vrijdag 27 februari 2015

Kommetjes

In Amsterdam, op het Java Eiland, is een winkel die Pols Potten heet. Een leuke winkel, met aardewerk, vazen, meubels, lampen en meer.
Een paar jaar geleden kochten we daar een setje van zes kommetjes. Ik moest er even over nadenken of ik ze wel wilde, want ze zijn allemaal verschillend. Maar we kochten ze wel en we gebruiken ze nog steeds veel.
In het keukenkastje stapel ik ze altijd op dezelfde manier in twee rijtjes: een blauw en een rood stapeltje, onderaan de kom met de meeste kleur, bovenaan die met het randje. 

Ik heb een duidelijke favoriet, en dat was dan ook de kom die ik – gevuld met cappucino - als foto bij een blogverhaaltje plaatste.

Kort daarna kreeg ik een mailtje van collega A.: “Was dat een eigen foto? Dan heb jij dezelfde kommetjes als ik.” Er zat een foto bij, waarop die van haar netjes naast elkaar op een plank in de keuken stonden.

Ik mailde terug dat ik inderdaad die zelfde kommetjes had en dat ik de rode van de foto het liefst gebruik. Ik bleek niet de enige te zijn met een favoriet. Haar zoon koos altijd de blauwe met doorlopende strepen en haar dochter de enige kom met meer kleurtjes. Zelf deelde ze mijn voorliefde voor de rode, maar pakte ze ook vaak zo één met wat saaiere stippellijntjes, ‘omdat het anders zo zielig was’.
Ik vond het grappig. Mijn huisgenoten hebben nog nooit iets laten blijken van een voorkeur voor de ene of de andere kom.
Ze zetten ze ook nooit volgens mijn systeem in de kast. Ik kan het niet laten om ze dan even ‘om te stapelen’. De koffiekopjes worden door de anderen ook altijd lukraak ergens op een plankje gezet, terwijl ik het altijd op dezelfde, ordelijke manier doe. Ik betrap me er op dat ik dan altijd denk ‘ze hebben het weer helemaal verkeerd neergezet’. Wat onzin is, want mijn manier is natuurlijk niet de enige goede manier.

“Welk kommetje vind jij eigenlijk het mooist?” vraag ik aan H. Daar moet ie een tijdje over nadenken. Hij kiest er twee. De blauwe met doorlopende strepen en míjn lievelingskom. Maar veel maakt het hem allemaal niet uit.
Mij wel. En nu ik hem heb uitgelegd welk kommetje ik zelf altijd kies en waarom (ik vind em niet alleen het mooist, maar de gladde rand drinkt ook het lekkerst) zet hij díe ’s morgens bij het ontbijt voor me neer. Lief.

 


 






zaterdag 21 februari 2015

Sportief bezig

Met een kickboksende dochter en een man die twee avonden per week naar fitness gaat, voel ik me af en toe schuldig over mijn gebrek aan sportiviteit

Mijn dochter E. zit op kickboksen. Toen ze er aan begon, leek het me gruwelijk, maar ze gaat niet voor gevechten de ring in. Het gaat haar om de conditietraining. Voor mijn werk maakte ik een reportage op een kickboksschool en sindsdien heb ik er een sympathieker beeld van. (ik schreef er dit blogje over)

E. is fanatiek. Na een half jaar reizen in Zuid-Amerika kwam ze terug met bijna tien kilo extra gewicht en dat moet er af. Niet met enge dieetprogramma’s, maar vooral met een streng sportregime: drie keer per week doet ze een kickbokstraining en dat met een fulltime baan. Petje af, ik doe het haar niet na.

Half januari besloot H. – onder enige dwang van onze dochter -om zijn goede voornemens voor 2015 waar te maken en zich in te schrijven op een sportschool. Sinds die tijd gaat hij twee keer in de week sporten. Hij komt steeds blij thuis en vertelt dan met enige trots hoe lang hij op de loopband heeft hardgelopen, op de crosstrainer gecrosst, op de hometrainer gefietst en meer. Hij voelt zich er goed bij en ik ben blij dat hij het doet, want de laatste jaren begon hij een beetje in te kakken en uit te dijen. Ik vind het helemaal niet erg om een wat actievere en strakkere man te hebben.

Soms verzucht ik dat ik ook wat meer lichaamsbeweging zou moeten hebben. (In het najaar begon ik met Salsadansen, maar de vervolgcursus ging helaas niet door)
‘Dan ga je toch gezellig met pappa mee naar de sportschool’, zegt E., maar daar moet ik niet aan denken. De sportschool hoeft van mij niet zo nodig. Ik ga liever naar buiten, een eind lopen of fietsen.
Dus heb ik me voorgenomen dat ik minimaal 40 kilometer per week fiets. Ook als het geen leuk fietsweer is. Vandaag bijvoorbeeld. Het is grijs en miezerig; weer om lekker binnen te blijven als je niet naar buiten hoeft. Maar ik trek onverschrokken mijn regenjas aan en fiets acht kilometer naar de stad. Daar doe ik een klein, niet eens noodzakelijk boodschapje en dan fiets ik terug. Buiten adem van de tegenwind en met mijn haren plakkend in mijn gezicht zet ik mijn fiets in de schuur.

Op de kilometerteller staat voor deze week dertig kilometer. Morgen nog tien en dan heb ik netjes mijn limiet gehaald. Wat nou sportschool? Als dit geen workout is. Ik heb er niemand bij nodig, het kost niks en ik heb een uur gezonde buitenlucht gehapt. Tevreden hang ik mijn regenjas op en wrijf mijn haar droog. 

En dan heb ik nu een lekker kopje met-de-hand geschuimde cappuccino verdiend!

woensdag 18 februari 2015

Waar een lentegevoel goed voor is


Als de nachten nog koud zijn, de dag nevelig begint, maar ’s middags een stralende zon doorbreekt; als de koolmezen dan uitbundig hun tweetonige roep laten horen en ergens een kraai vliegt met een snavel vol nestmateriaal (of iets dat er verdacht veel op lijkt)…. Dan krijg ik een lentegevoel. Ook al is het pas half februari.
De afgelopen dagen kreeg ik steeds meer zin om iets in de tuin te gaan doen. Vandaag hebben H. en ik allebei vrij, Jammer genoeg blijft de zon vandaag weg. De ijzige laag wit die de vorst vannacht op de grond heeft achtergelaten blijft tot ver in de morgen liggen
Toch trekken we aan het begin van de middag de tuinhandschoenen aan. H. knipt al het dode hout in de achtertuin weg en ik ga een klimop te lijf, die ons hele tuinmuurtje voor aan de straat heeft overwoekerd. Het is koud, maar van het trekken aan de klimop krijg ik het warm. In één moeite door verover ik een halve meter tuinpad terug op de bodemkruipers en dode bladeren die zich daar vanaf vorige herfst verzameld hebben.

Als ik mijn klus af heb en alle weggeknipte klimop en andere rommel in een grote plastic zak heb gepropt, loop ik achterom en zie dat hier ook hard gewerkt is. Bossen afgestorven takken liggen netjes op het terras en de tuin ziet er opgeruimd en overzichtelijk uit.
Tevreden met ons werk gaan we naar binnen, waar het lekker warm is. Als ik van achter mijn koffie naar buiten kijk, zie ik een grote bos bloeiende sneeuwklokjes. Ik wist dat ze daar stonden te bloeien, maar eerder stonden er stengels van een uitgebloeide plant voor..Een merel scharrelt rond op de vrijgekomen plek.
Ik zie dat het randje grind tussen het huis en het terras door vogels is omgespit. Langs de hele rand liggen steentjes op de terrastegels. Ik zie ook dat de tegels groen zijn uitgeslagen, dat de stammetjes brandhout een rommeltje zijn, dat verschillende struiken eigenlijk verplaatst moeten worden … Hoe langer ik naar buiten kijk, hoe meer werk ik zie.

Maar dat kan wachten. Ik negeer al die dingen en kijk er overheen naar de mezen die aan een vetbol hangen. Ze zijn blij met het extra voedsel nu het al een tijdje elke nacht vriest. Het is nog echt geen lente. Maar soms alvast een beetje lentegevoel kan geen kwaad. Zo wordt er nog eens wat gedaan in onze tuin.



zaterdag 7 februari 2015

Waarom krijg ik moordneigingen van de intercomstem bij de Lidl?

“Beste klant, kassa 4 gaat voor u open. U kunt uw boodschappen alvast op de band leggen.” Ik loop langs de schappen van de Lidl als door de intercom luid de vrouwenstem klinkt. In de tijd die je nodig hebt om de winkel door te lopen en je boodschappen te verzamelen, is ze altijd wel een paar keer te horen. Altijd met dezelfde ingeblikte zinnetjes. “Filiaalmanager, naar de kassa alstublieft!” of “Beste klant, kassa 6 gaat voor u open. Dit is een pinkassa. Bij deze kassa kunt u alleen pinnen”
De stem is vriendelijk en melodieus en maakt iedere week tijdens de zaterdagse boodschappen moordneigingen in me los. Waarom heb ik zo’n hekel aan deze vrouw? Ze geeft toch gewoon nuttige informatie aan het winkelend publiek door?

                 

De intonatie deugt niet.
Béste klant. U kúnt uw bóódschappen alvást op de bánd léggen. Er zijn teveel benadrukte woorden en er is te veel melodie. Zo praat niemand! Behalve misschien een ouderwetse kleuterjuf die niet begrepen heeft dat je kleuters ook serieus moet nemen.

Is het wel nuttige informatie?
“Filiaalmanager, naar de kassa alstublieft!”, klinkt het per winkelbezoek een aantal keren. Waarom moeten we dit als klanten allemaal horen? Waarom gaat dat niet discreet met een oortje naar de betreffende filiaalmanager? Het is alsof we allemaal nadrukkelijk moeten weten dat deze manager over ons waakt. Zodra er iets aan de hand is, komt de filiaalmanager zelf te hulp. Geen paniek, alles is onder controle. Er wordt gewaakt over deze winkel.

Hoe hoog is het IQ van de gemiddelde klant?
“Dit is een pinkassa. Bij deze kassa kunt u alleen pinnen,” roept de vrouw met groot enthousiasme. Wat ontzettend fijn dat ze dat uitlegt. Anders zou iemand misschien kunnen denken dat een pinkassa bedoeld was voor mensen die contant willen betalen.

Een zangerige, overenthousiaste, over-articulerende stem die overduidelijke dingen uitlegt en ons een alomtegenwoordige filiaalmanager aanpraat. Logisch dat ik daar allergisch voor ben. Ik loop daar als klant van de Lidl en die klant wordt door deze omroepstem absoluut niet serieus genomen. Tot nu toe is mijn reactie op elke omgeroepen boodschap dat ik m’n ogen naar boven draai en nabouw: “Béste klant, u kúnt uw bóódschappen alvást op de bánd léggen.” Maar misschien besluit ik over een tijdje wel om eens naar een andere supermarkt te gaan. Ergens waar níet zo’n enge mevrouw me elke vijf minuten toespreekt alsof ik een IQ van 70 heb.


Lidl, doe die stem wég asjeblieft.   

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...