vrijdag 27 maart 2020

Thuis

Twee weken heb ik nu thuis gewerkt. Best saai, maar ik prijs me gelukkig met een ruim huis, een tuin en een omgeving waar je makkelijk een eind kunt wandelen of fietsen zonder per ongeluk in samenscholingen van meer dan 2 mensen verzeild te raken. Dat doe ik dan ook regelmatig, even mezelf uitlaten tussen het werken door. Bij mijn lunchwandeling door het park vlakbij kom ik af en toe mensen tegen. Meestal stellen. Als we elkaar naderen over de smalle paden, gaan ze achter elkaar lopen en terwijl we met een boogje om elkaar heen lopen, groeten we elkaar extra vriendelijk. En glimlachen om te laten merken dat dat ontwijken niet persoonlijk bedoeld is.

Mijn dochter E. heeft het zwaarder. Zij woont alleen in een bescheiden huisje op driehoog in Amsterdam. Echt een leuke plek om te wonen, maar niet als je zoveel mogelijk binnen moet blijven. We bellen elke avond even via facetime. Natuurlijk zijn er mensen die het nog slechter hebben, maar na het nieuws dat de corona-maatregelen tot 1 juni van kracht blijven, was ze zo aangeslagen dat ik haar graag een stevige knuffel had willen geven. Ze mist haar vriendinnen, de sportschool, uitjes, etentjes, even ergens ‘een drankje doen’, alle dingen die het leven leuk maken.

Maar we schikken ons allemaal in de nieuwe werkelijkheid. Online vergaderen, veel bellen en whatsappen, om je heen kijken wat je voor een ander kunt doen. E. bestelt bloemen en wijn voor zichzelf en houdt virtuele sportsessies met vriendinnen. Ieder in de eigen huiskamer. Ik knutsel sokpoppen in elkaar voor de kinderen van mijn Syrische vriendin, die ik in een filmpje (Nederlands) met elkaar laat praten en morgen door de brievenbus ga stoppen.
We houden afstand en hopen dat we niet ziek worden.
Hopen dat het allemaal voorbij gaat.
Maar dat zal nog wel even duren.

zaterdag 21 maart 2020

Vaderdagkabeltje

Mijn zoon J. heeft geen woest sociaal leven, maar nu de Universiteitsbibliotheek gesloten is, hebben we toch maar afgesproken dat hij de komende weken bij ons is. Zijn kamer in Leiden is wel erg klein om voor een nog onbekende periode zoveel mogelijk binnen te blijven. Net voordat de NS het aantal treinen drastisch beperkte, reisde hij gisteravond in alle rust naar Nijmegen, waar ik hem ging ophalen van het station.

Een kwartiertje voordat hij aan zou komen, liep ik de schuurdeur uit, drukte op het knopje om de auto te ontgrendelen en … er gebeurde niets. Toen ik de deur dan maar met de sleutel opende en probeerde te starten gebeurde er net zo weinig. Geen geluid, geen stottertje. Dood.

Nu hebben we sinds november (tijdelijk) de luxe van twéé auto’s voor de deur, dus kon ik tóch naar het station rijden en J. ophalen. Maar nu moet ik wel iets regelen om de komende week niet zonder vervoer te zitten. Ik bel de ANWB en leg aan een vriendelijke dame uit wat er aan de hand is.  Ze belooft me meteen dat er iemand langs zal komen. Binnen een uur, zegt ze en of ik asjeblieft rekening wil houden met de corona-maatregelen en hem géén hand wil geven.

Een half uurtje later word er al aangebeld. Terwijl ik de voordeur van het slot draai, zie ik de ANWB-man een paar meter achteruit lopen. Kennelijk komt ie bij zijn rondgang langs pechgevallen soms tóch hardnekkige handenschudders tegen. We houden nadrukkelijk afstand en pas als ie z’n handschoenen aangetrokken heeft, geef ik hem mijn autosleutels. Het lijkt op een accu-probleem, zegt hij. Heb ik misschien per ongeluk het licht laten branden? Maar nee, dat levert zo’n doordringende pieptoon op dat ik dat echt niet vergeten kan hebben. Ook hij krijgt de deur alleen met de sleutel open en het duurt niet lang voor het probleem duidelijk is. Het kleine lampje bovenin was blijven branden.

Ik wist niet dat ik dat had aangedaan, maar ben blij dat er zo’n duidelijke oorzaak is van het probleem. Met een startkabel krijgt hij de auto al vrij snel zo ver dat ie weer start.
"Hadden we dit eigenlijk zelf ook kunnen doen met de startkabel?" vraag ik hem. Maar hij kijkt bedenkelijk. "Als je accu echt helemaal leeg is, redt je het vaak niet met zo'n vaderdagkabeltje," hij lacht, "sorry, zo noemen we dat. De meeste mensen hebben zo'n dunne kabel, dan wordt het toch lastig." Even later vertrekt ie met een joviale groet en de opdracht aan mij om een half uurtje te gaan rijden,

Dus stap ik in de auto om te gaan rijden. Maakt niet uit waarheen, als het maar minstens een half uur duurt. Langs vreemd rustige weggetjes rij ik op deze zaterdagmorgen gewoon maar een eind weg. Als ik terugkom, is de accu weer opgeladen en de auto klaar om te starten. Alleen hoeft dat pas donderdag, want de rest van de week werk ik thuis. Vreemde tijden.

donderdag 19 maart 2020

Personal coach

“Kom op, niet opgeven nu!” roept mijn personal coach terwijl ze de jumping jacks meedoet. “Nog even en we zijn al aan de laatste ronde.”

Ik ben maar één keer in m’n leven naar de sportschool geweest en dat was om een audioreportage te maken. Maar dat betekent niet dat ik niet beweeg. Ik begin elke dag met een kleine workout van tien minuten. Heb ik genoeg tijd, dan zoek ik online een filmpje van Marlous, op het kanaal Optima Vita. Ze is een enthousiaste sportcoach, die talloze filmpjes heeft gepost met allerlei oefeningen. Buikspierkwartieren, Cardio, B, B & B (Buik, Billen, Benen) en oefeningen om af te vallen.

Ik hoef niet af te vallen en ik hoef ook geen wasbordje, maar ik wil wel graag een beetje conditie. En met deze dame is het geen straf om thuis te sporten. Ik zet m’n i-pad neer, rol een matje uit en doe mee met Marlous. Workouts van een kwartier, twintig minuten of een half uur, die ze helemaal meedoet terwijl ze me fanatiek aanmoedigt: “Ik weet dat je me soms vervloekt, maar wat zul je trots zijn als je de hele workout afmaakt!” En: “Je hoeft het echt niet allemaal in mijn tempo te doen. Het is al geweldig dat je aan het sporten bent.”

Deze week hoorde ik op de (auto)radio een interview met een jonge vrouw die op instagram live was gegaan met een sportsessie thuis. Ze kreeg geweldig veel positieve reacties van mensen die het een supergoed idee vonden. Tja, nu de sportscholen dicht zijn, is er plotseling heel veel behoefte aan dit soort filmpjes. En die zijn er dus al lang. Bijvoorbeeld die van Marlous, mijn trouwe personal coach die me al een jaar lang door de zwaarste oefeningen heen praat. Een aanrader.

vrijdag 13 maart 2020

Pletprocedure


Ik lig op mijn rug op het witte onderzoeksbed, een handdoek over m’n bovenlijf.
“Binnen vijf tot tien minuten kom ik terug met de dokter,” heeft de vriendelijke assistente me beloofd, nadat ze aandachtig een echo heeft gemaakt van allebei m’n borsten.

Vorige week was ik voor het bevolkingsonderzoek naar borstkanker naar de rijdende kliniek gefietst. Daar mag je om het jaar je borsten laten pletten tussen twee glazen platen, eerst verticaal, dan horizontaal. De ene keer wordt het hardhandiger gedaan dan de andere keer, maar prettig is het nooit. In de kleine wachtruimte heerst solidariteit. Niemand heeft veel zin in de foto’s, maar je wilt het toch maar even laten checken.
Tot nu toe was er nooit iets aan de hand, maar deze keer kreeg ik binnen een week na het onderzoek een telefoontje van mijn huisarts. Voorzichtig vertelde hij me dat er ‘een licht verdacht plekje’ op de foto was gevonden. Ik zou een verwijzing krijgen voor de afdeling radiologie in het ziekenhuis, om te kijken of alles in orde was.

Ik kon twee dagen later al terecht. Een vage ongerustheid in mijn achterhoofd nestelde zich naast de vage ongerustheid over het coronavirus, dat de wereld aan het veroveren is. Het lukte me aardig goed om er niet voortdurend mee bezig te zijn en om ’s nachts gewoon rustig te slapen.
Op vrijdagmorgen meldde ik me bij het ziekenhuis, waar ik op de kelderverdieping opnieuw de pletprocedure moest ondergaan. De jonge vrouw die de foto’s maakte was geduldig en voorzichtig en al waren ook hier de glasplaten hard en vierkant, het waren de minst pijnlijke borstfoto’s ooit. Na de foto’s maakte ze in een ander kamertje de echo.  Waarna ze dus de dokter ging halen.

Nu lig ik te wachten en denk nergens aan. In mijn hoofd zing ik de altpartij van het Requiem dat we volgend weekend zouden uitvoeren. Jammer genoeg gaat dat niet door vanwege de corona-maatregelen. Nog voor het einde van het tweede lied gaat de deur open en komt de assistente binnen, gevolgd door de dokter. Hij stelt zich voor zonder een hand te geven (corona) en vertelt me meteen dat hij goed nieuws heeft. “Loos alarm. Het is alleen maar een kleine cyste, een waterbolletje.”

Tot mijn eigen verbazing schieten er tranen in mijn ogen.
“Ik had niet verwacht dat ik zó opgelucht zou zijn,” zeg ik. Ze glimlachen allebei en de arts vertelt dat hij vandaag verschillende mensen slecht nieuws  heeft moeten meedelen, maar mij dus niet. Tien minuten later loop ik naar de uitgang van het ziekenhuis. Gezond en wel, op weg naar huis.

vrijdag 6 maart 2020

Betrokken schoonouders

Op de Facebook pagina van mijn neef Ad wemelt het van de complimenten, bedankjes en andere blije berichten van mensen met schilderachtige namen. Meestal in meer of minder gebrekkig Nederlands en soms in andere talen. Dat is eigenlijk niet de bedoeling, want de pagina hoort bij zijn taalschool, waar Nederlands als tweede taal wordt onderwezen. En volgens de spelregels wordt daar in het Nederlands gecommuniceerd. De naam van mijn neef is alom bekend en zijn lesmaterialen worden veel gebruikt.

Op een ochtend word ik gebeld door een Afghaanse vrouw, die me in goed Nederlands uitlegt dat haar schoonzus op zoek is naar hulp met Nederlandse les. Zij zelf heeft les van mijn neef gehad en haar man ook. Maar diens taalschool is in Noord-Holland en de schoonzus woont in Nijmegen. Ad had gezegd dat ik haar misschien zou kunnen helpen… Ik aarzel en leg uit dat ik niet, zoals mijn neef, een echte docent ben. Ze zegt dat dat oké is, en dat haar schoonzusje op zoek is naar een taalmaatje. Ik aarzel nog steeds en vraag om bedenktijd. Maar als ik de telefoon neerleg, weet ik eigenlijk al dat ik het ga doen.

Twee weken later bel ik op vrijdagmorgen aan bij een rijtjeshuis in een Nijmeegse buitenwijk. Een oudere man doet open, begroet me enthousiast en laat me binnen in een huiskamer, waar op een lage tafel schaaltjes met cake, chocola, dadels en nootjes staan.
“Ga zitten, ga zitten.” 
Terwijl ik op de bank plaatsneem, komt er een mooie, jonge vrouw binnen. Het is S., die een beetje verlegen mijn hand schudt en er bij komt zitten. De man is haar schoonvader en ook haar schoonmoeder voegt zich bij ons. Verwachtingsvol kijken ze naar onze kennismaking. Ik vraag S. een paar dingen. Ze is pas een paar maanden in Nederland, spreekt goed Engels en ze leert de Nederlandse taal niet op school, maar met een paar lesboeken, online materiaal en hulp van haar schoonfamilie.

Ik probeer uit te vissen wat mijn bijdrage kan zijn en maak nog een keer duidelijk dat ik wel kan helpen, maar geen docent ben. Ik vraag haar om me de boeken te laten zien en samen bekijken we wat lessen die ze al gemaakt heeft. Al die tijd zit schoonpa ernaast en loopt de schoonmoeder met thee heen en weer. Als we met de boeken aan de grote tafel gaan zitten blijft de man vanaf de bank toekijken. Ik vraag S. als oefening om me  in het Nederlands iets over haar huis te vertellen en hij souffleert: ‘slaapkamer’, ‘douche’. Ik moet lachen, kijk naar hem om, wijs op S. en zeg: “Nee, zíj moet oefenen!” O ja. Hij houdt gauw z’n mond.

Als ik in het Engels met S. overleg over wat ze van mij verwacht, zegt schoonpapa tegen me dat we beter Nederlands kunnen spreken. Jaja.
Ik spreek met S. af dat we vooral gaan oefenen met spreken. Voor volgende week zal ik wat thema’s en oefeningen verzinnen. Dan sta ik op om naar huis te gaan. Op dat moment komt schoonmama met een bord vol fruit binnen. Ik moet nog even blijven om iets te eten en schoonpa begint enthousiast over zijn volkstuin te vertellen. Hij belooft me deze zomer groente in overvloed en vertelt dat ik volgende week Afghaanse rijst krijg. Zo beleefd mogelijk hou ik het allemaal af. Kom op , we hebben pas net kennisgemaakt, laten S. en ik eerst maar eens kijken of onze samenwerking iets op gaat leveren.

Als ze heel even met me alleen in de kamer is, zegt ze zachtjes dat ze volgende week liever wil oefenen zonder haar beide schoonouders erbij. Misschien kunnen we naar de zolder gaan. Dat lijkt me een prima idee, want ze zijn echt heel lief en vriendelijk, maar een beetje ongemakkelijk voelt het allemaal wel.  Ik ben benieuwd of het lukt om volgende week ongestoord Nederlandse gesprekken te oefenen.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...