We fietsen tegen de wind in en dat is niet verkeerd, want dan hebben we straks terug de wind mee. In mijn fietstas rinkelen kleine potjes jam en twee flessen wijn. Na twee kilometer op een kale, smalle weg zien we links de bomen van het park waar onze neef Q in zijn zelf geknutselde huisje woont.
Hij heeft ons uitgenodigd om te komen eten. Met zijn tamelijk nieuwe vriendin en nog twee mensen.
Achter ons zijn de andere twee gasten ook aangekomen en ook zij brengen huisgemaakte jam mee. Als ze het t-shirt van H. zien met het Schopenhauer citaat “Het ergste moet nog komen,” grinniken ze herkennend en de vrouw vertelt dat ze zo’n shirt een keer aan iemand cadeau heeft gegeven.
Dat we met z’n zessen zijn, heeft niets te maken met de coronaregels. Q. vertelt dat hij dat gewoon een mooi aantal vindt. ‘Dan hoort iedereen er bij. Bij meer mensen krijg je al gauw groepjes. En trouwens, dan zou ik borden moeten gaan lenen.” Hij heeft gelijk. Met z’n zessen is het heel gezellig.
Het voelt vertrouwd om hier met deze mensen onder de bomen in het woonpark te zitten op de gammele, bij elkaar geraapte stoelen van Q. Onze neef kan prima koken en hij komt met mooi opgemaakte bordjes garnalen en later met vis. Soms zit er een bordje tussen dat we herkennen. Uit het servies van H’s ouders, de opa en oma van Q.
Als het donkerder wordt, zet Q. een kandelaar met kaarsen op tafel en als die uit dreigen te waaien komt hij aanzetten met een bijzondere lamp. Gemaakt van een stuk gedraaid hout, waar precies de trompet in past die als lampenkap dient. Lampen en andere gebruiksvoorwerpen maken en verkopen blijkt het nieuwe verdienmodel dat Q. wil gaan uitproberen. We geloven er meteen in, want hij heeft gouden handen en een grote fantasie.
Het eten was lekker, de wijn is op, het is tijd om terug naar huis te fietsen. Met de wind mee. We nemen afscheid. Zonder zoenen maar wel heel hartelijk. Het was een leuke avond!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten