zondag 30 november 2014

Hip hip hoera


Op 27 november is het precies een jaar geleden dat ik een nieuwe heup kreeg. Ik vind dat iets om even bij stil te staan en neem een dadelrol mee naar m’n werk. Als ik de trap op loop naar mijn werkplek, denk ik aan hoe ik voor het eerst weer voorzichtig met krukken op die trap naar boven ging. Hoe anders is het nu.
“Vandaag heb ik een privé-jubileumpje”, zeg ik tegen m’n chef, die al achter zijn bureau zit. “O ja?” Hij kijkt me nieuwsgierig aan. “Mijn heup is precies één jaar oud,” vertel ik, “dus ik vier een kleine deelverjaardag.” De andere collega’s van mijn afdeling werken vandaag thuis of hebben vrij. Met z’n tweeën eten we halverwege de ochtend een groot deel van de dadelrol op. Lekker.

’s Avonds heb ik dansles. Voordat ik mijn heup brak, ging ik twee keer per week hardlopen, maar dat werd me afgeraden met de kunstheup. Het kán wel, maar dan heb ik kans op een snellere slijtage. Om toch in beweging te blijven, ben ik nog niet zo lang geleden begonnen met salsadansen. Vorige week was de laatste les van de eerste reeks “Ladies Freestyle” voor beginners. Van een aantal anderen heb ik gehoord dat ze willen overstappen naar een cursus voor paren en sommigen willen er mee stoppen. Ik ben dus benieuwd hoeveel mensen er overblijven voor ‘beginners 2.”

De cursus begint al om kwart over zeven en ik moet me altijd haasten om op tijd te zijn. Tegen de wind in fiets ik door de miezeerregen de zeven kilometer naar Nijmegen. Het is bijna kwart over zeven als ik bij de dansschool aankom. Er komt salsamuziek uit de kleine zaal boven, maar ik hoor geen stemmen. Als ik binnen kom, zijn alleen Linda en Betho van de dansschool er. Niemand van de andere cursisten? Nee, ook niet als we nog een tijdje wachten.

Wat nu? Wil ik tóch les of liever niet? Ik zeg dat ik graag wil dansen. Anders ben ik voor niks dat hele eind door de regen gefietst. Betho belooft dat hij over een oplossing gaat nadenken en verdwijnt naar beneden. Een beetje onwennig beginnen we aan een eenpersoons les. We nemen alle danspassen en figuren door die we in eerdere lessen geleerd hebben en Linda laat zien hoe sommige dingen makkelijker of mooier kunnen. Het uur is zo om.

Om kwart over acht is Betho terug. Hij stelt voor dat ik bij een andere groep aansluit die al wat verder is. Op de maandagavond om zeven uur. Ik ben niet blij met zeven uur en ik ben helemáál niet blij met een groep die al wat verder is. Zó soepeltjes leer ik het allemaal niet. Ik vraag of er weer een eerste beginners groep is, waar ik later bij kan aanhaken. Die is er niet. Maar nu deze groep uitvalt, kan er misschien nog snel iets georganiseerd worden, want er zijn wel liefhebbers, waar geen avond meer vrij voor was. Als ik wil mag ik dan voor niks nog eens de eerste beginnerscursus meedoen. Hij zal me op de hoogte houden.


Door de koude herfstavond fiets ik naar huis met een warm gevoel. Ten eerste omdat ik het van een uur intensief salsadansen gewoon warm heb gekregen. Maar ook omdat er zo met me mee gedacht wordt. En tenslotte omdat ik gewoon heel blij ben dat ik, een jaar nadat ik misselijk en ellendig wakker werd na een heupoperatie, nu zonder probleem op een avond heen en weer fiets naar Nijmegen om daar salsa te dansen. 

vrijdag 21 november 2014

Bedelaars en straatmuzikanten

Ik heb boodschappen gedaan bij Albert Heijn en loop nog even naar de andere kant van het plein om printpapier te halen. Als ik terugkom, hoor ik muziek. Zachte, eentonige accordeonklanken. Ik zoek met mijn ogen naar de muzikant. Die verwacht ik bij de ingang van de Appie, want dat is een plek waar wel vaker een accordeonist of iemand met een gitaar zit. Maar daar zit ie niet. Hij zit een beetje weg gepropt achter de lange rij boodschappenkarretjes. Zo bescheiden als de muziek klinkt, zit de man erbij. Als ik naar mijn fiets loop, kom ik er langs.
Tijdens het lopen heb ik al geconstateerd dat deze man geen muzikaal wonder is. Zijn repertoire lijkt maar uit een paar maten muziek te bestaan. Toch leg ik een euro in zijn bakje voordat ik mijn fiets van het slot haal en wegrijd.

In mijn eigen woonplaats kom je ze niet zo heel veel tegen: straatmuzikanten en bedelaars. Maar in grote steden kun je aardig wat kleingeld kwijt zijn als je in elke hoed, pet of gitaarkoffer een paar munten gooit. Toen we een paar dagen in Rome waren, zagen we elke dag wel een paar oude vrouwen die helemaal in elkaar gekropen op straat zaten: geknield, het hoofd diep naar de grond gebogen en met één uitgestrekte hand bedelend. Het irriteerde me. “Is er echt helemaal niets anders wat je kunt doen om wat geld te verdienen?” dacht ik. In Santo Domingo liepen dit soort oude bedelvrouwen de pleinen te vegen. In Rome zaten ze midden tussen de rommel een zielig handje op te houden.

Oordeel ik te makkelijk? Misschien.
In elk geval besloot ik in Rome om drie keer per dag geld te geven aan iemand op straat. Ik koos altijd mensen die er iets van probeerden te maken. Een trompettist die een melancholiek lied blies, een man die z’n geschminkte hoofd uit een kinderwagen stak en grapjes maakte naar iedereen die langs kwam (vooral de kinderen maakte hij aan het schrikken en aan het lachen), een levend standbeeld…

Is het eerlijk om te kiezen voor de mensen die het toch wel redden boven de allerzieligsten die alleen nog maar in een hoekje kruipen achter een kartonnetje met de vraag om wat geld voor eten? Ik ben in elk geval niet de enige die het doet. En als ik hier in Nederland zulke bedelaars tegenkom, kan ik niet geloven dat ze die euro’s die ze zo bij elkaar bedelen echt gebruiken om een broodje te kopen.
Ach, misschien denk ik er over een paar jaar heel anders over en krioelt het dan ook in onze steden en dorpen van de oude, zielige vrouwtjes die hun hand op houden. Misschien verander ik dan mijn strategie en geef alleen nog maar aan de armste, de oudste, de eenzaamste. Tenslotte lijkt het er tegenwoordig op dat we allemaal in die positie terecht kunnen komen.


vrijdag 14 november 2014

Donkerbeleving in het MuZIEum


“Heeft iedereen z’n tas in een kluisje gedaan? Volg mij maar deze gang in. Mensen die een bril op hebben mogen die hier achterlaten. Binnen heb je hem niet nodig. Zijn alle telefoons uit? Dan gaan jullie nu door deze deur naar binnen en daar zul je je gids ontmoeten. Veel plezier.”
We staan met z’n zessen in een kleine ruimte. Als de deur dicht gaat, zien we ergens nog een klein streepje licht, maar dat zal straks ook verdwijnen. 

Een blinde gids staat ons op te wachten. Ze stelt zich aan ons voor en vindt in het donker één voor één onze handen om te schudden. Dan gaan we op pad door de onzichtbare ruimte. In één hand een blindenstok, de andere hand tastend langs de muur die ons hier als houvast kan dienen.
Ineke heet onze gids. Ze heeft een stevige, vrolijke stem waarmee ze ons voortdurend de weg wijst, geruststelt, aanwijzingen geeft, grapjes maakt en steeds laat weten dat ze in de buurt is. 

Ons groepje doet de ‘vakantie’ rondleiding. We gaan naar Italië, zo vertelt Ineke. Dat doen we met het vliegtuig, en nu zijn we op weg naar de band waar de koffers aan zijn gekomen. Na een paar meter moeten we de veilige muur loslaten en voel ik voor me de ‘band’ met bagage. Ik herken een grote koffer, een kleinere koffer en dan voel ik iets dat ik niet thuis kan brengen. Weer een koffer… een buggy… Verderop hoor ik de stem van Ineke, die de voorste van ons gezelschap vanaf de koffers naar een volgende plek begeleidt. Even later voel ik na een laatste tas niets meer.

Ik stap de leegte in, maar daar is mijn gids alweer. Ze pakt mijn tastende hand en legt die tegen een volgend stuk muur. “Volg deze muur maar, dan kom je vanzelf bij het hotel.” Dan praat ze weer tegen de hele groep: “Ik heb namelijk een geweldig viersterrenhotel voor jullie geboekt. Je komt nu bij de balie. Voel maar wat er allemaal op de balie staat.”
Een laptop staat er en een telefoon. En een belletje, waarop iedereen die het vindt even een klap geeft om het te laten rinkelen. Vanaf het hotel gaan we naar de markt, waar ik met mijn neus tegen de tassen en sjaals aan loop die bovenaan de kraampjes hangen. Ik ruik uien, voel een kokosnoot en een paar onduidelijke groentes, er is kraampje met schoenen. Ineke roept iemand naar de overkant om te komen ‘kijken’ naar de leuke zonnebrillen en even later leidt ze mij naar het pashokje waarin ik die leuke jurk kan passen die ik intussen vast wel gevonden heb.Voetje voor voetje schuifel ik over de markt. Geconcentreerd probeer ik alles thuis te brengen wat ik voel en ruik. 

Veel te snel moeten we alweer door, want er zijn ook – wat een buitenkansje – kaartjes geregeld voor een belangrijke voetbalwedstrijd. Weer staat Ineke klaar om iedereen bij de hand te pakken, een opstapje op te leiden en een plaats op de tribune te wijzen. “Hier is nog een plaats waar je kunt zitten.” Met mijn stok verken ik het opstapje en als ik die hindernis genomen heb, voel ik naar voren waar de lege plaats is. Ik voel benen en mijn collega grinnikt dat de lege plaats iets verder naar links is. Terwijl iedereen een plaats zoekt, is langzaam het geluid van een voetbalwedstrijd opgekomen. Het geluid is nu op volle sterkte en Ineke roept er enthousiast doorheen hoe spannend het is. Als er een doelpunt valt, juichen we en trappelen uitgelaten op de houten tribune. 

Maar veel tijd hebben we niet. Nog voordat de wedstrijd is afgelopen, moeten we alweer verder, want er staat nog een trip door Venetië op het programma. Schuifelen langs een muur, de hand van Ineke en dan zit ik op een boot. Je hoort water kabbelen en het wiebelt. Omdat ik zelf zo vaak met een kleine boot op het water kom, heb ik hier wat meer fantasie nodig om in het verhaal mee te gaan. Ineke doet haar best. Ze vertelt over Venetië en dat we naar het San Marco plein gaan om daar op een terrasje wat te drinken.
Om de beurt uit de boot stappen is lastig, want ik weet niet waar iedereen is en of ik per ongeluk voordring of achterblijf. Ik tik regelmatig zachtjes met mijn hand tegen de rug van degene die voor me staat en als die buiten bereik is, zal het mijn beurt wel zijn om op de wal te stappen. Ik krijg gelukkig weer hulp van Ineke. 

In een rijtje gaan we op weg naar het San Marco Plein. Weer kunnen we een muurtje volgen, dat ons om een scherpe bocht leidt en dan is het even een geharrewar om een lege kruk aan de bar te vinden. Voorzichtig voel ik langs een aantal benen, en dan heb ik m’n kruk. Voor 90 cent kunnen we ieder een drankje bestellen. Ik heb alleen een hele euro, wat wel erg makkelijk is. Om het moeilijk te maken, vraag ik mijn buurman of we samen zullen doen. Ik geef hem mijn euro, krijg een dubbeltje terug en we proberen samen te controleren of er nu 1,80 op tafel ligt. Best lastig, zelfs als je weet dat elke munt z’n eigen ribbelpatroon rondom heeft. Alles wat je neerlegt, is meteen weg.

Terwijl iedereen z’n blikje of flesje leegdrinkt, vraagt Ineke ons hoe we denken dat ze er uit ziet. Er worden wat leeftijden geroepen en alle haarkleuren komen voorbij. Ze onthult dat ze een roodharige met sproeten en flaporen is. Buiten zal even later blijken dat dat een glasharde leugen was, want onze kleine gids is spierwit van haar en een stuk ouder dan iedereen gedacht had. Ze heeft er echt lol in.

Ik heb geen idee hoe lang we binnen geweest zijn. Als iemand vertelt dat het een uur was, ben ik verbaasd. Net als de meeste anderen dacht ik dat het veel korter was. Er is weer licht, de brillen mogen weer op en de tassen uit de kluisjes. Het was precies wat de naam zegt: een donkerbeleving. Bijzonder om mee te maken, maar ik ben toch wel erg blij dat het voor mij maar een tijdelijke beleving was. 

donderdag 6 november 2014

Rome, eten bij Ai Marmi


Na een dag vol oudheid in het Colosseum en het Forum Romanum gaan we eten in de gezellige wijk Trastevere. Voor Pizzeria Ai Marmi staat een rij wachtenden. Ik weet niet of ik wel zo’n zin heb om daar achter aan te sluiten om te wachten tot ik aan tafel mag. Maar H. is overtuigend. De pizza’s moeten hier erg lekker zijn. Trouwens, de mensen staan hier toch niet voor niets in de rij om er binnen te kunnen?
Ik laat me overhalen en het duurt niet eens lang voor we een plaats aangewezen krijgen. De kale, marmeren tafeltjes staan in rijen tegen elkaar aan geschoven. Dat heeft Ai Marmi de bijnaam Obitorio opgeleverd, oftewel Lijkenhuisje. We krijgen een plekje vlakbij de open deur, naast een Frans stel. Tegelijk met hen bestellen we. Een voorgerecht van gefrituurde courgettebloemen en een pizza. Onder het wachten kijken we gefascineerd naar de koks, die in een hoek van het restaurant razend hard aan het werk zijn.

Eén man verdeelt een grote homp deeg in bolletjes, die hij met een paar snelle bewegingen tot een platte ronde pizzabodem rolt. De bodems worden op een marmeren werkblad gelegd, waar ze door twee anderen rijkelijk worden belegd. Een vierde man schuift de platte pizza’s in een open houtoven, waarin een vuur brandt dat af en toe gevoed moet worden met een nieuw stuk hout.


Het is druk. Wel een kleine  honderd gasten zitten binnen en buiten aan de tafeltjes en zodra een plek vrij komt, wordt die weer ingenomen. Voor de deur staat alweer een flinke rij, maar er lopen ook mensen gewoon langs de wachtenden naar binnen. We vragen ons af wat het systeem is, als een man uit de wachtrij ineens boos naar binnen komt om zijn beklag te doen over de voordringers. Hij wenkt zijn gezelschap naar binnen en er worden snel plaatsen georganiseerd. Tussen ons en de Fransen past nog een stel. Het zijn Italianen uit Rome. Ze vertellen ons hoe goed deze pizzeria is en hoe druk. Elke dag rijen voor de deur. Intussen hebben we ons voorgerecht op en komen de pizza’s. Het smaakt inderdaad prima. Terwijl we eten, blijven we ons verbazen over de snelheid waarmee er voortdurend nieuwe pizza’s gemaakt worden.
Als we uitgegeten zijn, staat er uit het niets een ober naast ons om af te rekenen. Hij brengt een leeg blocnote mee en we mogen zelf vertellen wat we hebben gegeten. Duur is het niet en we geven een ruime fooi. Dan schudden we handen met onze internationale tafelgenoten en zodra we onze hielen gelicht hebben, staan er weer nieuwe gasten klaar om onze plaatsen in te nemen.
“Dat was leuk hè!” zegt H. een beetje triomfantelijk als we weer buiten lopen. Ik geef hem gelijk. Deze pizzeria was een belevenis. En het eten was nog lekker ook. Ai Marmi aan de Viale di Trastevere. Een aanrader als je in Rome bent. 

woensdag 5 november 2014

Rome: Het Pantheon

Als je foto’s ziet van het Pantheon in Rome zijn dat meestal plaatjes van de binnenkant. De ronde koepel met midden bovenin een gat (de oculus) waar het daglicht naar binnen valt, geeft de kerk een sierlijk, luchtig karakter. Van buitenaf is het een dichte, ronde steenmassa met aan de voorkant een vierkante zuilengalerij.

“Is dit wel het Pantheon?” vraag ik me even af voordat we tussen de hoge zuilen door naar de ingang lopen. Achter de openstaande, enorme bronzen deuren kunnen we een stukje van de ronde ruimte zien, maar halverwege de zuilengalerij staan dranghekken. Er is een mis bezig en dan mogen toeristen niet naar binnen. We sluiten ons aan bij de wachtenden en na een paar minuten lopen er wat mensen weg zodat we helemaal vooraan staan. In de verte zien we de ruggen van een rijtje nonnen met blauwe kappen die de mis bijwonen.
Twee bewakers staan achter de dranghekken en geven geduldig antwoord op vragen van wachtende toeristen. Hoe laat is de mis afgelopen? “A mezzodia” (om 12 uur). Nog een kwartiertje. Een dikke man met een fototoestel mag om duistere redenen om het hek heen. We zien hem door de kerk lopen en foto’s maken. Vreemd.

Na een tijdje komen de eerste kerkgangers naar buiten. In de mensenmenigte wordt een smal gangetje voor ze vrijgehouden. De bewakers beginnen de dranghekken weg te halen, maar gebaren dat we nog even moeten wachten. Iedereen blijft netjes voor een denkbeeldige lijn staan. Pas als na een paar minuten een gebaar komt dat duidelijk “Kom maar binnen” betekent, begint de hele groep langzaam en eerbiedig naar binnen te schuifelen.


De lichtval in het Pantheon is fantastisch. We proberen uit te vinden waar je precies midden onder de oculus staat. Daarbij ontdekken we dat er overal in de marmeren vloer afvoergaten zitten. Logisch natuurlijk, want als het regent, moet het water ergens heen kunnen.
De diameter van het Pantheon is 43,3 meter. We lazen ergens dat de koepel van de Sint Pieterskerk door ontwerper Michelangelo uit respect voor het Pantheon nét iets kleiner gebouwd werd. Zoiets vind ik nou leuk. 

De koepel waar we nu onder staan is van beton. Een gebouw van bijna tweeduizend jaar oud met een betonnen dak. De kwaliteit van dit Oud-Romeinse beton moet toch wel beter zijn dan die van hedendaags beton. Ik geloof niet dat er tegenwoordig nog iets gebouwd wordt dat langer dan een paar honderd jaar stand houdt.
De muren zijn dan ook zeven meter dik en de koepel is van onder naar boven van steeds lichter materiaal gemaakt. Het cement rondom het gat is van gemalen puimsteen en dat vlak boven de muren van basalt. Ook wordt de schil van de koepel naar boven toe steeds dunner. Door de opening bovenin, heeft de koepel genoeg speling om aardbevingen te kunnen doorstaan. Dat blijkt.

In de ruime kerk lijkt de hele groep die net in het portaal stond op te lossen. We zien stelletjes die zichzelf fotograferen van onder naar boven onder de oculus. Tussen de toeristen staan nog wat kerkgangers na te praten. Veel mensen maken (net als ik) stiekem foto’s van de nonnen.
We maken nog even een rondje langs het graf van Rafaël en dat van VittorioEmanuele II, maar het mooist van het Pantheon vind ik toch de ruimte zelf, waar je je zo klein voelt als een mier.


Nog even ademen we de stilte in, die zelfs met al die mensen om ons heen in de koepel hangt. Ik neem nog een laatste foto. Dan storten we ons weer in de drukke nazomerdag in het centrum van Rome.

Botten

Aanmelden voor mijn afspraak in het ziekenhuis gaat met een QR-code die ik op m’n telefoon heb staan. Er komt een bonnetje tevoorschijn waar...