Afgelopen najaar kocht ik een klok. Er was Garden Sale in ons dorp en ik ging op de fiets een rondje langs allerlei kraampjes. Toen ik bijna weer naar huis wilde gaan, kwam ik de grote ronde stationsklok tegen voor een klein prijsje. Hij paste niet in m’n fietstas, dus fietste ik de laatste anderhalve kilometer met het gevaarte aan m’n ene hand en de andere hand aan het stuur. Gelukkig was ie niet erg zwaar.
De klok kreeg een prominente plek in de keuken, boven de tafel. Zoon J. was niet onverdeeld gelukkig met het ding, want hij tikte nogal hoorbaar, maar daar moest ie maar aan wennen. Na een dag liep de klok tien minuten voor. Na twee dagen waren dat er twintig. J. mopperde, maar ik was nog steeds blij met mijn klok en zette hem ’s morgens meteen als ik beneden kwam tien minuten terug. Zo gaf ie toch altijd zo’n beetje de goede tijd aan.
Na een paar maanden liep de klok ineens niet meer voor, maar een paar minuten achter. Ik vermoedde dat de batterij op begon te raken, maar een paar dagen later was ie ineens weer een eind voor. Nog een hele tijd bleef ik mijn klok koppig verdedigen, maar toen het echt nergens meer op sloeg wat de wijzers aanwezen, besloten we dat het genoeg was geweest.
Maar weggooien vond ik toch wel erg. Ik zette de klok stil op 12 uur. Geen irritant getik meer, en meestal met één blik duidelijk dat de tijd niet klopt. En nu?
Ik neem een groot vel papier waar ik een cirkel op teken die precies in de wijzerplaat past en ga aan de slag met cijfers, minuten, wijzers, seconden …
Twee weken later halen we de klok voorzichtig uit elkaar en krijgt ie een nieuw jasje. Hij is ontslagen van de taak om ons te vertellen hoe laat het is. Nu hoeft ie alleen nog maar aan de muur te hangen.
Dit is geen klok |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten