woensdag 28 augustus 2013

Opdrukken

Opdrukken heb ik nooit gekund. Voor het sjouwen van zware spullen heb ik altijd hulp ingeroepen. De gedachte aan trainen met gewichten (nou ja, gewichtjes) is wel eens bij me opgekomen, maar eigenlijk vond ik het wel best. Ik was tevreden met een behoorlijke conditie door hardlopen en fietsen.

Mijn gebrek aan spierkracht wreekt zich nu ik me met krukken vooruit moet slepen. De eerste week had ik zo veel spierpijn in mijn schouderbladen dat ik bang was voor een peesontsteking. Maar alles went en heel langzaam bouw ik op. Eerst kwam ik niet verder dan het toilet en terug. Daarna kwamen er hink-wandelingetjes naar het achterterras bij. Pas na een paar weken durfde ik het aan om echt de straat op te gaan. Tot de hoek en terug. Een stukje van niets, maar ik voelde m’n schouders en ook de rechterarm die ik begin dit jaar brak.
Een week geleden ‘liep’ ik een echt blokje om. Omdat ik wel eens wilde weten hoe ver dat eigenlijk was, zette ik mijn hardloop-app ‘runkeeper’ aan.
Driehonderdveertig meter…in twintig minuten!

Teleurstellend? Wel als je het vergelijkt met de afstanden en tijden van voordat ik mijn heup brak. Maar als je bedenkt dat ik me voor elk stapje min of meer moet opdrukken, is het toch niet gek. Opdrukken heb ik nooit gekund. Het lijkt me niet slim om het in deze omstandigheden te proberen, maar het zou me niet verbazen als mijn armen er nu wél sterk genoeg voor zijn.

woensdag 21 augustus 2013

Inspiratie van bovenaf














Een man op het dak!
Hij staat op het randje.
Hij wil toch niet springen?
Ik schrik me kapot!

Een man op het dak.
Hij roept naar beneden.
Hij wankelt een beetje;
straks valt ie, mijn god!

Een man op het dak…
hij haalt iets tevoorschijn;
steekt een sigaret op,
neemt een diepe trek.

Dan draait hij zich om
en klimt naar beneden.
De klus is geklaard en
het dak niet meer lek.

Om half 8 's morgens bellen ze al aan, de dakdekkers. Ze komen het dak aan onze kant van de twee-onder-een-kap vervangen. We hebben de twijfelachtige eer dat ons dak na veertien jaar de slechtste conditie heeft van alle soortgelijke daken in de straat. Zo zorgwekkend, dat ons voorspeld werd dat een flinke najaarsstorm wel eens een hoek los kan trekken en ons letterlijk dakloos maken.
Vandaag wordt er de hele dag op ladders geklommen en op het dak heen en weer gelopen en er klinken van bovenaf allerlei soorten geluiden die ik niet precies thuis kan brengen. Het doordringende boorgeluid dat alle communicatie hier in huis onmogelijk maakt, duurt gelukkig maar een half uurtje.
Koffie hoeven de mannen niet en hun lunch gebruiken ze ook liever gewoon in hun busje. Het toilet wordt wel af en toe bezocht. Keurig eerst de schoenen op de mat en op mijn waarschuwing dat er een toiletverhoger op de wc zit (die er best even afgehaald mag worden) wordt vriendelijk wuivend gezegd dat dat toch niks uitmaakt!
Om vier uur zwaaien ze af. “Morgen maken we de klus af. Maar het is al waterdicht hoor!”
“Zijn jullie dan weer zo vroeg?” vraag ik en bijna verontschuldigend zeggen ze van wel.

Vanmiddag, toen ik buiten een conditierondje op krukken deed, zag ik een van de mannen op het randje van het dak staan. Niks aan de hand, maar het inspireerde me wel tot het bovenstaande gedicht.


woensdag 14 augustus 2013

Hulpmiddelen

 
Mijn dochter E. duwt me gezellig in de rolstoel naar het dorp. We gaan naar de bibliotheek, naar Albert Heijn, naar het Kruidvat en tenslotte wil ik nog even naar de natuurdrogist, want daar hebben ze losse, rode henna. “Leuk”, zegt E. “daar ben ik nog nooit binnen geweest”. We kijken een tijdje rond en dan rol ik naar de kassa voor m’n henna. Naast de kassa zie ik aan een rek een hulpmiddel hangen om sokken aan te trekken en nieuwsgierig vraag ik hoe duur zoiets is. “Negen vijfennegentig”, zegt de dame achter de kassa en meteen reikt ze achter zich om een catalogus te pakken. “Misschien is dit ook wel interessant om te bekijken.” Vitility heet het boekwerk dat ze me aangeeft. “Om in te kijken of om mee te nemen?” vraag ik voor alle zekerheid, want de catalogus oogt als een dure glossy. “Meenemen”, zegt ze glimlachend en ze groet vriendelijk als we de deur uit gaan.

Thuis blader ik Vitility door en er gaat een wereld voor me open. Met rolstoelen, krukken en een douchekruk ben ik bekend. Ook ken ik wel de wc verhoger en de stangen voor extra steun die je in invalidentoiletten ziet. De sok-aantrekker associeerde ik met steunkousen, en nu ik zelf niet bij m’n rechtervoet kan, zie ik dat het ook gewoon een handig hulpmiddel is. Maar dat er een hulpmiddel bestaat om bij je ritssluiting te komen, om een knoop door een knoopsgat te trekken en om een bh aan te trekken…
Ik vind een tube-uitknijper, no water shampoo, een aanbrenghulp voor bodylotion en verlengde nagelknippers. Bestek voor wie z’n hand niet kan buigen, bekers voor wie z’n nek niet kan buigen, rietjes voor wie helemaal niets meer kan buigen en zelfs tuingereedschap voor minder validen.
Tegen het eind van de catalogus kom ik plaatjes tegen van meer frivole dingen als trim-apparatuur. Gymnastiekbanden, steptrainers en fietstrainers en zelfs Kangoo Jumps, ‘rebound cross-training schoenen’ met een veersysteem eronder.

Ik realiseer me dat ouderen en minder validen een commercieel interessante groep zijn. Washulp, bladzijde omslaghulp, sleutel omdraaihulp, auto uitstaphulp, je kunt het zo gek niet bedenken.  Als je iets niet zelf kunt, schijnt er altijd wel een bruikbaar hulpmiddel voor uitgevonden te zijn.Ik sla de catalogus dicht en slaak een zucht van verlichting. Als ik voortaan iets niet zelf kan, hoef ik alleen het juiste hulpstuk te vinden. Als er een keukendoekjes uitwringhulp bestaat, moet het toch bijna onmogelijk zijn om een hulpmiddel te bedenken dat níet bestaat. “We make your life easier” staat er voorop mijn catalogus. En de jonge vrouw met armen vol handige hulpjes op de omslag lacht zo blij, dat ik me bevoorrecht voel om tijdelijk invalide te zijn.

vrijdag 9 augustus 2013

De tuinen van Appeltern

De kassa is laag genoeg om vanuit een rolstoel kaartjes te kopen. "Twee toegangskaartjes en een parkeermunt graag". De mevrouw achter de kassa kijkt me vriendelijk aan en vertelt dat er voor mensen in een rolstoel plus begeleider een lager tarief geldt. We betalen een tientje minder dan normaal en vragen ons verwonderd af waarom dat eigenlijk is.
De tuinen van Appeltern profileren zich als zeer toegankelijk en inderdaad kun je met de rolstoel bijna overal makkelijk komen. We zijn er vaker geweest, maar met zo'n andere kijkhoogte is het toch anders.

Het is lekker weer en in dit seizoen bloeit alles uitbundig. H. duwt me blijmoedig tussen kleurige borders door, over smalle paadjes, langs stille vijvers, over brede terrassen en over grappige bruggetjes. Een enkele keer lopen we vast als er een trappetje in het pad zit, maar altijd is er een omweg mogelijk om toch rijdend verder te kunnen.
Het tuinencomplex is groot, maar door de indeling in allemaal verschillende tuinen en hoekjes met steeds een andere sfeer, lijkt het toch kleinschalig. Als we op een groot terras iets gaan drinken, zien we dat het behoorlijk druk is. H. draagt het dienblad en over de gladde terrastegels kan ik makkelijk zelf met de rolstoel manoeuvreren. Bij een kleine helling ga ik voorzichtig naar beneden. Ik zie een mevrouw op het puntje van haar stoel zitten om in te grijpen als ik op hol sla. Ik lach naar haar "het gaat goed hoor." Bij het tafeltje dat we uitkiezen, zet iemand gauw een stoel voor me opzij. Ik voel me alsof ik een rol  speel die niet helemaal bij me past.
Een tijdje later komen we bij een wat ruiger gedeelte. Het pad loopt omhoog over een heuvel met gras. Erachter staat een gek huisje waar H. een foto van wil maken. "Ik laat je even hier staan, oké?"  Ik neem de gelegenheid waar om even uit de stoel te komen. Op m'n krukken verken ik de picknickbankjes vlakbij. Even op zo'n houten bank zitten en m'n rug strekken. Daarna kan ik de rolstoel weer aan voor een rondje door de nieuwste experimentele tuinen.


"De straat als tuin" is een van de thema's en we kijken geamuseerd naar een tuin waarin twee halve auto's uit een heg steken en een tuin met aan de zijkant een soort asfaltschotsen, alsof een bulldozer de autoweg heeft weggeschoven om plaats te maken voor begroeiing.


Tenslotte nemen we nog even een kijkje bij onze favoriet. Een tuintje met een golvende, houten schutting. In het hout zijn uitsparingen, waarin grillig smeedwerk is aangebracht. De schutting is gemaakt door een neefje van ons en we vinden 'm leuk!
Om drie uur ben ik moe. Een beetje raar, want ik ben degene die rondgereden wordt. Maar invalide zijn schijnt nou eenmaal extra energie te kosten. We halen nog een bekertje vieze cappucino en dan zoeken we de parkeerplaats weer op. Ik zucht voldaan als ik weer in onze auto ben gekropen. Lekker, zo' n dagje weg. "Was het duwen zwaar?" Vraag ik aan H. Hij grijnst. "Zo heb ik het graag. Jij in een stoeltje en ik duwen." Nou, hij kan nog minstens drie weken z'n hart ophalen.

zaterdag 3 augustus 2013

Shotje zetten

Elke dag moet ik mezelf een dosis clexane toedienen; een tromboseprikje.
Toen ze me dat in het ziekenhuis vertelden, vroeg ik me af of dat nou echt zes weken lang nodig was. Ik vroeg het aan een verpleegkundige van de oude stempel, die gewoon zei dat dat nou eenmaal moet. Ik vroeg het aan de chirurg, die uitlegde dat statistisch net wat vaker trombose voorkomt bij mensen die een been langdurig niet mogen belasten. “Misschien aan de voorzichtige kant, maar we nemen dan liever het zekere voor het onzekere”, zei hij. Hij vertelde ook dat het niet echt een bloedverdunner is, maar dat het wel stolsels voorkomt. Ik was overtuigd.
(Dit ben ik dus niet hè!!)
De volgende morgen leerde de verpleegkundige me hoe ik zelf moest prikken. Met een heel dun naaldje in een richeltje buikvet, dat je tussen duim en wijsvinger naar voren moet knijpen.
Niet echt moeilijk, maar prettig is het niet.
Vier dozen met elk tien spuitjes heb ik uit de apotheek, een verantwoord wegwerpbakje voor de gebruikte naalden en een flesje alcohol om eerst de prikplek schoon te maken.

Elke avond zie ik een beetje tegen de prik op. De eerste dag deed ik iets verkeerd waardoor er een kleine blauwe plek kwam, die lang bleef zitten. Ik zag voor me hoe m’n buik na zes weken voorgoed gevlekt en gespikkeld zou zijn en al loop ik niet meer met mijn navel te koop, daar baalde ik van. Maar inmiddels spuit ik met meer routine en zonder bril zie ik de achterblijvende stipjes nauwelijks.

“Ik moet m’n spuitje nog”, zucht ik ’s avonds tegen H. Hij lacht: “Ga jij maar even je shotje zetten hoor.” En dan gooit ie heel lief het injectiespuitje voor me in het bakje, zodat ik er niet helemaal op m’n krukken heen hoef. 

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...