donderdag 23 september 2021

Het geluid van Friesland


Fietsend vanaf Harlingen tegen de Westenwind in hoor je niets anders dan de bulderende wind in je oren. Het geluid van de zee komt er nauwelijks bovenuit, al fietsen we er dicht langs. Als we verder gaan op het fietspad bínnen de dijk, neemt het gebulder iets af. 

Hier horen we het riet ruisen dat langs het smalle slootje staat. Af en toe schreeuwt een meeuw en ineens kwettert er vanuit de lage begroeiing waar we langs komen een spreeuwenvergadering. 

Voor me hoor ik het constante geluid dat de fietsbanden van H. op de weg maken. Mijn eigen fiets heeft ergens een regelmatige tik opgelopen, die klinkt bij elk rondje van de trappers. 

Als een auto ons passeert op de smalle weg langs de dijk, hoor je hoe ruim dat gebeurt. De meesten geven ons flink de ruimte en rijden over de ribbelige stenen rand in de berm, wat een soort race-geluid oplevert. 

Gaan we een wildrooster over dan hoor je het ijzeren gerammel onder onze wielen en als we omhoog moeten bij een brug, dijk of terp, klikken vaak haast tegelijk onze versnellingen naar een tandje lager.

En steeds maar de wind, de wind, de wind. Regelrecht in m'n oren, ruisend in het riet, heel anders ruisend door de bomen, soms fluitend tussen de spaken van onze wielen. De hypnotiserende geluiden van fietsen in Friesland 

dinsdag 21 september 2021

Stelletje hypocrieten


 (Dinsdag 21 sept). ‘O nee, wéér zo’n klaphek met daarachter een eindeloos recht fietspad vol schapenkeutels. De schapen lopen links en rechts van het pad. Om de beurt wringen we onze fietsen door het hek en als het achter me dichtslaat, moet ik even flink trappen om weer vlak achter H. Te rijden, uit de wind.

Vandaag fietsen we vanaf Zuidlaren omhoog. Dwars door de stad Groningen en dan langs het bovenste randje van Friesland richting Afsluitdijk. Het viel niet mee om in deze contreien een slaapplek te vinden, daardoor zijn we ruim boven ons daggemiddelde van 80 km. uit gekomen. We gaan naar Hantum, een stukje boven Dokkum. 

We fietsen bovenlangs het Lauwersmeer. Een stuk Nederland met geweldige wijdse uitzichten en overal water. Prachtig als je niet toevallig tegen een stevige westenwind in hoeft te fietsen. 

Maar na dertig kilometer tegenwind heb ik het wel gehad met die wijdsheid. Ik wil een pauze, liefst met koffie. Dat laatste zit er voorlopig niet in, maar we zien wel een uitnodigend bankje staan. Boven op de dijk. 

We zitten even uit te puffen en eten een appel. Achter een plastic schyifdeurtje vind ik een logboek waar voorbijgangers iets in kunnen schrijven. Ik blader erin en lees niets anders dan juichende opmerkingen. Heerlijk fietsen hier, prachtig uitzicht, leuk dit bankje. 

Jaja, zeg ik. Stelletje hypocrieten. Ik geloof er niks van dat iedereen het zo geweldig vind om in dit godvergeten winderige niemandsland te fietsen. Ik schrijf in het boek dat m’n hele lijf pijn doet na 30 kilometer tegenwind. Maar ook, eerlijk is eerlijk,  dat ik blij ben met dit bankje. 

En dan stappen we weer op voor de laatste twintig kilometer van deze dag. 

zaterdag 18 september 2021

Kleverig laagje

 (17 sept) Vandaag hoeven we maar 65 km. Naar een b&b in Boekelo, bij Enschede. We fietsen op ons gemak, wijken een paar keer van de route af om ergens iets te drinken, om een watermolen te bekijken…


Niet ver van onze bestemming rijden we over een bospad. De nummers van de fietsknooppunten wijzen ons de weg naar de overkant van een autoweg. Een stukje ervoor staat een auto schuin over ons pad geparkeerd. We kunnen er met de fiets nét langs, maar worden tegengehouden door een man met een oranje hesje. Vriendelijk vertelt hij ons dat we er niet langs mogen. Er wordt geasfalteerd en er is zojuist een kleverig laagje aangebracht, waar niemand over mag. 

‘Kunnen we echt niet even oversteken?’ Vraagt H. Nee, dat is echt niet de bedoeling. ‘En als we vóór de weg rechtsaf het fietspad nemen?’ Dat mag ook niet , want er kan kleverig spul op liggen en als wij daar schade door krijgen is hij verantwoordelijk.

Terwijl de man met ons staat te praten, steken achter zijn rug een paar argeloze fietsers de kleverige weg over. ‘Oh, héhé, u mag hier niet overheen!’ Hij wendt zich weer naar ons om nog eens uit te leggen waarom hij ons moet tegenhouden. Nóg twee fietsers komen vanaf de overkant in onze richting. Hij krijgt het er benauwd van. 

We beloven hem dat we een ander weggetje gaan zoeken, zodat hij aan de overkant mensen kan gaan tegenhouden. We draaien om, rijden een stukje terug en vinden een pad dat parallel loopt aan de autoweg. Een paar kilometer verderop kunnen we alsnog oversteken.

Nu komen we op een knooppunt vlakbij Enschede uit, waar we dan eerst maar wat boodschappen doen. Als we daarna terug  zijn gereden naar Boekelo, blijken we toch weer keurig 80 kilometer op de teller te hebben. Zo houden we ons gemiddelde wel in stand. 

vrijdag 17 september 2021

Stationnetje kopen?


 Het stationsgebouw in Vorden staat te koop. (Vorden? Jawel, toen we na zes dagen fietsen in Vlissingen waren namen we de trein terug omdat H. op de 15e naar een feestje móest. Na een dag treinen en een dag pauze begonnen we opnieuw aan de ronde van Nederland, maar dan de andere kant om.)

En nu zijn we dus in Vorden, waar we vlakbij een klein stationnetje in hotel De Gravin van Vorden verblijven. ‘Is het echt te koop?’ Vraag ik, ‘maar er rijden toch nog gewoon treinen.’

We lopen naar het station toe. Pal ervoor staan een paar kleine Connexxion bussen bij de bushalte. Langs de zijkant lopen we naar het spoor. Op het perron achter het gebouw staan wat mensen op de trein te wachten. 

We zien kapotte raampjes en in de zijmuur een lange scheur. Hier is een hoop werk aan te doen. We fantaseren over wat je met zo’n gebouw zou kunnen doen. Veel mogelijkheden vallen af, zo ingeklemd tussen het spoor en een busstation. 

Twee mannen in uniform slenteren in onze richting. Ze blijven staan bij een buitenkraan waar de ene uitgebreid zijn handen wast. ‘Dat gebouw staat ook al een tijd leeg hè,’ zegt hij tegen z’n maat.

Wij lopen langs hen terug naar de straat. ‘We doen het toch maar niet’, zegt H. En als de mannen hem verbaasd aankijken:’We hebben besloten om het toch maar niet te kopen.’  Ze lachen:’Het is anders een lekker ruim gebouw’.  ‘Ja’, zeg ik, ‘maar met een trein in je achtertuin en een bus in je voortuin.’  ‘Nou,’ knikken ze, ‘Het is wel goed bereikbaar.’ 

Dan klinkt een luide bel. Ergens vlakbij gaan de spoorbomen dicht en er komt een trein aan denderen. O ja, dat krijg je er ook nog bij. Grinnikend lopen we door naar de Gravin van Vorden. Een gebouw dat we ook niet willen kopen maar waar we vannacht wel lekker gaan slapen. 


woensdag 15 september 2021

Dit is niet grappig

Het is zondag 12 september. We fietsen langs het onderste randje van Zuid-Beveland. De lucht is woest en afwisselend. Het ene moment zetten we de zonnebril op, het volgende is het dreigend donkergrijs boven onze hoofden. In de verte, achter het water, zien we Zeeuws-Vlaanderen. En vaag de contouren van wat waarschijnlijk Terneuzen is.
We kronkelen met de dijk mee, steken een sluis over en dan splitst de weg zich. Rechts gaat ie gewoon door en links duikt ie een stukje omlaag om dan weer omhoog te komen en zich bij het rechterdeel te voegen. Wij fietsen rechtdoor. Vlak voor ons zien we een vader met twee kleine jongens het lage stuk weg kiezen. De kleinste, op z’n eigen fietsje, sjeest enthousiast vooruit. Maar op de dalende weg zit een gemeen bochtje met fijn, los grind. We zien het jochie onderuit gaan. Hij maakt een nare smak en na een paar seconden begint ie hard te schreeuwen. Papa stapt snel af en hurkt er naast.

‘Ik heb pleisters,’ zeg ik tegen H. ‘In de toilettas, boven in m’n fietstas.’
We rijden door tot waar de wegen samenkomen en draaien dan om, om naar het lage stuk te gaan waar de vader naar de kapotte knie van het huilende jongetje kijkt. Er zit een flink gat in. Het bloed stroomt over z’n been. Het grotere broertje knijpt z’n ogen dicht en papa zoekt iets om het bloeden te stelpen, maar heeft niets bij zich.
‘Wij hebben pleisters!’
H. staat al naast de man en terwijl hij het pakje met allerlei maten pleisters aangeeft, zoek ik naar de papieren handdoekjes die ik gisteren ergens heb meegenomen.

‘Dit is niet leuk,’ huilt de kleine gewonde.
‘Dit is niet grappig!’
Dat is duidelijk. Niemand haalt het ook in z’n hoofd om te lachen. Ik vind twee verpakte koffiekoekjes in een tas, die natuurlijk niet echt helpen, maar de jongens lusten ze wel.
Dan is het meeste bloed weggeveegd en zit de grootste pleister op de knie. Het kleine fietsje wordt op slot gezet om later op te halen en het slachtoffer gaat bij papa achterop. Ze moeten nog vijf kilometer naar huis en dan waarschijnlijk naar de huisartsenpost. Wij kunnen niets meer doen en wensen ze sterkte.

Dan stappen we weer op en rijden verder.
‘Zo zielig,’ zeg ik.
‘Het zal wel gehecht moeten worden,’ zegt H.
We zullen het nooit weten, maar we zijn blij dat we in elk geval iets voor ze konden doen.

dinsdag 14 september 2021

Watjes

(Zaterdag 11 september)
De hele ronde van Nederland is 1380 kilometer. Als we gemiddeld 80 km. per dag fietsen, moet dat te doen zijn in drie weken. Maar misschien hebben we halverwege geen zin meer, bijvoorbeeld als het weer een stuk slechter wordt. We zien wel, we hoeven niks, we hebben vakantie.

Na vier dagen fietsen zijn we in Ulvenhout aangekomen. Het is voor het eerst dat we verblijven op een ‘vrienden-op-de-fiets’-logeeradres. Deze zomer ben ik daar lid van geworden en dat betekent dat je voor 22,50 p.p. een nacht kunt verblijven bij fiets-vriendelijke particulieren. Heel fijn, want in de buurt van Ulvenhout waren alleen nog een paar peperdure luxe hotelkamers vrij. Maar bij Mevrouw V. kunnen we zonder meer terecht. Vanaf vijf uur ’s middags.

Om kwart voor vier rijden we in een miezerbuitje Ulvenhout in. We vinden een overdekt terras waar we koffie drinken, het adres opzoeken en alvast onze route voor morgen bekijken. Om vijf voor vijf stappen we op de fiets en na een minuut begint het weer te regenen, zodat we tóch nat bij mevrouw V. aanbellen. Het is een oudere dame.

‘Kom maar snel binnen,’ zegt ze terwijl ze een brandschone garage opent, waar we beschroomd onze modderige fietsen naar binnen rijden. We krijgen een handdoekje om de fietstassen af te drogen en worden vriendelijk verzocht onze schoenen onder de trap neer te zetten. Ze wijst ons boven de kamer waar we mogen verblijven. Met een eigen badkamer. Ik laat mijn lidmaatschapsbewijs zien en dan vraagt mevrouw V. hoe laat we willen ontbijten.
‘Acht uur?’ stelt ze voor.
‘Eh…’ zeggen we, ‘mag half negen ook?’
Een korte aarzeling, dan: ‘Nou vooruit, omdat het morgen zondag is.’
Als ik later in de smetteloze badkamer mijn haren was, probeer ik zorgvuldig om geen haartje te laten liggen.

Aan de muur in onze kamer hangt een krantenknipsel: ‘Ulvenhouts echtpaar fietst tussen de beren in de Rocky Mountains.’ Het gaat over onze gastfamilie.
Ik lees het artikel door waarin het fietsende echtpaar vertelt hoe ze iedere ochtend om half negen op de fiets zaten. 4000 kilometer, met forse hoogteverschillen. Ja, nu begrijpen we het. Mevrouw V. zal ons wel watjes vinden met ons ontbijt om half 9. Maar voor ons is het vroeg genoeg. En al kan het altijd verder, sportiever en spartaanser, wij zijn zelf tot nu toe heel tevreden over deze actieve fietsvakantie.

zaterdag 4 september 2021

Een hele prestatie?

De eerste drie berichten ooit op deze Appelpunt blog zijn niet door mij geschreven, maar door collega’s. Appelpunt was namelijk een cadeautje dat ik kreeg toen ik 12,5 jaar in dienst was bij Dedicon. Dat was in mei 2009. Als je even rekent, weet je dat dat precies 12,5 jaar geleden is. En ik werk er nog steeds.

Niet dat ik nooit heb rondgekeken of er niet iets anders was om op te solliciteren. Het was niet altijd koek en ei tussen mij en m’n werk. Maar op een enkele frustrerende periode na heb ik er eigenlijk altijd heel veel lol in gehad om te doen wat ik doe: audiotijdschriften maken, van A tot Z.

Binnengekomen als voorlezer, promoveerde ik na een interne sollicitatie naar de functie van duizendpoot. Er zijn al veel onderzoeken die hebben uitgewezen dat plezier in je werk voor een belangrijk deel afhangt van autonomie en eigen verantwoordelijkheid. En dat zit op de redactie waar ik werk wel goed.

Ik heb de eindverantwoordelijkheid voor twee luistertijdschriften en krijg de volledige vrijheid om die naar eigen inzicht te vullen. Dat betekent verzamelen en schrijven van inhoud, overleggen met freelancers over hun bijdragen, monteren of afnemen van interviews, zoeken naar geluiden en muziekjes, regisseren van de voorlezers en de eindmontage van het geheel. En een ochtend in de week ben ik voorlezer. Afwisseling genoeg.

Toch heb ik gemengde gevoelens als m’n hoofdredacteur vraagt hoe ik mijn 25-jarig jubileum wil vieren (klein graag). Zo’n prestatie is het niet om ergens 25 jaar lang te blijven zitten. Hoewel ik ook wel weer vind dat mensen tegenwoordig wel heel snel van baan wisselen, zodat er weinig kennis en expertise wordt opgebouwd binnen bedrijven.

Hoe ik er ook over denk, ik kom er niet onderuit om het feestvarken te zijn. Afgelopen donderdag, mijn kantoordag (verder werk ik thuis), stond er gebak voor de aanwezigen ter ere van mijn jubileum – en dat van een collega. En binnenkort volgt er een etentje met wat naaste collega’s van de afgelopen 25 jaar die ik zelf mag kiezen. Maar eerst ga ik lekker op vakantie. Want al is mijn werk nog zo leuk, een paar weken vakantie op z’n tijd is ook wel erg fijn.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...