zondag 28 april 2019

Examen

Woensdagmiddag krijg ik een telefoontje van het secretariaat van de EHBO vereniging. “Je moet voor het examen morgenavond om 7 uur aanwezig zijn in het buurthuis, mét legitimatie.”

Als ik tegen zevenen het gebouw binnenkom, zitten ze er allemaal al: K, die op een ouderengroep werkt, F, de jonge vader met overgewicht, L, die er haast nooit was omdat ze het toch allemaal al wist, S, die rode vlekken heeft omdat ze zo zenuwachtig is en A, die nog geen twee weken geleden aan haar hand geopereerd is. Met haar hand dik in het verband is ze over-aanwezig. Ze kan haar ogen haast niet open houden vanwege de morfine, zegt ze, en lacht hard. Het zal beslist veel pijn doen om alle handelingen te verrichten en ze heeft al dagen amper gegeten van de zenuwen en van de pijn. Weer die harde lach. Als dat maar goed gaat!

Ik krijg een consumptiebon en bestel koffie. Dan komt er nog een groepje mensen binnen: de twee examinatoren en een paar lotussen (nepslachtoffers). Ze trekken een stoel bij en vertellen vriendelijk dat we in principe allemaal al geslaagd zijn, tenzij we straks het tegendeel laten zien.
“Is dat geruststellend?”
Er klinkt een zucht. S. is nog een tintje roder geworden en A. twijfelt hardop of het gaat lukken met al die morfine in haar lijf.
Na een tijdje verdwijnen examinatoren en slachtoffers achter de deur van de grote sportzaal. Daar gaan ze grimeren en de boel klaarzetten. Wij wachten tot de eerste twee kandidaten naar binnen geroepen worden, het is dan kwart voor acht. Ik ben samen met A. als tweede koppel aan de beurt. Hoewel ik toch wel examenkriebels heb, ben ik vergeleken met haar ijzig kalm.

Na een eindeloos lang half uur komen de eerste twee naar buiten en na nóg tien lange minuten mogen wij binnen. Daar gaat ie dan. Ik ga eerst naar de verwondingen en A. naar de levensreddende handelingen. Twee lotussen komen om en om op me af. Met een grote, bloedende snee waar een wonddrukverband om moet, met een rode brandplek door een giftige vloeistof, met een nare schaafwond vol kleine steentjes, met een gekneusde enkel. Een drukverband lukt me wel, maar wat moest je ook al weer met zo’n gif-brandplek? Ik worstel me door alle verwondingen heen, vergis me af en toe. Na de vijfde wond is het gelukkig klaar en ruilen we om.

Deze keer zit er een lotus op een stoel, hij begint om te vallen, dus ik moet hem met de rautekgreep zachtjes naar de grond begeleiden. De man is groot en fors en ik vergeet om naar voren te lopen. De stoel klettert op de grond. Het tempo van m’n borstcompressies is in het begin veel te laag en de AED laat het afweten maar daar kan ík niks aan doen. Als ik de kenmerken van een shock moet opnoemen, mis ik er een. Maar verder gaat het geloof ik wel goed…

Na een half uur mogen we de sportzaal uit. En dan zijn de laatste twee aan de beurt. Weer een half uur wachten. A. komt huilend de zaal uit strompelen, aan de arm van een van de examinatoren. Ze wordt op een stoel gezet. Iedereen is ineens stil. Een glaasje water, even diep ademhalen, dan haar harde stem die een beetje zielig zegt: “Ze waren geloof ik meer bezig míj te ondersteunen dan andersom.”

Even later worden er vier namen opgenoemd. Of deze mensen zich nog eens in de sportzaal willen melden. Ik ben er niet bij. En A. ook niet. We kijken elkaar verbaasd aan.
“Dit betekent dat ze nóg een kans krijgen iets dat ze fout deden over te doen,” zegt de mevrouw van de administratie stellig. “Jullie zijn geslaagd!” Ik heb moeite om dat te geloven.
Maar als we even later ook naar binnen worden geroepen, blijken we de enige twee geslaagden te zijn. De andere vier hebben te veel fouten gemaakt bij de levensreddende handelingen.

Twee van de zes geslaagd. De stemming is gedrukt. Toch worden de bitterballen gepresenteerd en her en der neemt iemand een biertje. Wat een rare avond. Maar ik heb m’n diploma! Nu maar blijven oefenen, want met EHBO is het net als met je rijbewijs: je leert het pas echt in de praktijk.




woensdag 24 april 2019

Haori

Mijn zoon J. is in het bezit van een Japans jasje. Hij kreeg het in ruil voor een pak (of was het een blikje?) koffie toen hij een paar maanden in Japan was. De eigenaar wilde het achterlaten toen hij niet genoeg ruimte in z’n koffer had om het mee te nemen. Het is een eenvoudig ding van soepele stof, met een bescheiden wit-grijs dessin en kimono-achtige mouwen. Hij draagt het thuis, als het niet koud genoeg is voor een hoodie.

Maar nu beginnen er op allerlei plaatsen naden los te laten en gaat het er een beetje groezelig uitzien. Ik bedacht dat het niet al te moeilijk moet zijn om het na te maken.
“Zou je het leuk vinden als ik een nieuw jasje voor je maak van hetzelfde model?” vraag ik aan J.
Hij denkt even na en zegt verrassend:
“Alleen als ik er zelf bij kan helpen.”
Dat lijkt me wel een leuk project. Maar eerst moet ik gaan uitzoeken hoe het precies in elkaar zit.



Ik leg het jasje op tafel en ga met een meetlint aan de slag. Ik maak een mini-patroon op schaal om het eerst eens met een klein stukje stof uit te proberen. Een avondje puzzelen levert een schattig, klein jasje op.
Intussen heb ik opgezocht dat het een haori is. De mannenvariant is bedoeld om over een kimono heen te dragen.

J. is naar zijn kamer in Leiden vertrokken en is druk met de laatste loodjes van zijn studie. Voorlopig zal het er niet van komen om samen achter de naaimachine te gaan zitten. Maar weet je wat? Als ik het patroon een stukje verleng, kan ik eerst voor mezelf een haori maken om als ochtendjas te gebruiken. Dan kan ik meteen nog een andere werkvolgorde uitproberen die misschien handiger is.

Op woensdagmorgen koop ik alvast een lap soepele katoen...
Binnenkort kan ik  in het weekend ’s morgens in mijn haori ontbijten voordat ik me aankleed. Ik zie em zo voor me. Alleen nog even maken.

woensdag 17 april 2019

Snelle Jopie

Het aprilnummer van luistertijdschrift Klinkklaar heeft het thema ZOEFFF. Ik zoek allerlei snelle onderwerpen bij elkaar om een draaiboek te maken voor 70 minuten audio. Een informatief artikel dat uitlegt waarom mensen goed (zouden moeten) kunnen hardlopen, een verhaal over een kamelenrace, een interview over karten als je blind bent, moppen… maar een leuk gedicht is lastig te vinden.
Ik besluit er zelf een te schrijven.
Een avondje prutsen met ritme en rijm, niet helemaal tevreden over de afronding, laatste stuk schrappen en overnieuw, en dan heb ik een gedicht van vijf ritmische coupletten waar ik tevreden over ben.
Een dag later krijg ik een berichtje van B., vaste voorlezer van Klinkklaar. Hij is muzikant (zanger-liedschrijver-pianist) en had me een liedje beloofd voor het ZOEFFF nummer, maar meldt gefrustreerd dat ie daarmee is vastgelopen. Als reactie stuur ik hem in een opwelling mijn tekst: “Kun je hier wat mee?”
Nog diezelfde avond komt er een enthousiast bericht terug en niet veel later krijg ik een geluidsbestand opgestuurd. Mijn gedicht als lied. Bij elk couplet een tikkie sneller en een halve toon hoger, precies zoals het zou moeten klinken.

Vandaag is de opnamedag van Klinkklaar. De voorlezers zitten in de studio en ik zit naast de technicus de regie te voeren. Ergens halverwege het draaiboek wordt ‘Snelle Jopie’ aangekondigd. Het vrolijke liedje klinkt door de studio. Iedereen is enthousiast en met het studioraam ertussen geven B. en ik elkaar een virtuele high five. Mooie samenwerking! We zijn allebei trots.
Nieuwsgierig?
Dit is de tekst:

Snelle Jopie

Jopie werd geboren
midden in de nacht
Zijn moeder zei verwonderd:
dat had ik niet verwacht.
De meeste kindjes komen
met moeite en met pijn
‘k Wist niet dat een bevalling ook
zo razendsnel kon zijn.

Jopie leerde lopen
na een maand of acht
Zijn moeder zei verwonderd:
dat had ik niet verwacht.
De meeste kindjes kruipen
en gaan voorzichtig staan
Maar Jopie liep in een keer weg
Hoe snel kan dat toch gaan.

Jopie leerde fietsen
Hij was nog net geen jaar
Zijn moeder zei verwonderd:
hoe krijgt ie ’t voor elkaar!
De meeste ouders rennen
er weken achteraan
maar Jopie stapte op en reed
hier vliegensvlug vandaan

Op z’n rode brommer
reed Jopie door de straat
naar de peuterspeelzaal
Daar kwam ie nooit te laat
Kreeg rijles op z’n vierde
Dat was wel naar z’n zin
Hij kreeg meteen z’n rijbewijs
En reed de wereld in

Nu is Jopie zeven
en springt ie uit z’n bed
Zijn moeder zegt verwonderd:
Zeg, is dat een raket?
Hij knikt en gaat naar binnen
Het deurtje doet hij dicht
En dan is hij verdwenen
met de snelheid van het licht

woensdag 10 april 2019

Wandeltocht

Zonnige zondag.
Een mooie dag voor een flinke wandeling. Een officiële vandaag, waarvoor we moeten vertrekken vóór half 10. We gaan op de fiets naar het startpunt, nemen de routebeschrijving in ontvangst en gaan op pad. Achttien kilometer. Voor diehard vierdaagselopers een eitje, maar ik vind het een pittige afstand.
We lopen langs allerlei slingerpaadjes, soms dwars door een weiland, dan weer een stukje langs de dijk om even later de uiterwaarden in te duiken. Op open stukken zien we plukjes wandelaars die eerder vertrokken zijn. Een paar keer halen we iemand in.

Op een lang stuk over de dijk, worden wij ingehaald, door een open auto. Een oldtimer die eerst ons en dan wat mensen vóór ons heel langzaam voorbij rijdt.
Een mooie auto, maar de uitlaat stinkt wel.
“Mag die hier eigenlijk wel rijden?” vraag ik me hardop af.
“Ik denk het niet,” zegt H. “Alleen aanwonenden mogen dat…. Maar ja, wie controleert dat.”

Een stukje verderop staat de auto stil. Er stapt een man uit, die vervolgens een schattig klein meisje van de achterbank tilt. Hij pakt een fototoestel en loopt voor het kind uit naar de berm.
Wat leuk, denk ik, ze gaan mooie natuurfoto’s maken. Misschien wel bloemen plukken; de dijk ziet paars van de pinksterbloemen. Ik weet nog dat ik daar als kind bossen van plukte om thuis in een vaasje te zetten.
Maar dat was niet de bedoeling. Het meisje blijft voor de oldtimer staan en papa hurkt wat verderop met het fototoestel in de aanslag. “Een beetje dichter bij de auto, Robin.”
Sja, dat is ook een manier om van de natuur te genieten.

Als we verderop weer een smal paadje richting rivier inslaan, zie ik in de verte een vreemd voorwerp in het zand staan. Dichterbij gekomen zien we wat het is: een gecrasht supermarktkarretje dat hier misplaatst staat te roesten. Het heeft wel wat, zo eenzaam op het rivierstrand. Ik maak m’n eigen oldtimerfoto.
Na drie en een half uur zijn we terug op ons uitgangspunt. Ik ben blij dat ik even mag gaan zitten en H. is zo lief om koffie voor me te halen, met een stroopwafel.
“Volgende week is er een bloesemtocht in Geldermalsen,” zegt hij. “Twintig kilometer.”
Nou, ik moet er nog even niet aan denken. Eerst naar huis en minstens een uur helemaal niks doen.

Maar ’s middags sta ik alweer in de tuin te scheppen en ben ik vergeten hoe moe ik was. Die twintig kilometer volgende week gaan we natuurlijk gewoon doen.

zaterdag 6 april 2019

Droomtuinen

Avonden lang zit H. op de bank naar iets op z’n i-pad te kijken terwijl ik met andere dingen bezig ben. “Wat ben je toch aan het kijken?” vraag ik nieuwsgierig
“O, een Engels tuinprogramma,” zegt hij. Het is leuk.
Ik neem het voor kennisgeving aan, maar een paar dagen later vraagt hij: “kom je een keer meekijken? Dit vindt jij ook leuk!”

Dus kruip ik naast H. op de bank en kijken we samen. De serie (op Netflix) heet “Big dreams, small spaces” en het idee is eenvoudig: de Engelse tuingoeroe Monty Don bezoekt twee verschillende mensen (/stellen/gezinnen) die een droom hebben voor hun (kleine) tuin. In ongeveer een half jaar tijd helpt hij hen om die droom uit te voeren. Hij neemt het plan met ze door, zet ze aan het werk, komt na een tijd weer kijken hoe het vordert en coacht ze naar een resultaat, dat soms prachtig is, soms grappig en soms ontroerend. Overigens steekt ie zelf z’n handen ook flink uit de mouwen als hij er is.
Jazeker, ik vind dit ook leuk!

Monty Don is very British en behalve kennis van tuinen heeft hij ook veel tact en psychologisch inzicht. Hoe bizar of megalomaan de tuindromen ook zijn, hij laat het zich helemaal uitleggen, is altijd enthousiast en laat vervolgens de tuinbezitters zelf ontdekken wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn (binnen hun budget).

Ik had nog nooit van Monty Don gehoord, maar in Engeland is hij een begrip en de mensen waar hij komt, vallen soms bijna flauw van opwinding dat de grote tuingoeroe bij hen in de eigen tuin is. De deelnemers staan waarschijnlijk te dringen om mee te doen aan het programma en de dromen die worden uitgekozen, hebben vaak iets bijzonders.
Zo waren er de jonge ouders van een jochie met down, die voor hem een zintuigentuin wilden maken. En een vrouw in een volkswijk die haar kleine voortuin omtoverde in een pluktuin waar iedereen groente en fruit mocht komen halen. En de vrouw die de erfenis van haar omgekomen zus wilde gebruiken voor de tuin die een eerbetoon aan die zus werd. (jaja, ontroering verkoopt, ik laat me er helemaal door inpakken)

Het leuke is, dat begin april precies de goeie tijd is om zo’n tuinprogramma te kijken. Mijn vingers gaan ervan jeuken om zelf buiten aan de slag te gaan. Op de vensterbank staan intussen kleine potjes, ingezaaid met kruiden en ook buiten zit al het een en ander in de grond. Bij het tuincentrum haalde ik gisteren alvast wat sla- en andijvieplantjes om te planten. En kijk, de radijsjes komen boven de grond. 

Vandaag is het bewolkt, maar droog. Een mooie dag om flink wat in de tuin te gaan doen. Yess! En dan vanavond weer samen een aflevering kijken van “Big dreams, small spaces.”

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...