vrijdag 25 januari 2013

Werken in de zorg: “Die inspectie kan de pot op.”

“Het is hier een saaie boel”, zegt mijn vader als ik vraag hoe het is. Het is lunchtijd en hij zit aan tafel in de huiskamer van zijn afdeling. Hij heeft gelijk. Eén van de twee vrouwen die ook aan tafel zitten, slaapt. De andere staart wezenloos naar buiten.
“Dan neem ik je lekker mee naar beneden”, zeg ik. “In het restaurant slapen ze niet.” “Dat is goed.”
Maar hij moet wel eerst even naar de w.c.
Ik kijk zoekend rond naar iemand die hem kan helpen. Omdat ie zo slecht kan lopen en staan, is dat een hele klus. In de huiskamer is alleen B., die het druk heeft met de lunch.
Ik vertel haar dat we iemand zoeken voor hulp bij het toiletbezoek. Ze aarzelt even, zet dan haar karretje opzij en zegt:
“Er is niemand anders... ik mág het niet, tegelijk de lunch doen én iemand naar het toilet helpen. Maar ik doe het gewoon. Die inspectie kan de pot op. Je kan toch niet tegen iemand zeggen: ‘wacht maar een uurtje’.
Terwijl ze van verderop een tillift pakt, praat ze door:
“Trouwens, als je zelf onder het eten naar de w.c. moet, ga je toch ook. Het hóórt niet, maar je doet het wel.”
Ze verdwijnt met de tillift én de rolstoel met pa in een invalidentoilet. Gedempt hoor ik haar aanwijzingen. “Nu even uw voeten zó neerzetten ... houdt u zich goed vast.”
Even later loopt ze terug naar de huiskamer, langs de groene bank, waar een iel mevrouwtje zit. Voor haar op een rollatorplankje staat een bord vol kleine stukjes brood met jam.
“Mevrouw P., eet u uw brood op? Anders wordt u nooit dik!”
“Wat zeg je?” roept het kleine mevrouwtje met een harde stem. B. gaat naast haar op de bank zitten.
“Effe lekker je boterham opeten, Annie”, zegt ze zachtjes in haar oor en houdt haar een vork voor met een blokje jambrood. Annie hapt braaf en B. is alweer opgeveerd om de huiskamer in te lopen.
“Doe je het verder zelf?” vraagt ze achterom. In één adem vervolgt ze tegen een andere mevrouw:
“Zó, goed gegeten hoor! Twee boterhammen en een kop thee op!”
In het voorbijgaan draait ze een tuitbeker dicht, constateert hardop dat mevrouw X nog koffie heeft en vraagt mevrouw K. Of ze nog een kopje thee wil.
“Je moet niet in die beker knijpen hè”, zegt ze opzij tegen J. met z’n tuitbeker.
“Dan krijg je de melk over je heen.”
Met een stapel vuile bordjes komt B. de kamer uit.
“Meneer A., bent u klaar?” roept ze naar het invalidentoilet. Voordat ze naar hem toe gaat, stopt ze nog een hapje brood in de mond van mevrouw P.
“Je ging toch zelf eten? Of was dat een grapje?”
Een kleine, kromgebogen man sloft door de gang langs B.
“Ha die Nol”, zegt ze tegen hem. “Je melk staat nog op tafel in de kamer.”
Prompt past hij zijn langzame route aan, sloft naar binnen en trekt onhandig een stoel naar achteren om te gaan zitten. Intussen is B. in het toilet verdwenen. Een paar minuten later komt ze te voorschijn met de tillift en dan met pa in z’n rolstoel. Met een brede glimlach draagt ze hem aan mij over. “Je wilt zeker z’n pilletjes mee.” Ze verdwijnt weer achter een deur om terug te komen met een medicijn-zakje.
“Geniet er maar van”, zegt ze tegen mijn vader. En hup, ze is weer naar de huiskamer terug.
Ik pak de rolstoel en zie dat er gelukkig twee collega’s bijgekomen zijn om te helpen. Want voor bewoners mag het in de huiskamer een saaie boel zijn, voor het personeel is er vanalles te doen.

2 opmerkingen:

  1. Dat is nog eens een verzorgster met het hart op de juiste plaats en denkend aan de medemens.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Waren ze allemaal maar zo ,maar dat is helaas niet,deze zuster verdient een grote bos bloemen.

    BeantwoordenVerwijderen

Verdriet

In mijn droom ben ik een weekend met familie op vakantie. Een vaag gezelschap, waarvan ik vooral mijn moeder meemaak. Ik sta samen met een p...