dinsdag 26 februari 2019

Marker Wadden

Het is kwart voor 12 als ik de grote, houten bouwkeet uit loop, waar ik net een interview had over de Marker Wadden. Vijf nieuwe eilanden die ze aan het bouwen zijn in het Markermeer. Ze zijn van hieraf niet te zien, al sta ik hier aan de rand van datzelfde Markermeer.

De zon schijnt en ik twijfel tussen een terrasje met een cappucino of een stukje lopen langs het water voordat ik het hele stuk weer terug rij. Ik kijk om me heen en zie een stukje verderop een ouderwetse driemaster liggen: de Batavia, een nagebouwd VOC schip. De keus is gemaakt. Ik wandel naar het schip om het van dichtbij te bekijken en een paar foto’s te maken.

Dan loop ik terug langs de kade. Ik luister of er interessante watergeluiden zijn om m’n interview mee te illustreren, maar dat valt tegen. Over een ijzeren loopbrug kan ik naar een smalle aanlegsteiger. Ik blijf boven het water staan, doe mijn ogen dicht en luister:

Het gestamp van een groot schip dat langzaam dichterbij komt, gepraat en geroep van mensen die verderop de Batavia bezichtigen. Gehamer ergens uit een gebouw. De auto’s in de verte op de snelweg die over de dijk loopt. Als ik m’n best doe, hoor ik ook een enkele watervogel. Nee, geen geschikt geluidstafereel bij een interview over een nieuw natuurgebied.

Het geeft niet. Ik mag de vogelgeluiden gebruiken van een podcast van Natuurmonumenten. En de dame die ik interviewde gaf een beeldende beschrijving van het gebied. Alsof we er op het gloednieuwe strand stonden en uitkeken over het weidse, moerasachtige gebied waar de vogels zich meteen al thuis voelen.

Ik draai me om, ga mijn auto uit de parkeergarage halen en rij terug naar huis. Tomtom aan, een vriendelijke zon op het autoraam, en in m’n hoofd ben ik het interview alvast aan het monteren. Best een prima werkdag vandaag.

zaterdag 23 februari 2019

Vissenpsychiater

Het is pas februari, maar de grote voorjaarsopruiming in de tuin is al helemaal begonnen. Vanmorgen brengen we een auto vol snoei-afval naar de milieustraat. Tevreden komen we terug en dan ga ik verder met de geduld-klus waar ik vorige week aan ben begonnen: de strook tuin naast het zijpad leegmaken. Al jaren staat die vol met houttuynia, een mooi plantje dat in de loop van de tijd steeds verder oprukt en vastbesloten lijkt om de hele voortuin over te nemen.
In de smalle strook grond tussen huis en tegelpad zit tot zo’n 20 centimeter diep een krioelende massa witte wortels. Ik haal ze zo goed mogelijk weg, want elk worteltje dat blijft zitten, levert weer een vrolijke, nieuwe houttuynia op.

Na een tijd heb ik er even genoeg van. Ik roep een koffiepauze uit en we besluiten om daarna naar het tuincentrum te gaan. Ik wil klimbonen of peulen tegen de zijmuur laten klimmen en ook binnenkort de kruidentuin reorganiseren. En verder is het gewoon leuk om er even rond te kijken.

Het is een kleurige binnenkomer: waar je ook kijkt staan bakken bloeiende violen. Paars, geel, wit. Een vrolijk gezicht, maar we kopen ze niet. Violen zijn vooral leuk in grote hoeveelheden bij een tuincentrum. Wij gaan op zoek naar de groentezaden en onderweg komen we een frambozenstruik tegen die ons wenkt. Nou ja, een struik… het zijn drie sprietige takken met prijslabel G: 15 euro.
Hopelijk gaat ie veel frambozen opleveren.

We vinden roodbloeiende peulen, die zowel decoratief als eetbaar zijn en dwalen een tijdje rond tussen de pootaardappelen, de plant-uien en allerlei andere bolgewassen. Dan duwen we ons karretje langs het pad naar de kassa, waarbij we natuurlijk eerst langs alle afdelingen geleid worden. We kijken vertederd naar hokken vol jonge konijntjes en dan komen we bij de aquaria, waar ik van de ene verbazing in de andere val.

Arme vissen. Dat je je vissenleven in een aquarium door moet brengen, is misschien al geen groot geluk, maar als dat aquarium dan volgeplempt wordt met déze onzin, moet daar echt een vissenpsychiater bijgeleverd worden. Van kleurige scheepswrakken tot playmobiel duikers, van spongebob figuurtjes tot stillevens met doodshoofden. Wie wil zoiets in z’n huis hebben staan? Je kunt door de decoraties de vissen amper meer zien. Ik moet er hard om lachen, maar ik ben blij dat we het erover eens zijn dat we zo’n aquarium niet hoeven.

Als we met onze aanwinsten thuiskomen, ga ik nog een uurtje worteltrekken en dan is het mooi geweest. Morgen verder, want volgens het weerbericht blijft het voorlopig van dit weer: voorjaar in februari.




vrijdag 15 februari 2019

Warme(truien)dag

De lucht is zo blauw als ons huis. Al is het pas half februari, de tuin roept! In m’n t-shirtje haal ik onkruid weg rondom de pollen sneeuwklokjes die al stiekem een tijdje staan te bloeien. Zo, nu kun je die tenminste zíen.
Ik ben dit voorjaar ergens een rand aardappelplanten van plan en het lijkt me niet verkeerd om dat stukje nu al van een flinke laag compost te voorzien. Eind maart zou je vroege aardappels moeten kunnen poten. Ik ga zorgen voor een gespreid bedje. 
Als ik warm van het spitten naar binnen ga om een kop thee te maken, pak ik er even het plaatselijke krantje bij om de koppen te snellen. “Warm en wollig”, staat met grote letters op de voorkant, onder een grote foto van een groep vrolijke dames in erg roze truien.

“Onder het motte ‘verwarm jezelf, niet de wereld’ melden elk jaar honderdduizenden mensen zich aan voor Warmetruiendag, dit jaar op vrijdag 15 februari,”  lees ik in het bijschrift.
O ja, denk ik, warmetruiendag. Ik wist niet dat dat vandáág was. Het is op die dag de bedoeling om de verwarming een graadje lager te zetten en een warme trui aan te trekken. Dat gaat voorlopig even niet lukken. Ten eerste staat de verwarming uit (en is het met de zon op de ramen tóch 19 graden in de kamer) en ten tweede heb ik helemaal geen behoefte aan een warme trui. .
Hoewel, nu ik een kwartiertje stil zit, wordt het wat frisjes. Tijd om weer aan de slag te gaan in de tuin. Die trui komt vanavond wel. En dat graadje lager ook, want al is het overdag heerlijk voorjaarsweer, in de nachten is het nog hartstikke koud!

zaterdag 9 februari 2019

Moeder-dochter-dag


Op een dinsdag komt mijn Amsterdamse dochter E. eten. Ze vertrekt meteen na haar werk hierheen en zit meteen vast in het verkeer. We eten dus laat.
’s Avonds zit ze gezellig op een kussen voor mijn voeten, zodat ik haar schouders kan masseren. Ze is moe van haar drukke baan en een misschien-wel-aankomend-griepje. Halverwege de film die we aan het kijken zijn, beginnen haar ogen dicht te vallen en kondigt ze aan dat ze gaat slapen.

Woensdag heeft E. vrij genomen om met haar autootje naar de garage te gaan waar ze hem pas gekocht heeft, hier in de buurt. Er moest nog iets geregeld worden.
We rijden er met twee auto’s heen, zodat we door kunnen naar Nijmegen.
Het is een druilerige, grijze dag, maar daar laten we ons niet door weerhouden. Onder onze paraplu’s lopen we door de stad. We zoeken een leuke plek om te lunchen en tot onze verbazing zit het daar stampvol op deze gewone, doordeweekse woensdag.
Dan gaan we naar kaashandel De Wit. Een geweldige, ouderwetse winkel waar ze niet alleen honderd soorten kaas verkopen, maar er ook alles over weten. We willen vanavond kaasfondue eten met groente om te dippen en we krijgen een mengsel mee van geraspte gruyère, emmenthaler en appenzeller.

Als we weer thuis zijn, autootje opgehaald bij de garage, gaan we na een tijdje aan de slag met de kaas. Wijn in een pannetje, kaas beetje bij beetje erbij en langzaam laten smelten. Het duurt eindeloos voordat het mengsel mooi egaal is, maar net als we de moed bijna opgeven, begint het er ineens goed uit te zien. Het pannetje met kaas gaat op een warmhoudplaatje en met z’n drieën halen we er enthousiast broccoliroosjes, stukjes wortel en bleekselderij door. Bij elke dip vormt de kaas lange, kleverige draden en terwijl we allerlei technieken uitproberen om netjes een hap naar het eigen bordje over te hevelen, raken we met elkaars kaasdraden in de knoop en krijgen we de slappe lach. Het is een vrolijke, kazige maaltijd.

En na het eten gaat ze weer, want morgen moet er gewoon gewerkt worden.
Ik geef haar een knuffel.
“Rij voorzichtig!” Ik zeg het tegelijk met H.
Dan is ze weer weg. Een kleine anderhalf uur later krijg ik een whats app berichtje: “thuis 😊
Lekker snel. En lief dat ze het even laat weten.

zaterdag 2 februari 2019

Spartaans appeltaartje

Er is nog wat deeg over van de groentetaart die ik gisteren maakte. Ik maak het tegenwoordig meestal zelf. Het is niet heel veel werk en het is lekkerder dan met de ingevroren plakjes hartige-taart-deeg van de supermarkt. Nadeel is wel, dat ik nu zelf zie hoe vét zo’n deegje eigenlijk is; er gaat een flinke kluit boter in. Maar misschien is het juist wel een voordeel; in het kant en klare deeg zit ongetwijfeld ook zo’n klont vet, maar dat eet je zonder dat je het doorhebt.


In elk geval is er deeg over en ik bedenk wat ik ermee kan doen. Een appeltaartje maken, besluit ik en begin meteen. Ik rol het uit tot een dunne plak, die op de bodem van een kleine springvorm gaat. Appel in blokjes, rozijnen erbij, wat suiker erdoor. De vulling bovenop de bodem en hup, de oven in. Op de gok laat ik hem er een half uur in staan en dan ziet ie er gaar genoeg uit.

Wie wil er een stukje Spartaanse appeltaart bij de koffie?
“Waarom Spartaans?”
“Er zit geen grammetje suiker in het deeg.”
“Door de vulling wel?”
“Ja, door de vulling wel.”
Toch schudt H. meteen wat extra poedersuiker over het warme stukje taart. Onzin, want ook zonder extra suiker is ie lekker. Maar ja, je bent een zoetbek of je bent het niet.


Niet gek, zo heb je een restje deeg, en zo heb je een warme appelpunt. En die móet ik hier natuurlijk even delen. Mmmmm.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...