maandag 28 februari 2011

Vitamine D

Wil ik niet vroegtijdig in elkaar zakken, dan moet ik elke dag vitamine D slikken. Op advies van mijn huisarts doe ik dat braaf.
Als het potje leeg is, ga ik naar de Etos om nieuwe pilletjes te kopen. Er is een schap vol veelbelovende potjes. Ik kan kiezen uit veel combinaties van vitamines, mineralen en andere supergezonde voedingssupplementen, maar ik zoek gewoon vitamine D.
Op het potje dat ik uiteindelijk vind, staat een vrolijk plaatje van een kangoeroe en de vermelding ‘kind’. Ik neem het mee naar de kassa en vraag: “Maakt dat verschil, vitamine D voor kinderen of volwassenen?”
“Ja, natuurlijk maakt dat verschil!” zegt de kassamevrouw.
“Dat heeft een heel andere samenstelling!”
Samenstelling? Denk ik, en loop mee terug naar de pilletjesplank, waar de dame trefzeker een ander potje pakt: vitamine D 50+. Zonder tegenwerpingen betaal ik. Zes euro vijfennegentig. De kinderpilletjes kostten nog geen twee euro.
Terwijl ik naar huis fiets, bedenk ik dat ik me heb laten overdonderen. Wat valt er verschillend samen te stellen aan vitamine D?
Met mijn leesbril op zie ik op mijn lege potje dat daar kindervitamientjes in zaten. Het nieuwe bevat weliswaar 10 pilletjes meer (250 stuks) maar de dosering is anders. In zo’n seniorentabletje zit maar half zoveel vitamine D, nl. 2,5 microgram in plaats van 5. Hebben ouderen minder vitamine D nodig dan kinderen? Niet dus.
“Met Davitamon D 50+ kan flexibel ingespeeld worden op de verhoogde behoefte aan vitamine D”, lees ik. Die behoefte is volgens de bijsluiter 10 microgram per dag. Vier tabletjes dus. Voor jonge kinderen wordt 5 microgram aanbevolen. Tenslotte volgt een strenge mededeling: “Het aanbevolen gebruik niet overschrijden!”
Ik begrijp dat ik kan kiezen uit: vier pilletjes tegelijk, twee ’s morgens en twee ’s avonds of om de paar uur één. En wacht, ’s morgens drie en ’s avonds één kan ook nog… Wat een mogelijkheden!
Voor zoveel flexibiliteit betaal je toch met liefde zeven keer zoveel.

donderdag 24 februari 2011

Waterschap

Aan het water wonen brengt verplichtingen met zich mee. Afgelopen najaar was H. twee dagen bezig met het wegtrekken van oprukkend riet. Samen droegen we later de stinkende stengels naar de auto en reden ze in twee keer naar de afvalverwerking.
Toch werden we door het Waterschap op de vingers getikt wegens nalatigheid wat betreft het schonen van onze oever. Voor het tweede achtereenvolgende jaar kregen we een “Last onder bestuursdrang” brief. We reageerden door bezwaar aan te tekenen.

Vanavond zijn we uitgenodigd voor een hoorzitting bij het Waterschap. Voor een gezelschap van zeven mensen mogen wij en nog een protesterende buurman ons bezwaar toelichten. Drie van de zeven vormen een onafhankelijke commissie. Verder zijn er een man van de planning, een man van de praktijk, een notuliste en een onduidelijke dame van het Waterschap.
Mijn welbespraakte H. mag het spits afbijten. Hij heeft een gloedvol verhaal over onze tuin, het onderhoud dat we plegen, de nieuwste inzichten over het ecosysteem van stadswateren en de onduidelijkheid van de eisen die het waterschap aan ons stelt. Ik hou me bij een enkele aanvulling en de buurman vervolgt met een kort stuk, dat voor een deel de genoemde punten herhaalt.
De onafhankelijke commissie buigt zich ernstig over de foto’s van onze tuin zomers en ’s winters en over het kadasterkaartje van de wijk, waarop wij drie aperte fouten kunnen aanwijzen.
Dan is het Waterschap aan de beurt. Eigenlijk hadden we een starre herhaling verwacht van dezelfde regels die ze ons al twee keer toegestuurd hebben. Maar men reageert serieus op ons verhaal. We krijgen een uitvoerige uitleg van het hoe en waarom van hun beleid. Het door H. aangehaalde onderzoek naar goed onderhoud van het ecosysteem is bij hen bekend en onderwerp van discussie. Praktische vertaling hiervan naar onze wijk is lastig omdat elke tien meter oever door een andere particulier moet worden bijgehouden. De plannenman beaamt dat de situatie niet ideaal is, maar dat er een middenweg gevonden moest worden voor de eisen en het toezicht op onderhoud van onze sloten.
We vragen de praktijkman wat we verkeerd doen. Worden we echt afgerekend op die ene rietpol die we laten staan voor de meerkoeten die daar elk voorjaar nestelen? Nee. Dat is het probleem niet. We blijken een structurele fout te maken door wel het riet weg te halen, maar bijvoorbeeld de gele plompbladen in het water te laten. Hij legt een aantal manieren uit waarop in het water ‘gemaaid’ kan worden.
De drie commissiemannen laten zich kritisch horen. Er zijn onduidelijkheden in de brief aan ons bewoners.
Het Waterschap doet z’n best om alles uit te leggen; vooral de plannenman is op dreef. Er gaat een wereld voor ons open.
En passant komen we er achter dat de gemeente ons eigenlijk een loer gedraaid heeft: in het koopcontract van ons huis blijkt – in de kleine lettertjes – te staan dat de bewoners verantwoordelijk zijn voor het totale onderhoud van de sloot. Niet tot drie meter uit de waterlijn, zoals we altijd dachten, maar tot drie meter na de kadastergrens, die ergens in het water ligt. Zo ligt bij ons dus ook de verplichting om de ‘vaargeul’, het midden van het water, diep genoeg te houden.
Ineens zijn we bondgenoten. Ook het Waterschap was door die clausule verrast. Zij hadden gedacht de gemeente op dat deel aan te kunnen spreken.
Na twee uur staan we buiten.
Wat de uitspraak wordt weten we nog niet, maar we zijn het er over eens dat het een leerzame avond was. Morgen komt er iemand uitleggen wat we nou precies met onze oever moeten doen. In de auto vraagt de meerijdende buurman wat hij zal betalen voor de benzine. Als wij dat afwimpelen zegt hij grijnzend: “Dan rij ik volgend jaar wel”.

zondag 20 februari 2011

i-pad

Mijn schoonzus T. is van de digitale technologie. Haar kinderen hebben altijd de nieuwste computerspelletjes en via marktplaats koopt en verkoopt T. vanalles over de hele wereld. Een week voordat in Nederland de i-pad werd geintroduceerd, had T. een paar nep-exemplaren uit China binnen. We konden er voor een habbekrats een kopen. H. was meteen enthousiast en even later hadden we een 'neppe i-pad' in ons bezit.
Pas na een paar weken ging hij ermee aan de slag en dat viel tegen. Het ding liet zich niet opladen. Na een paar avondjes gepruts verdween het tablet naar boven en dachten we er niet meer aan.
Tot ik besloten had om naar de Dominicaanse Republiek te gaan; voor op reis is zo'n licht ding ideaal. Ik haalde de neppo weer uit z'n doosje en kreeg hem aan de praat. 1 avond. Daarna weigerde hij weer. Toen ik bij mijn schoonzus voorzichtig informeerde of ze klachten had gekregen over andere exemplaren, kwam ze meteen met een andere. En kijk, deze nieuwe neppo DOET het. Omdat de gebruiksaanwijzing in het Chinees is, kost het even tijd om hem door te krijgen, maar het lukt. De ultieme test is deze: kan ik met dit apparaat een blog schrijven? Als dit geplaatst wordt, mag ie mee!

zondag 13 februari 2011

Film

Voor het vak CKV (Culturele en Kunstzinnige Vorming) moet mijn zoon regelmatig iets cultureels bezoeken en verslaan. Er mag een film bij zijn, dus moest hij dit weekend dringend naar de bioscoop. Omdat hij niet van de ruime planningen is, was het te kort dag om nog vrienden mee te krijgen. Dus mocht ík mee. Erg handig voor hem, want het leverde hem vervoer op en een betaald kaartje.
Hij had “Sonny Boy” uitgekozen; vooral vanwege strategische redenen (hoe laat draait ie, waar draait ie en kan ik er makkelijk iets over schrijven).
Op zondagmiddag is het rustig in de bioscoop en we mogen zelf een plaats uitkiezen. Tamelijk blanco beginnen we aan de film. ’t Is even wennen; we gaan eigenlijk nooit naar Nederlandse films. “Zou dat nou komen omdat het onze eigen taal is,” fluister ik na een kwartier, “dat het soms zo onecht klinkt?” Hij kijkt verrast opzij “Dat zat ik nou ook net te denken”.
Het verhaal speelt zich af rond de jaren dertig en veertig. De huiskamers zien er authentiek ouderwets uit, maar het taalgebruik uit die tijd wil niet bij alle acteurs levensecht uit de strot komen. Vooral scènes met kinderen zorgen af en toe voor een schooltoneel-gevoel.
Gaandeweg laten we ons toch meeslepen door de geschiedenis. Een blanke moeder van vier kinderen krijgt een relatie met een veel jongere, zwarte man. Het is tegen alle normen en ze hebben het niet makkelijk. Dan breekt ook nog eens de oorlog uit en het stel neemt onderduikers in huis… Dat kan bijna niet goed aflopen.
Als we teruglopen naar de auto, bespreken we de film. We zijn het (voor de verandering) behoorlijk eens. Niet echt een goeie film, maar er zaten mooie stukjes tussen. Ook niet echt een slechte film. Best leuk om samen gekeken te hebben.
“Ik zou deze film zelf niet zo gauw uitkiezen om heen te gaan”, denk ik hardop en J. zegt prompt: “Ik ook niet. Maar er valt wel wat over te schrijven”. Tevreden rijden we naar huis. Het vak CKV kan soms een prima zondagmiddag opleveren.

zondag 6 februari 2011

Deuren openen


Ik ben een jaar of tien en ik wil graag bij het kinderkoor. Op een vrijdagavond fiets ik naar het witte gebouwtje waar het koor oefent. Het is een ruime kilometer en om de een of andere reden ga ik alleen. Ik ben hier vaak langs gefietst, maar nog nooit binnen geweest. De deur is dicht. Ik loop om het gebouw heen tot ik weer bij die deur ben. Een paar minuten sta ik te aarzelen, maar de deur blijft dicht. Ik durf niet naar binnen te gaan. Tenslotte pak ik mijn fiets en ga met hangende pootjes terug naar huis.
Een jaar of wat later heb ik mijn eerste vakantiebaantje; bij een koekjesfabriek. Als ik er aankom, staan er nog drie schuchtere nieuwelingen. Op zoek naar de ingang lopen we door het grote hek naar een pleintje. Daar is een dichte deur. Zouden we daar naar binnen moeten? Het is hetzelfde gevoel. Maar deze keer vind ik ergens van binnen het masker van een onverschrokken puber. Voor de anderen uit loop ik naar de deur: “Hier zal het toch wel zijn” en ik doe hem open. (En ja, het is de goede deur)
Veel later. Mijn kinderen zijn nu ouder dan ik zelf toen was. Ik heb een afspraak bij de GGD. Op de kaart zoek ik waar ik moet zijn en ik vind het zonder probleem. Naast de grote hoofddeur hangt een bordje “GGD reizigers” met een pijl. Die wijst naar beneden. Ik loop het trapje af naar een dichte deur. Ver weg en sterk verdund herken ik een gevoel van vroeger, maar niemand ziet me aarzelen. Ik ga naar binnen.
De jonge vrouw die me komt ophalen bekijkt het formulier dat ik ingevuld heb toen ik online deze afspraak maakte. “Naar de Dominicaanse Republiek”, zegt ze vrolijk. “Gaat u er op vakantie?” Ik knik. “En ik ga er mijn sponsor-kind bezoeken”. Ze kijkt op. “Spannend!”
“Ja nou!” Ik krijg twee vaccinaties en een heleboel informatie.
Nog twee maanden...
Ik weet wat voor gevoel ik zal hebben als ik op Schiphol de balie zoek waar ik moet inchecken…. Maar terugkrabbelen doe ik niet meer.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...