woensdag 29 december 2010

Phytomer de luxe

Samen met mijn dochter E. heb ik een afspraak in de sauna. Ontspanning, intensieve reiniging en diepere verzorging van gezicht en decolleté is wat ons te wachten staat. Maar eerst moeten we de auto nog kwijt zien te raken. Dat valt niet mee, want de week tussen kerst en oud en nieuw is de meest gewilde saunaweek van het hele jaar. We parkeren een kilometer verderop en haasten ons door de sneeuw terug. Nog bijna op tijd melden we ons bij de balie en worden daar meteen opgehaald voor onze luxe-behandeling.
Even later liggen we op en onder zachte, witte handdoeken en krijgen eerst een rugmassage en een zeekleipakking. Het is een ingepakte plak, die de rest van de behandeling onder je rug blijft liggen en daar af en toe zachtjes bubbelt.
Mijn gezicht wordt met een lotion schoongemaakt, er wordt iets verzachtends opgesmeerd en met een zacht warm doekje weer afgedept, iets weldadigs ingemasseerd en nog weer iets anders aangebracht. Tussendoor worden oneffenheden uitgedrukt en m’n wenkbrauwen binnen de perken gehouden.
Het meisje dat dat alles met zachte handen doet, lispelt af en toe een mededeling over wat er komt of een vraag over wat ik zelf gebruik voor mijn gezichtsverzorging. Dat is gauw beantwoord. Niets eigenlijk.
Niet goed. Als het zo koud is, droogt je huid uit, en moet je er toch eigenlijk wel iets vochtinbrengends op smeren. Bij die mededeling blijft het; er worden geen merken gepropageerd. Sympathiek.
Mijn dochter is langer van stof. Zij is enthousiast afnemer van allerlei dag-, nacht-, en andere crèmes. Altijd op zoek naar het wondermiddel dat haar gezicht net zo zacht en glad zal maken als het nu lijkt dankzij foundation en zorgvuldige make-up.
Na een ruim uur gaan de haarnetjes af en worden de kleipakkingen verwijderd. Nog één keer de warme, natte doekjes voor het laatste restje klei en dan mogen we van de stoel af. Aankleden, betalen en de koude buitenlucht in.
‘Dank je wel mam’, zegt E. terwijl we make-uploos en met plakkerige haren naar de auto lopen. We kijken elkaar aan en schieten in de lach.
Dan rijden we naar huis, waar we ons nog lang heerlijk schoon en ontspannen voelen.

woensdag 22 december 2010

How it’s made

Helemaal ingepakt en met m’n bontmuts op glij ik naar de brievenbus om een stapeltje kerstkaarten te posten. Behoorlijk laat; ik hoop dat TNT ze een beetje vlot bezorgt en dat ze niet zoek raken tussen alle post die zich tijdens de stakingen heeft opgehoopt.
Even heb ik overwogen om dit jaar e-cards te sturen in plaats van echte post, maar daarvoor hou ik zelf toch te veel van het geklepper van de brievenbus en het openmaken van de enveloppen. Bovendien heb ik een heel stel oude tantes die helemaal geen email hebben.
Kaarten dus. Best leuke vind ik zelf.
Als ik terug kom van de brievenbus ligt de tafel nog vol: adressenboekje, pen, enveloppen, overgebleven kaarten en lege doosjes. Omdat deze maand vanwege de sneeuw het oud papier niet is opgehaald, puilt de krantenbak nogal uit. Ik vouw de doosjes open zodat ze minder plaats innemen en zie dat ze heel vernuftig in elkaar zitten. Uitgevouwen is het een bouwplaatje geworden.
Ik kan het niet laten even te proberen hoe het doosje weer ín elkaar moet. Het gaat makkelijk.
Daar moet iemand aandachtig mee bezig geweest zijn: precies bedenken hoe zo’n doosje uit één stuk karton gesneden moet worden, op de goede plaatsen gevouwen, en zo zonder lijm of nietjes een stevig kaartendoosje vormt. Wie bedenkt zoiets? En doe je dan de hele dag niets anders dan doosjes ontwerpen? Deze zijn goed gelukt.
Na een korte aarzeling gooi ik ze toch bij het oud papier.
Het ging tenslotte om de kaarten. En die zijn nu onderweg.

zondag 19 december 2010

Partir c’est mourir un peu

Om half twaalf stopt er een grote stationcar voor ons huis. ‘Ze zijn er al!’ Terwijl ik de stofzuiger nog snel met een paar laatste halen door de keuken trek en H. een slordige stapel post van de tafel verwijdert, doet mijn gastzoon M. de deur open.
Zijn ouders hebben we al eens ontmoet. Zusje en oma niet. Maar het maakt niet uit. We kennen elkaar toch. In de vier maanden dat M. bij ons woonde, heeft hij heel wat verteld over zijn familie. En via telefoon en computer zijn zij ook goed geïnformeerd. Dat blijkt uit de cadeautjes die ze voor ons hebben meegenomen.
H. krijgt zijn favoriete Belgische biertjes. In mijn pakjes zitten de wijnglazen die ik niet voor Sinterklaas kreeg. Voor J. is gezocht naar mangastrips, maar die konden ze helaas niet vinden. Dan maar veel Belgische chocola. Altijd goed. Als ik als gastmoeder nog een extra cadeau uitpak, schiet ik vol. Het is een mooie doos met schrijfpennetjes en kleine potjes inkt. Precies dat waarvoor ik stil zou staan als ik het in een etalage zag. Hoe kunnen vreemdelingen uit Brussel je zo goed kennen.
In het half opgeruimde huis praten we Frans en Nederlands door elkaar. We hebben elkaar van alles te vertellen en te laten zien. We lopen door ons besneeuwde dorp, koken en eten met z’n allen en de dag is zo om. We maken foto’s met M. tussen zijn beide gezinnen en we spreken af dat we elkaar weer gaan zien. In Brussel.
Dan wordt het stil. Tijd voor het afscheid. Iemand voor wie ik vier maanden moeder heb gespeeld, kan ik niet met droge ogen laten gaan. Het is wederzijds en ook zijn echte moeder zie ik iets wegslikken. Veel omhelzingen later staan we in de sneeuw te zwaaien.
De auto verdwijnt de hoek om en we gaan naar binnen
in een stil huis.

vrijdag 10 december 2010

Saai.

Als het buiten koud en glad is en de dagen zijn kort; als je drie blogs in een week kunt schrijven over ongewenste avonturen met het openbaar vervoer; als je blij bent dat je lekker warm en droog thuis zit… wil het leven wel eens erg saai lijken. Vanmiddag hebben H. en ik boodschappen gedaan en voor vanavond is het wilde plan om samen voor de tv te kruipen en een dvd te kijken.
We zijn bezig met koken als onze gastzoon M. met een blij gezicht binnen komt. Na zijn verblijf bij ons zal hij vijf maanden naar Nieuw Zeeland gaan, en zojuist heeft hij gehoord dat er een gastgezin voor hem gevonden is. Opgewonden fantaseert hij over hoe het zal zijn. Hardop vraagt hij zich af of hij zich daar net zo thuis zal voelen als bij ons. Hij zal bij een alleenstaande moeder met een jonger zoontje wonen. Dat zal wel wat stiller zijn dan hier, denkt hij.
“Ach, je weet maar nooit”, zeg ik, “misschien is het wel een heel druk iemand met allerlei leuke gewoontes. En stiller dan hier? Wij zijn toch heel rustige mensen.”
“Ja”, vult H. aan “We zijn eigenlijk wel erg saai.”
“Saai?” M. begint te lachen. “Jullie saai? – Laten we naar buiten gaan en daar een vuur maken en dan op de djembé trommelen!”
Dat hebben we van de zomer inderdaad een avond gedaan. Maar dat was in september.
“En al dat jongleren dat we hier doen…”
Ik grinnik. Twee weken geleden probeerden we of we met drie ballen over-en-weer konden jongleren. Dat begon net een beetje te lukken toen M. een bal miste, die toen precies midden in een schaaltje saus op de keukentafel terechtkwam. De saus spatte de hele keuken door en het volgende kwartier waren we bezig met schoonmaken.
Een beetje weemoedig zegt M. “Ik kan me niet voorstellen dat het nieuwe gastgezin net zo vriendelijk zal zijn…”
“Nee,” zeg ik ernstig, “dat kan ik me ook niet voorstellen. Wij zijn natuurlijk het leukst.”
Samen lachen we er om.
Ik hoop voor hem dat hij een fantastisch gastgezin krijgt in Nieuw Zeeland. Maar stiekem hoop ik natuurlijk ook, dat ie ons toch wel een beetje zal missen.

vrijdag 3 december 2010

9292ov deel 3

Donderdag.
Ik sta vroeg op om de bus van even over half 8 te nemen. Als ik de deur uit loop begint het een beetje te sneeuwen. Ik kies de bushalte die iets verder weg is, maar een bushokje heeft. Als ik er aankom staan er zes mensen. Drie ervan in het hokje. Ik schuif me voorzichtig tussen hen en dan is de abri vol. Vier mensen is niet veel, maar het ontwerp is elegant.
Een tijd lang zwijgt iedereen. Na een kwartier is de bus er nog steeds niet. Het is koud. Mensen beginnen te stampen en er worden telefoontjes tevoorschijn gehaald. Iemand wordt met een auto opgehaald. Naast me staat een lange jongen te bellen. “Krijg je een lift?” vraag ik en hij vertelt dat hij mee kan rijden naar Heijendaal. Wil ik misschien meerijden? Daar schiet ik niet veel mee op, maar het aanbod is aardig.
Het duurt nog twintig minuten voor lijn 11 komt en ik ben blij dat ik m’n sneeuwbestendige wandelschoenen heb aangetrokken.
Om kwart voor negen ben ik bij de Brabantse Poort, waar officieel 1 minuut geleden de 99 vertrokken is naar Grave. Zou ik geluk hebben en een vertraagde 99 halen?
Niet dus. Ik sta voor het “consumptie verplicht” cafetaria te wachten en probeer uit te vinden of de aankondigingen op de borden iets te maken hebben met de werkelijkheid. De aankondiging dat er over 6 minuten een bus 99 naar Uden zal komen bekijk ik met gepast wantrouwen. Terecht: de minuten verstrijken zonder dat er een bus komt. Ik constateer dat de borden alleen een theoretische dienstregeling aangeven.
Inmiddels begin ik het toch echt wel koud te krijgen. Ik huppel van m’n ene voet op de andere en zie dan een bus verschijnen met een klein bordje 99 op de voorruit. Achter een groep wachtenden haast ik me naar de deur. “U gaat toch naar Uden?” hoor ik de voorste persoon aan de chauffeur vragen. “Nee hoor, ik ga naar Nijmegen”, zegt die en zuchtend trekt iedereen zich weer terug.
Als ik me begin af te vragen of ik misschien beter de volgende bus terug naar huis kan nemen, verschijnt er dan toch eindelijk een 99 naar Uden. Ik ben zo diep in m’n sjaal gedoken dat ik pas kilometers verderop zie, dat er voorin twee collega’s zitten waar ik net langs gelopen ben. Als we uitstappen hoor ik van hen dat deze bus 20 minuten vertraging had. Zachtjes dwarrelt er hier en daar een sneeuwvlok naar beneden. Het is tegen half tien als ik bibberend achter mijn bureau kruip. Koud tot op m’n botten. Hardop overweeg ik om toch maar die tweede auto aan te schaffen waar ik principieel zo tegen ben. Gelukkig kan ik terug met iemand meerijden. Vrijdag heb ik vrij. Drie dagen om moed te verzamelen voor maandag. En als het zo koud blijft, zit er niet veel anders op dan weer vol vertrouwen naar de bushalte te wandelen en te wachten tot er een bus komt….
Ach, wie dan leeft, dan zorgt.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...