zaterdag 26 oktober 2013

Hardlopen, fietsen en de Kleine Zeemeermin


Met soepele passen ren ik over het asfalt. Een beetje verbaasd constateer ik dat het goed gaat en dat ik helemaal geen pijn heb. Ik wacht op de stem van mijn hardloop-app die me vertelt hoe ver ik al gelopen heb, maar in plaats van de stem hoor ik gepiep.
Het is de wekker. Als ik me omdraai om het gepiep te smoren, voel ik dat mijn droom nog lang geen werkelijkheid is. Auw, mijn heup!

Nadat er op 19 juli een pen (Flexibele Heup Schroef) in mijn heup was gezet, vroeg ik aan de chirurg of ik ooit weer zou kunnen hardlopen. “Over een half jaar”, antwoordde hij prompt. Inmiddels zijn er ruim drie maanden voorbij en ik vraag me af hoe haalbaar het is, dat halve jaar van hem. Ik loop zonder krukken, maar elke stap met mijn rechterbeen doet pijn. Als ik mijn therapeutische rondje in de buurt loop, denk ik vaak aan het sprookje van de Kleine Zeemeermin. Zij vraagt de heks om haar zeemeerminnenstaart te veranderen in twee mensenbenen. Het kost haar niet alleen haar mooie stem, maar bij elke stap die ze doet, voelt ze een pijn alsof ze op een scherp mes trapt. Ik bedenk dat ze dan toch onmogelijk elegant en verleidelijk heeft kunnen lopen. Maar ach, in sprookjes kan alles, net als in dromen.

In het sportzaaltje van de fysiotherapie loop ik geconcentreerd op de loopband en de crosstrainer. Mijn spieren vinden het nog steeds comfortabeler als ik mijn rechterbeen een beetje gebogen hou, dus moet ik eindeloos oefenen om die spieren op te rekken. Een kilometer gewoon lopen is pijnlijk en vermoeiend. Over drie maanden weer hardlopen? Ik kan het me haast niet voorstellen.


Sinds een paar weken fiets ik weer. De eerste keer voorzichtig een klein stukje, maar gaandeweg wordt het makkelijker. Tot mijn opluchting voel ik me niet bang of onzeker in het verkeer, hoewel ik mijn heup brak door een val van mijn fiets. Als ik op weg naar fysiotherapie een tussenstop maak en daarna weer opstap, doe ik dat per ongeluk zoals ik dat altijd gewend was: linkervoet op de trapper om dan vaart te maken en het rechterbeen over het frame te zwaaien. Ik realiseer me meteen dat dat zwaaien (nog) niet lukt en lach, omdat het fietsen dus al weer zó gewoon geworden is. Ineens geloof ik er weer in dat lopen ook weer normaal en makkelijk wordt.

Prompt droom ik ’s nachts hoopvol: met soepele passen ren ik over het asfalt en constateer een beetje verbaasd dat het goed gaat en dat ik helemaal geen pijn heb …


vrijdag 18 oktober 2013

Het Rijksmuseum voor een kwart van de prijs

Voor een dagje Rijksmuseum is het wel handig om de rolstoel mee te nemen. Al kan ik weer aardig uit de voeten, een hele dag lopen is toch echt te veel. We parkeren in Amsterdam Noord, gaan met de pont naar het Centraal Station en van daar af nemen we de tram. Ik klim voorzichtig de hoge treeplank op en zoek in de drukte vlug een zitplaats. H. tilt de opgevouwen rolstoel naar binnen. Dat zou in m’n eentje niet gelukt zijn. De Amsterdamse tram scoort een minpunt.

Vorige week was het week van de toegankelijkheid. Een jaarlijkse themaweek waarbij allerlei plaatsen gecheckt worden op toegankelijkheid en gastvrijheid. Ik ben benieuwd hoe makkelijk je het Rijksmuseum in komt op wielen.
Dat blijkt goed geregeld te zijn. Er is een draaideur waardoor je met de rolstoel naar binnen kunt en meteen in de ruime nieuwe hal terechtkomt. We moeten even zoeken waar we nu kaartjes moeten kopen, want de kassa’s waarop de rij buiten uitkomt, hebben we omzeild. Bij de kassa’s hier binnen is het rustig. We zijn meteen aan de beurt. “U bent gratis meneer”, zegt de kassamevrouw tegen H. “want u bent begeleider.” Het ene kaartje dat we wel moeten betalen, krijgen we voor de halve prijs, omdat we met een ING bankpas kunnen betalen. Actie van de bank. Zo kom je nog eens goedkoop een museum binnen!


We besluiten te beginnen bij het Aziatische Paviljoen op de benedenverdieping. Daarna doen we de tweede verdieping, want de Nachtwacht en het Melkmeisje willen we echt even bezoeken. En daarna zien we wel verder. Het Aziatische Paviljoen heeft een stel mooie verrassingen en als topstuk wat ons betreft twee meer dan levensgrote, houten tempelwachters waar we een tijd geïmponeerd naar blijven kijken.

Het is even zoeken naar de lift en dan maken we een ronde langs de publiekstrekkers van het Rijks. Afwisselend lopend en rollend. Rembrandt, Vermeer, Frans Hals, Jan Steen. Ik hou het meest van de portretten. We nemen er de tijd voor, liever bekijken we één verdieping rustig dan door het hele museum te willen racen. Als we de hele tweede verdieping rond zijn, roept een galmende dame om dat het half vijf is en dat het museum over een half uur gaat sluiten. Nog even naar de museumwinkel en dan nemen we de draaideur naar buiten.
In de passage speelt een muziekgroep met twee accordeons, een viool en een tuba. Er staat een hele kring mensen te luisteren en als het stuk afgelopen is, worden er flink wat muntjes in de vioolkoffer gegooid. Het stuk dat ze vervolgens spelen herken ik, al weet ik niet meteen hoe het heet. Toccata en Fuga van Bach, vind ik later uit. Wonderlijk, hoe die vier instrumenten kunnen klinken als een kerkorgel. We worden blij van deze muziek en gooien een briefje van vijf in de koffer voordat we omdraaien en op weg gaan naar een leuke plek om wat te eten. Leuk, zo’n dagje Amsterdam.

vrijdag 11 oktober 2013

Mammografie

Drie kilometer fietsen is een heel eind als je net vijf dagen geleden voor het eerst na twaalf weken voorzichtig bent opgestapt. Met een meerennende fysiotherapeute ging ik tot de hoek en terug. Het viel mee. Dezelfde middag fietste ik nog een stukje en ik merkte dat het toch wel intensief was. Maar oefenen helpt, dus dat doe ik.
Vandaag heb ik een afspraak voor ‘het bevolkingsonderzoek’, waarvoor ik om de twee jaar word opgeroepen. Het gebeurt in een soort grote camper, op het terrein van de brandweerkazerne, drie kilometer fietsen vanaf mijn huis.

Moeizaam stap ik af en zet m’n fiets op slot. Ik zie twee vrouwen voor me naar binnen gaan. In het piepkleine wachtkamertje staan vijf stoelen en gelukkig is er nog één vrij. De vrouwen om me heen zien er uit alsof ze ongeveer van mijn leeftijd zijn. Het gesprek gaat over mobieltjes. Verontwaardigd stellen ze vast dat er maar van uitgegaan wordt dat iedereen zo’n ding bij zich heeft. Nergens meer een telefooncel. En dan vertraging hebben met de trein… kun je niet eens vanaf het station je dochter bellen die je zou komen halen.

Ik hoor het aan en denk aan mijn vader. Als negentigjarige vond hij het vreselijk om in een verpleeghuis tussen ‘al die ouwe mensen’ te zitten. Ik ervaar een lichte variant op dat gevoel: hoor ik echt bij deze doelgroep van ouwe wijven?

Na tien minuten ben ik aan de beurt. In een smal pashokje mag ik mijn bovenkleding uittrekken en dan begint de bezoeking van de mammografie. De dienstdoende assistente zet me naast het martelwerktuig met twee rechte platen waar mijn borsten tussen geklemd moeten worden. Ze duwt en trekt aan me om me in de onmogelijke positie te zetten die voor de foto gewenst is. Een borst wordt tussen de platen gepropt, die daarna ongenadig op elkaar klemmen. Dan loopt de assistente naar de andere kant van het kamertje om de foto te maken. Drie keer herhaalt zich deze ellende en dan nog een vierde keer omdat foto één niet goed was.

Ik zucht opgelucht als het gebeurd is en de assistente verwijst me zonder een glimlachje terug naar het pashokje. Ik bedenk dat zo’n vreselijk apparaat met rechte platen om foto’s van ronde borsten te maken alleen maar door een man ontworpen kan zijn. Eentje die weinig hart heeft voor oudere vrouwen. Dat moet toch vriendelijker kunnen. Die assistente trouwens ook met haar gesjor en geduw. Twee minuten later komt ze me vertellen dat de foto’s gelukt zijn en dat ik kan gaan. ‘U krijgt de uitslag binnen twee weken’. Er verschijnt zowaar een flauw glimlachje op haar gezicht als ze me een goede dag wenst.

En dan moet ik nog drie kilometer terug fietsen. Nét voor ik opstap krijg ik een what’s appje van mijn dochter. Of ze vast koffie voor me zal zetten. ‘Graag’, app ik terug en glimlachend stop ik mijn telefoontje in m’n zak en stap op de fiets.



zondag 6 oktober 2013

Wat een open huizen dag kan opleveren.

Onderweg in de auto lees ik in de krant een artikel met de kop Huizenkoper heeft ineens weer haast. Het is een optimistische reportage, waarin een makelaar aan het woord komt die in Amsterdam-Noord nu twee keer zoveel woningen verkoopt als begin dit jaar. Ik lees het met veel interesse, want we zijn op weg naar het huis van mijn overleden vader, dat te koop staat. Het is open huizen dag en we zullen vandaag tussen 11 en 3 uur in het huis aanwezig zijn om geïnteresseerde kijkers te ontvangen.
Mijn broer is er al. Hij heeft ramen open gezet en de verwarming gecontroleerd, die ergens een lekje heeft. Het huis is al een tijd onbewoond. De bovenverdieping hebben we leeggehaald, maar de woonkamer ziet er nog bijna zo uit als toen pa er nog woonde. Alleen de eiken tafel die hij zelf gemaakt had, staat nu bij mijn broer. Een degelijk stuk vakwerk van een ouderwetse timmerman.
We drinken koffie en praten een beetje bij. Als er na een uurtje nog geen potentiële kopers geweest zijn, halen we de zes grote enveloppen te voorschijn die we bij een opruimsessie gevonden hebben. In elke envelop een aantal kromgetrokken stukken papier met daarop delen van een maquette. Nu hebben we mooi tijd om alles als een puzzel aan elkaar te leggen.
 Lang geleden heeft mijn vader met veel geduld elk huis van zijn dorp nagemaakt. Kleine, houten huizenblokken, boerderijen, losse huizen met schuurtjes, de manege… alles op schaal. Wanneer het gemaakt is, weten we niet; we hebben hem nooit bezig gezien. Maar het moet ongeveer te achterhalen zijn: een grote schuur van de maquette is in het echt vervangen door een groepje huizen; van een boerderij weten we dat die er nog geen dertig jaar staat.
Stukje voor stukje leggen we de delen op hun plaats. Bij elke grote boerderij is de naam van de bewoner geschreven en mijn broer weet dan op welke plek die thuishoort. Het is allemaal zo mooi nagemaakt. We willen het hele minidorp in ere herstellen. De kerk is zoek en ook de boerderij van J.Hoeve. De naam staat met sierlijke letters naast het lege vlakje.
De tafel is te klein. We rekenen uit hoe groot de ondergrond moet zijn waar het hele dorp op past. Ik stel voor om te proberen een tekening van het kadaster te krijgen. Zo zijn we een paar uur bezig. Niet één keer worden we gestoord door iemand die het huis komt bekijken. De koffie en de koekjes maken we zelf maar op.
Tegen drieën stoppen we de maquette weer in de enveloppen en leggen ze in een leeg bureau. Dan doen we zorgvuldig de deur op slot. Als we over het pad naar de straat lopen, komt er haastig een vrouw aan lopen. We herkennen haar van de foto op het foldertje dat in de brievenbus zat. Ze wil het huis van mijn vader dolgraag tijdelijk huren. Ze is zó blij dat ze ons nog treft en als we dan nog maar even terug naar binnen gaan, springen de tranen haar bijna in de ogen. Voorzichtig spreken we af dat we de mogelijkheden en spelregels voor tijdelijke verhuur met de makelaar gaan doornemen.

Mijn broer en ik kijken elkaar aan. Hebben we dan toch niet voor niks deze dag in het huis doorgebracht? Nee, wacht. Voor niks was het tóch al niet. In die zes enveloppen hebben we de start van een gezamenlijk project gevonden. En dat gaan we zeker afmaken, hoe het ook afloopt met het huis.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...