zondag 27 mei 2012

Kilometers tellen

Een deel van mijn plezier in fietsen is de grote tevredenheid waarmee ik de afgelegde kilometers kan aflezen op mijn fietscomputer. Welk psychologisch mechanisme daar achter zit weet ik niet, maar afstanden die op de teller staan, geven me meer voldoening dan ongeregistreerde kilometers. Ik was dan ook niet blij toen tijdens onze fietstocht naar Rotterdam de kilometerteller stil bleef staan. Het was geen kwestie van een verschoven sensor of een los draadje. Ook was de batterij niet op, want de tijd werd keurig aangegeven. Maar het laatste stuk van de rit fietsten we volgens de computer nul kilometer, met een snelheid van nul kilometer per uur. Jammer dan. Een paar dagen later besluit ik een nieuwe kilometerteller te kopen. Omdat we zondag een stuk willen fietsen, pruts ik zaterdag net zo lang tot ik hem aan de praat heb. Zo stap ik extra gemotiveerd op voor een rondje Duitsland, met op de terugweg als bonus een bezoekje aan de Millinger theetuin, net over de grens terug in Nederland. Op weg naar Kleve komen we langs de dierentuin waar ze vooral boerderijdieren hebben. Toen onze kinderen klein waren, gingen we daar wel eens heen. Aan de kassa kon je zakjes korrels kopen, waar je bijna alle dieren mee mocht voeren. Als we langs de ingang van de dierentuin fietsen, denk ik terug aan een middag lang geleden. De zakjes korrels waren leeg en nu waren we zelf aan de beurt om iets lekkers te eten. Een ijsje op het terras. Zoon J., toen een krummeltje van twee jaar, stond naast m’n knie naar boven te kijken en begon ineens enthousiast te roepen: “een hillicopter! Ik zie een hillicopter!” En ja, daar kwam een helicopter aanronken. Aan het tafeltje naast ons zat een Duits gezin met ook een kleine jongen. Die keek opzij naar onze J. en zei verontwaardigd: “Nein! Das ist ein Hubschrauber!” Glimlachend fiets ik Kleve in. Daar stopt H. ineens: “Wacht even”, zegt hij, “even auto’s kijken hoor.” Hij zwenkt een parkeerterrein op met erlangs een lange etalage vol oldtimers. Ik blijf in de schaduw staan terwijl hij met z’n fiets langs de ruit loopt. Dan draait er een auto het terrein op, een glimmende mercedes cabriolet met een gebruinde oudere man erin. Langzaam rijdt hij langs de etalage, terwijl hij aandachtig naar binnen kijkt. Ik schiet in de lach. Als ik niet gezien had dat het om auto’s ging, zou ik beslist denken dat we in de hoerenbuurt terecht waren gekomen. Intussen is H. uitgekeken. Ik stap weer op m’n fiets. “En?” vraag ik, “heb je alles goed bekeken?” Onschuldig knikt hij en we rijden Kleve weer uit. Een tijd later rijden we over een erbarmelijk hobbels-en-kuilenweggetje naar de mooie theetuin in Millingen. Op een schaduwrijk plekje tussen bomen, struiken en bloeiende planten gaan we zitten om wat te drinken en gewoon even lekker rond te kijken. Voordat we de fiets op slot zetten heb ik eerst even op m’n teller gekeken: bijna 35 kilometer hebben we gereden.Netjes. Ik ben blij dat ik het ding er gisteren op heb gezet, want ik weet zeker, dat ik zonder toch nét iets minder van deze rustpauze zou genieten.

zondag 20 mei 2012

Fietsen langs de rivier

We fietsen met z’n tweeën van Leerdam naar Rotterdam. Als we maar steeds de rivier blijven volgen, hoeven we nauwelijks op onze routekaart te kijken. Eerst de Linge en later de Merwede. De Linge is een smal riviertje, maar de dijken waar we over fietsen doen vermoeden dat dat wel eens anders is. Rechts zien we de uiterwaarden, waar het waterstroompje door slingert. Drassige veldjes waar ganzen grazen; rijen en rijen vers geknotte wilgen; kreupelhout met hier en daar een hoekje gras waar dan een uitnodigend bankje staat; zijarmen en waterplassen waar kleine bootjes liggen, soms half verdronken. Links van ons glijden kilometers struiken en boompjes voorbij. Daarachter liggen diepe tuinen waarvan we af en toe een glimp opvangen. Groentebedden, speeltoestellen, boomgaardjes... Als er even een gat in de struikenrij valt, zien we een kleurenzee van bloeiende planten. We fietsen door, al zou ik er graag een tijdje zijn blijven kijken. Dat geldt ook voor het kunstwerk dat een eind verderop ineens na een bocht verschijnt. Een meters hoge toren van aan elkaar gelaste pannen en keteltjes. Ik blijf er naar omkijken tot het achter een bomenrij verdwenen is. Dichter bij de randstad, langs de Merwede, ziet de wereld er zakelijker uit. Er komen fabrieken en kantoorgebouwen bij het uitzicht. Vlak voor Dordrecht staat een groepje paarden in de wei. Op een kleine verhoging, een paar meter van de andere vandaan, staat doodstil een glanzend, zwart paard.. Voorbenen naasst elkaar, achterbenen in loopstand. Het hoofd oplettend omhoog. De zwarte manen bewegen zacht in de wind. “Is ie nou echt of niet?” vragen we ons hardop af, want het hele lange, rechte stuk dat we dichterbij komen, staat het dier onbeweeglijk. Als we langs fietsen, is zijn houding nog steeds onveranderd. Maar als ik omkijk, schudt hij even met z’n hoofd. Hij is echt! Vanaf Dordrecht fietsen we door stedelijk gebied. Ook leuk, maar weer een heel ander verhaal. Dat eindigt met de waterbus van Ridderkerk naar Rotterdam. We kunnen gewoon inchecken met onze OV chipkaart. Toch voelen we ons een beetje toerist als we de Erasmusbrug zien opdoemen. En als we ronddwalen op zoek naar het treinstation. De lucht wordt steeds grijzer en dreigender en de hele weg naar huis terug hebben we tegenwind. Maar daar hebben we geen last van, in de trein.

zaterdag 12 mei 2012

Terras

Het is niet echt warm, maar we nemen ons kopje koffie mee naar buiten. Op het nieuwe terras gaan we op ons nieuwe bankje zitten en kijken tevreden naar de tuin. Daar is veel werk verricht de afgelopen weken. Een maand geleden was de plek waar we nu zitten een grasveld. Een klein, rechthoekig stukje gras van drie bij vier meter, dat meteen na aanleg door een vriendin “blaasvoetbalveldje” gedoopt werd. Daar leek het inderdaad op, met de keurige rand opstaande baksteentjes er langs. Die verdween later onder allerlei omringende planten, maar we bleven ons veldje zo noemen. Na jaren werd het gras steeds lelijker en rommeliger, met veel ongenode plantjes er tussen. We besloten het te vervangen door een tegel-terras. Wat als grasveld lachwekkend klein was, blijkt er als terras veel groter uit te zien. Het bescheiden bankje dat we gekocht hebben, past er riant op. We verven het blauw en omringen het met blauwe potten en blauwe planten. Als mijn dochter een weekendje thuis komt, verheug ik me op haar reactie. Ze is geen fan van onze tuin, die behoorlijk wild en rommelig is. Maar dit voorjaar ziet het er ongekend netjes uit, vooral het veranderde stuk. Als ze het bankje ziet, fronst ze bedenkelijk. “Wat zonde dat jullie dat blauw geverfd hebben”, vindt ze. Ze is niet erg onder de indruk van de metamorfose. Mijn idee van een mooie tuin is niet het hare. Ik had het kunnen weten. Een week na haar bezoek staat de adderwortel uitbundig te bloeien en nestelt het blauwe terras zich meer en meer in de voorjaarstuin. Samen met H. zit ik te genieten op het bankje. Een hemelsblauw bankje. Niet iedereen houdt daarvan. Maar wij wel.

zaterdag 5 mei 2012

Weerwolven van Wakkerdam.

Na een moeizaam bezoek neem ik afscheid van m’n oude vader. In de bus en de trein zit ik nog een beetje te piekeren. Hij was somber vandaag. Ik zucht en probeer me te verdiepen in een tijdschrift, maar dat wil niet echt lukken. Vanaf het station in Nijmegen fiets ik naar huis. Acht kilometer tegenwind om de zorgen uit m’n hoofd te waaien. Voor de schuurdeur staat het vol fietsen. Ik moet ze opzij zetten om naar binnen te kunnen. Daar komen zware stemmen me tegemoet. Als ik binnenkom, zien ze me niet, de vrienden van mijn zoon. In een slordige kring zitten ze in de huiskamer; de hoofden gebogen, de ogen dicht. Eén van hen staat in een hoek met een klein boekje in zijn hand. Plechtig zegt hij: “De weervolven worden wakker en kiezen een prooi....” Het blijft een tijdje stil en ik loop de keuken in. Daar staat de tafel vol kommen en schalen, uit de oven komt de geur van vers brood en H. staat stukjes kip aan satéprikkers te rijgen. Wil ik nog even een groene salade maken?
Achter ons barst plotseling een luide discussie los. Uit de flarden begrijp ik dat er iemand tot burgemeester moet worden gekozen. Het is een spel. “Ik vind dat jullie mij moeten kiezen, want ik wil deze stad bevrijden van de weerwolven”, hoor ik, en “kies mij, want ik heb een droom gehad.” Een paar minuten later wordt er hard gelachen en even plotseling wordt het weer stil. Iemand begint een verhaal te vertellen over een stad waar het nacht wordt en zegt dat iedereen nu gaat slapen en zijn ogen dus dicht moet doen. Dagelijks lees je berichten in de krant over comazuipende kinderen, middelbare scholieren die plotseling in het rond beginnen te schieten of jonge mannen die een juwelier beroven en vermoorden. Hier zitten twaalf jongeren “Weerwolven van Wakkerdam” te spelen. En hoewel er in elke ronde iemand in koelen bloede vermoord wordt, is er geen vreedzamer gezelschap denkbaar. De zwaarte van het bezoek aan mijn vader is vergeten. Fluitend breng ik de sla naar buiten, waar onder een zeil-voor-de-zekerheid de barbecue al brandt. Even later zitten we allemaal met een bordje op het terras. Terwijl de volle maan steeds duidelijker te voorschijn komt, drinken de weerwolven een biertje op de verjaardag van m’n zoon. Het wordt een gezellige barbecue, waarna nog veel onschuldige burgers worden verorberd.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...