zondag 26 augustus 2012

Schietsport

Dat gebouwtje aan het eind van de straat moet het zijn. Even denk ik dat het niet klopt, omdat op een grasveld naast de deur een groep hardlopers staat te stretchen. Maar het staat met duidelijke letters op de gevel: “Schietvereniging Op de Korrel “.
Ik duw de deur open en kom in een café. Aan de bar zitten wat mannen en het is meteen duidelijk wie ik moet hebben. “Goedenavond”, zeg ik, “jij moet J. zijn.” “Klopt helemaal”, zegt hij, en hij steekt z’n hand uit. Als ik die schud, kijkt de enorme geleidehond aan zijn voeten even op. Hij besluit blijkbaar meteen dat ik goed volk ben, want z’n kop zakt weer op de voorpoten. Lang kan hij niet blijven liggen, want voor een interview moeten we naar een plek met minder achtergrondgeluid. In de directiekamer achter de bar vertelt J. me hoe hij de schietsport ontdekt heeft en wat er zo leuk is aan schieten. “Dit kan ik helemaal zelf doen”, legt hij uit. “Ik heb van niemand hulp nodig.”
Vroeger had hij muziek gemaakt bij een fanfare-orkest, maar toen zijn ogen achteruit gingen, kon hij de dirigent niet meer zien en de bladmuziek niet lezen. Vooral ’s avonds ziet hij vrijwel niets en zo’n orkest treedt vooral in de avonden op. Het duurde een paar jaar voor hij z’n nieuwe hobby vond: schieten met een luchtgeweer.
“Maar om goed te mikken heb je toch juist een paar scherpe ogen nodig?”
“Het kan ook anders.”
Boven in de schiethal zal J. laten zien hoe. “Kom Digger”. De grote zwarte labrador leidt hem netjes de trap op, naar een hal met aan de ene kant een rijtje stoelen en aan de andere kant ramen van vloer tot plafond. Daarachter zijn 25 schietbanen. Een stuk of 10 mannen en vrouwen staan geconcentreerd te mikken.
“De schietafstand is tien meter”, vertelt J. “Je schiet van achter een balie op een kartonnen bordje met een schietschijf.” Ik zie één van de schutters het geweer neerleggen. Langs een paar metalen “waslijntjes” komt de beschoten schietschijf naar voren. Van dichtbij kan de schutter controleren waar z’n kogeltjes terechtgekomen zijn. We lopen door een glazen deur naar de vaste baan van J. Daar ligt zijn luchtgeweer. Het ziet er anders uit dan de andere, want in plaats van een vizier zit er een dichte, zwarte buis op de loop. “Met dit systeem kan ik horen of ik goed richt”, vertelt hij. Hij rommelt aan een kastje, tilt z’n geweer op en laat me luisteren aan de koptelefoon die met het kastje verbonden is. Er komt een pieptoon uit, die verandert zodra het geweer beweegt. Hoe dichter bij de roos, hoe hoger de piep.
J. zet de koptelefoon op, legt aan en schiet. Hij schudt zijn hoofd. Als hij het kartonnen bordje naar voren laat komen, voelt hij waar het gaatje zit. Nog net in het randje van de schietschijf. “Niet zo best”, vindt hij, maar ik vind het knap om met zoveel afleiding toch nog dat schijfje te raken.
Er is een vrouw naast ons komen staan. Ze stelt zich aan me voor als de vrouw van J. en ze is net zo enthousiast over de schietsport als hij zelf.
Ik heb genoeg materiaal voor m’n geluidsreportage en J. brengt me terug naar het café. Samen met Digger, die de weg wijst. Als ik naar buiten loop, gaat hij weer naar boven. Om nog een tijdje te gaan schieten. Zonder afleiding lukt het hem vast wel een keer om het midden van de roos te raken.

zondag 19 augustus 2012

Heetste dag

Omdat er vandaag in ons land een warmterecord gevestigd wordt, hebben we besloten te gaan varen. Met z’n drieën roeien we naar het meertje verderop. Dochter E., voorin de boot, heeft geen zin om zich uit te sloven en peddelt oppervlakkig. H. moet zich redden met een klein noodpeddeltje. Het gaat hem eigenlijk niet snel genoeg. Ik zit achterin en stuur.

Halverwege wil H. wel met me ruilen en zodra hij op de stuurmansplaats zit, probeert hij zijn gezag te laten gelden: “Jullie moeten wel roeien, anders kan ik niet goed sturen”, zegt hij ongeduldig. We roeien braaf, maar onze onervaren stuurman manoevreert ons recht op een eilandje af. We lachen hem vrolijk uit en slaan met de peddels op het water om hem nat te spetteren.

Langzaam varen we tussen riet en waterplanten door. Een fuut met twee pasgeboren jonkies gaat voor ons opzij. Eén van de kleintjes verdwijnt plotseling onder water. H. schrikt: “is ie door een rat naar beneden getrokken?” Even later floept het beestje een paar meter verderop weer boven. Dat futenkunstje is blijkbaar aangeboren.

In het meertje zijn wat mensen aan het zwemmen. E. vindt dat een goed idee. Ze wil ook het water in. Maar dan wel heel voorzichtig. Als ze haar benen over de rand van de boot laat bungelen, hellen we gevaarlijk over. Lachend gaat ze op het randje van de boot zitten, maar dan bedenkt ze dat haar Iphone droog moet blijven en laat zich in het water zakken voordat we omslaan.

“Het is heerlijk, kom er ook in”, roept ze. Het is niet handig om de kano onbemand te laten dobberen, dus blijf ik in mijn boot. Als ik even later zie hoe lastig het is om weer aan boord te klimmen, ben ik blij toe.

Met twee natte passagiers stuur ik weer naar huis. Daar gaan we een warme middag tegemoet. De heetste zondag sinds 1994.

zaterdag 11 augustus 2012

Logica

De treinkaartjes worden duurder. Dat las ik deze week in de krant. Het zette me aan het denken. Kort geleden verblijdde de NS mij en vele anderen met een boekje met voordeelbonnen. “Tot wel 350 euro korting!” staat er voorop. Zomaar een kadootje van 350 euro! Dank je wel, NS.
En ik krijg tóch al altijd zoveel korting met m’n voordeeluren-abonnement. Als ik er goed over nadenk, word ik enorm gesponsord door de Nederlandse Spoorwegen. Even rekenen:
Iedere week reis ik van Nijmegen naar Amsterdam en terug. Dat zou normaal gesproken 34 euro 20 kosten, maar met korting betaal ik 20 euro 60. Dat levert me dus elke week 13 euro 60 op. Als ik voor het gemak uit ga van 50 weken per jaar, betekent dat een winst van 680 euro! Met die 350 van de voordeelbonnen erbij heb ik dus zeg maar 1030 euro van de NS gekregen. En laat dat nou precies net zo veel zijn als ik uitgeef aan m’n wekelijkse reis naar Amsterdam: 50 keer 20 euro 60.
Welbeschouwd rij ik dus het hele jaar voor niks met de trein. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor mij. Er zijn massa’s mensen met zo’n abonnement, en dat boekje met voordeelbonnen werd huis aan huis verspreid. Voorzichtig geschat moet dus half treinend Nederland op die manier gratis het land door reizen. Hoe is het mogelijk... Geen wonder dat de NS hun prijzen moeten verhogen.

zaterdag 4 augustus 2012

Fietscomputer

Zorgvuldig verschuif ik het magneetje aan m’n fietsspaak tot het precies voor de sensor langs komt als het wiel draait. Zo. Dat zit goed. Het houdertje heb ik al op m’n stuur gemonteerd en nu kan ik het computertje in gaan stellen. Ik heb alweer een nieuwe kilometerteller gekocht. De vorige begaf het al na een maand, maar voor ik ermee terug kon gaan naar de Hema, verloor ik het tellertje toen ik de fiets achter in de auto meenam. Pech. Inmiddels weet ik goed hoe ik zo’n ding op mijn fiets moet zetten, want het exemplaar vóór de vorige ging ook niet lang mee.
Ik spiek nog even op de gebruiksaanwijzing hoe het instellen moet en druk de beide knopjes drie seconden in om te resetten. Maar het schermpje blijft angstvallig leeg. Ik controleer of de batterij er goed in zit. Druk nog wat langer op de knopjes. Schuif het tellertje aan de houder. Niets.
Dan maar meteen naar de winkel terug, besluit ik slagvaardig.
Het meisje in de HEMA kijkt een beetje angstig naar het lege schermpje en roept haar collega. Dat is een vriendelijke jongen. Hij bekijkt de teller en voert alle handelingen uit die ik net ook bedacht had, maar hij heeft een troef als het scherm dood blijft: een nieuw batterijtje. En kijk, dat helpt. Er verschijnt een rijtje knipperende nullen. Snel fiets ik naar huis om alles goed in te gaan stellen. Vreemd, de teller geeft geen snelheid aan. Misschien moet de magneet wat dichter bij de sensor...
Ik pruts aan de sensor, lees de gebruiksaanwijzing nog eens door, druk op knopjes en rij drie keer naar de hoek van de straat en terug. De kilometerteller geeft keurig de tijd aan, maar kilometers telt ie niet. Nijdig gooi ik de verpakking, de gebruiksaanwijzing en een schaar in m’n fietstas en fiets terug naar de HEMA. Daar staat nu een ander meisje achter de kassa, dat ook al bang is haar vingers te branden aan een kapotte kilometerteller. Ze roept dezelfde jongen erbij en ik verkondig dat de teller weigert en dat ik hem terug kom brengen. Vriendelijk vertelt hij me dat ik dan wel weer alle onderdelen van m’n fiets af moet halen... Juist; daar had ik die schaar voor meegenomen. Ik knip de hele boel los, lever alles in en krijg m’n vijftien euro terug.
Jammer, nou heb ik nog steeds geen kilometerteller.
Ik besluit bij de fietsenwinkel langs te gaan en dan maar een duurder exemplaar te kopen. Maar om nou nog een keer zo’n ding op mijn fiets te zetten, daar heb ik geen zin meer in. Dat komt dan later wel. De jongen die vraagt of hij kan helpen, heb ik nooit eerder gezien. Zou het een stagiair zijn? Als ik hem vraag om een eenvoudige kilometerteller, pakt hij er zonder aarzelen één van twaalf euro negentig. Heb ik de fiets hier? Hij loopt mee en begint kalmpjes de onderdelen uit het doosje te halen. In tien minuten zet hij het tellertje op mijn fiets. “Wacht even”. Hij loopt naar binnen en komt even later terug met een paar extra plastic stripjes, waarmee hij netjes het snoer langs de voorvork vastzet. Ik til het voorwiel op en hij laat het draaien. Net als ik teleurgesteld begin te zeggen dat hij het niet doet, komt de teller tot leven. “Hij moet even een paar keer draaien, dan weet ie wat de snelheid is,” zegt de fietsenjongen. Hij geeft me de lege verpakking en loopt terug de winkel in. “Je bent geweldig!” Zeg ik tegen zijn rug en ik lach breed. Dan stap ik op m’n fiets en rij naar huis. Anderhalve kilometer, met een snelheid van 21 kilometer per uur.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...