Zondagmorgen. Ik ben vroeg wakker geworden omdat ik naar de wc moest, maar opstaan hoeft nog niet. Ik kruip nog even lekker terug in bed. Al gauw slaap ik weer in en ik droom van een concert. Iemand speelt voor een groot publiek op een mondharmonica. Vreemd, het instrument zit nog in een doosje. Terwijl de muzikant speelt, houdt hij het kartonnen doosje met twee handen vast en regelmatig laat hij z’n nagels in een snelle roffel over het karton gaan. RRRRRRt. RRRRRT.
Wat is dat toch voor een geluid? Hoor ik H. naast me zeggen. Ik doe mijn ogen open en hoor wat hij hoort. Een snel getik. De verwarmingsbuizen? Iemand die ergens aan het boren is? H. stapt uit bed en trekt het gordijn een stukje opzij. Niets te zien. Hij doet het raam open en steekt z’n hoofd naar buiten… Kijkt omhoog: ‘Het is een specht!’ zegt hij verbaasd. Hij zit op het stuk hout hier.
‘Echt waar?’
Hij draait zich naar mij en zegt grinnikend: ‘Ja echt, een specht. En hij blijft gewoon zitten.’
Prrrrrrt.
Dat is natuurlijk niet de bedoeling.
‘Ik vind spechten overal leuk,’ zeg ik, ‘behalve als ze ons ornament kapot hameren’.
H. steekt zijn hoofd weer uit het raam.
‘Hij zit op die van de buren,’ zegt hij en roept ‘Hé, kssssst,’ naar de specht. Dat wordt het dier toch te gortig en hij vliegt er vandoor.
Een half uurtje later sta ik op, want E. logeert een nachtje bij ons en we hebben afgesproken om half tien samen te sporten. Ik loop naar de zolderverdieping en klop op haar deur.
‘Ja?’ klinkt het slaperig.
Ik doe de deur op een kiertje.
‘Ben je wakker? We zouden sporten.’
‘Ik hoorde zo’n raar geluid vanmorgen vroeg,’ zegt E. ‘Heel hard. Ik dacht dat er iemand ergens een slot open zaagde of zo.’
‘Het was een specht,’ zeg ik.
‘Echt? Nou zeg, ik dacht nog dat het op het geluid van een specht leek.’
We trekken onze sportkleding aan om de dag te beginnen met een workout. Buiten, op het parkeerterrein. In Amsterdam doet E. dat regelmatig met een of meer vriendinnen nu ze niet naar de sportschool kunnen. Maar hier kijken mensen ons een beetje vreemd aan. Daar trekken we ons niets van aan. Het is heerlijk om ons in de buitenlucht flink uit te sloven. Als we teruglopen staat de overbuurman buiten te klussen.
‘Hé P., vanmorgen zat er een specht bij ons op dat stuk hout voor het raam.’ Ik kijk naar het fris gelakte ornament voor zíjn huis. Er zitten vier scherpe pinnen bovenop. ‘Dat zal bij jou niet gebeuren.’
‘Hij kan er wel op gaan zitten,’ lacht de buurman, ‘maar dan kan ie er nooit meer af.’
Die vogel zal wel beter uitkijken. Ik hoop stiekem wel dat de specht terugkomt. Maar dan gewoon om in een bóóm te hakken en niet in ons huis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten