dinsdag 7 april 2020

Een droom:


Ik ben in een huis (mijn huis?) waar veel mensen rondlopen. Het is lastig om van iedereen genoeg afstand te houden.
De bel gaat en er staat een man voor de deur. Het is een oom die ik al lang niet gezien heb (hij is dan ook al jaren dood). Enthousiast steekt hij me zijn hand toe, die ik automatisch aanpak. Meteen realiseer  ik me dat dat niet klopt. “Oh nee,” zeg ik en wil mijn hand terug trekken, maar dat lukt pas als oom klaar is met uitgebreid schudden.

Weer gaat de bel en nu staat daar onze Japanse vriendin Y. Samen met haar ouders. Ze buigen zich naar voren om me hartelijk te begroeten, maar ik steek allebei m’n handen in de lucht. Vriendelijk lachend zeg ik “No hands please!” Ze kijken me verward aan. “Corona,” verduidelijk ik, maar ze blijven me vol onbegrip aanstaren. Dan ren ik naar het toilet waar ik me opsluit en fanatiek mijn handen was.

Als de wekker gaat, blijf ik even stil liggen nadenken over deze droom. Het is vreemd om te weten dat in de werkelijke wereld iedereen onmiddellijk zou begrijpen waarom je elkaar nu geen hand moet geven. Dan gaat de wekker voor de tweede keer en ik moet opstaan, want het is een gewone werkdag. Nou ja, voor zover er íets gewoon is op het moment. Straks hebben we een afdelingsoverleg via teams. Ieder vanuit z’n eigen huis. Voor de derde keer al. Het begint te wennen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Verdriet

In mijn droom ben ik een weekend met familie op vakantie. Een vaag gezelschap, waarvan ik vooral mijn moeder meemaak. Ik sta samen met een p...