten genieten van deze afgeronde klus. De rest komt later wel.

zaterdag 4 juli 2020

Daar komen de perenhakkers

Vanuit het keukenraam kijken we uit op een perenboom. Al sinds jaar en dag staat die in de tuin van de buurman, dichtbij de erfgrens, zodat we ieder jaar takken vol peren toegestoken krijgen. In overleg is ooit besloten dat niet alleen de peren die over de heg groeien voor ons zijn, maar dat we van de hele boom mogen plukken. Buurman doet er namelijk niets mee. Nu krijgt ie elk jaar een sigaar uit eigen doos: een paar weckpotten vol ingemaakte peren. Een afspraak waar iedereen tevreden mee is.

Het is pas begin juli, maar de peren zijn al best groot. Toch zijn we verbaasd als we een kauwtje in de boom zien zitten. Een deel van de oogst is altijd voor de vogels, wat prima is, want er is genoeg. Maar wel zie ik vaak met een lichte ergernis hoe de kauwen en eksters een gat bovenin een peertje pikken om dan vrolijk in de volgende peer verder te hakken. “Eet em dan helemaal op,” denk ik dan. Want die aangepikte exemplaren rotten vervolgens weg aan de boom.

We kijken naar de zwarte vogel. Zit ie gewoon maar een beetje op een tak? Of is het al zover dat er in peren gepikt wordt? Even denken we het eerste, maar dan gaat de snavel naar beneden, Ja hoor. Het beest pikt niet alleen een gat in zijn uitgekozen peertje, maar hij weet hem van de boom af te werken en vliegt ermee weg. Goedkeurend kijk ik hem na. Dat is beter dan een beetje rondhakken in al dat goeie voedsel.

Maar 4 juli… Zo vroeg in de zomer zijn we echt nog niet aan een perenoogst toe. Ik hoop maar dat dit een incidenteel vroegrijp peertje is, of een kauw die toevallig van onrijp houdt. Laat de rest eerst nog maar wat groter worden. Over twee maanden maken we ze met liefde in, maar nu nog niet, nu nog niet.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...