vrijdag 27 april 2012

Nieuwe scooter

Vandaag besluit ik de knoop door te hakken. Ik heb er genoeg van om mijn scootertje elke week een plens olie te voeren die vervolgens de lucht in gaat. Ik wil niet meer schuldbewust de fietsers achter me in de rook zetten als het stoplicht op groen springt. Ik stap over op een viertakt. Schoner en zuiniger. Het stapeltje folders heb ik al een tijdje in huis; ik weet welke scooter ik wil hebben: een Peugeot Kisbee. Vandaag is een goede dag. Ik heb tijd, m’n salaris is binnen, het is goed weer, niets houdt me nog tegen. De tweewielerzaak waar ik regelmatig voor onderhoud en reparaties naartoe ga, is verhuisd. De winkel ruikt nog nieuw en er is meer ruimte dan op de oude plek. Terwijl ik op mijn beurt wacht, loop ik langs de dubbele rij scooters die vlak bij de kassa staan te glimmen. Er staan twee oranje kisbees bij. Oranje... Dat was nou niet de kleur die ik in gedachten had. Ik twijfelde tussen blauw en zwart. Jammer, dan duurt het wat langer. De mevrouw voor me is klaar en ik vertel waar ik voor kom. Een Kisbee is een goede keus, vindt de baas van de zaak. Hij rijdt één van de oranje exemplaren naar buiten en laat een paar verschillen zien met m’n eigen scooter. Een zwarte of blauwe heeft ie niet in huis, die zal besteld moeten worden. Als ik vraag wat ik voor de oude terug krijg, loopt hij met me naar binnen, pakt een vel papier en vertelt dat ie het me eens moeilijk zal maken. Op het papier komt eerst de prijs van de nieuwe Kisbee te staan. Daaronder de afleverkosten. Helemaal onderaan schrijft hij langzaam een vier en twee nullen. “Vierhonderd geef ik als inruilprijs en dan hebt u een kleur naar keuze. Maar....” De pen wordt weer op papier gezet voor een bedachtzame zes, “als u de oranje neemt, maak ik er zeshonderd van.” Hij wil de oranje graag kwijt om plaats te maken voor de ‘nieuwe’ retrokleuren bruin en beige. Ik twijfel. Het verschil is behoorlijk. Maar oranje.... “Je kunt het ook zien als koperkleurig”, zegt de scooterman en ik schiet in de lach. “Dat klinkt in elk geval veel beter.” Ik bel naar huis om te overleggen en H. zegt opgewekt dat oranje een veilige kleur is omdat je er goed mee opvalt in het verkeer. “Ik zou het doen”, zegt ie. Ik loop terug naar de kassa en vertel de winkelbaas dat hij een voordeel vergeten is te noemen: “Oranje valt lekker op in het verkeer”. “Sja”, zegt hij nadenkend. “Maar met een witte val je natuurlijk nóg meer op.” Fout: “Je wilt mij toch overtuigen van de voordelen van een oranje scooter!” “Koperkleurig!” verbetert hij ernstig: “een koperkleurige scooter is erg veilig op de weg. Je valt er goed mee op.”
“Ik doe het.” Besluit ik. Er moeten nog wat formaliteiten geregeld worden en een uurtje later rij ik op mijn nieuwe Kisbee naar huis. In de schuur staat ie te glimmen. Hij ruikt nieuw, een beetje naar rubber. Niet de vuile benzine-met-oliegeur van m’n oude scooter. En hoe langer ik er naar kijk, hoe minder oranje en hoe meer koperkleurig hij wordt. Best mooi eigenlijk.

zondag 22 april 2012

Draw Something

Hoe teken je spinazie?
Ik zoek op internet een plaatje van Popeye. Bolle wangen, matrozenpet, pijp. Dan de arm met spierbal en de hand die een blik spinazie open knijpt. Het hoeft niet heel precies, als het maar herkenbaar is. Een dikke pijl naar het blik en dan is het klaar.
Sinds een paar weken speel ik op de i-pad het spelletje DrawSomething. Het is grappig en verslavend. Het principe is simpel. Je maakt een tekening en je tegenspeler moet raden wat het is. Bij elke beurt kun je uit drie opdrachten kiezen, waarmee je één, twee of drie munten kunt verdienen. Met die munten kun je kleurtjes kopen of bommen om letters op te blazen. Je krijgt nl. Steeds 12 letters waaruit je het goede woord kunt samenstellen.
Eerst liet ik toevallige spelers aanrukken om het spelletje mee te doen, maar inmiddels zitten er collega’s in m’n bestand en een vriendin van mijn dochter.
Je krijgt de gekste opdrachten en soms zitten er woorden tussen die ik eerst op moet zoeken. Een ‘wedgie’ kende ik niet, maar via internet vond ik wat het betekent: een ver naar boven getrokken onderbroek. Lijkt me erg ongemakkelijk, maar het is leuk om te tekenen.
Van mijn random tegenspelers heb ik geen idee wie het zijn of waar ze wonen. Als ik samen met m’n dochter een pretzel zit te fabriceren en iemand raadt binnen twee seconden dat de krakelingvorm een pretzel moet worden, concluderen we dat dat een Amerikaan moet zijn. Iemand die het woord PUDDLES weergeeft als twee schattige poedels, heeft het Engels niet als moedertaal.
En iemand die een lastig woord niet tekent maar opschrijft, wordt onmiddellijk gewist.
Soms zit ik een tijd te prutsen om een tekening naar m’n zin te krijgen. Andere opdrachten zijn zo simpel dat ze in een paar tellen klaar zijn: een mond, een t-shirt, sokken... fluitje van een cent. Net heb ik een zoenend stel getekend om het woord SNOG uit te beelden. Kijken of het geraden wordt. Voor je het weet ben je tot laat in de avond aan het tekenen en heb je geen tijd meer om een blogje te schrijven. Maar dat laat ik me niet gebeuren: ik scheur me los van mijn spelletje en geef mezelf een andere opdracht: BLOGPOST. Hier is ie, je hoeft niet te raden.

zondag 15 april 2012

Afspraak is afspraak

“Ik zou ze het liefst allemaal uit het raam gooien”, is het eerste wat mijn vader zegt als ik binnen kom. Hij zit in z’n eentje in de eetkamer en hij is nijdig.
“Wat is er dan aan de hand?” vraag ik, en er komt een verhaal over een afspraak bij de kapper. Gistermiddag was dat, en toen hij er aankwam, werd hij weer weggestuurd omdat ze het te druk hadden. “Er zijn van die mensen”, zegt hij boos, “die altijd overal voorrang krijgen! En míj sturen ze weg. Nou, als ze de volgende keer een afspraak maken, laat ik ze ook barsten!”
Hij raast nog even door, maar als ik dan vraag of hij mee wil naar het restaurant omdat ik zo’n zin in koffie heb, bromt ie “Natuurlijk. Als jij koffie wilt.”
We praten over andere dingen en het kapper-incident lijkt vergeten. Maar als we ’s middags op zijn kamer zitten, komt een zuster zeggen dat hij nú naar de kapper kan. Als het uitkomt, met het bezoek.. Ze kijkt naar mij.
Mijn vader schiet meteen weer terug in zijn boosheid. “En als ik daar kom, ben ik dan ook echt aan de beurt of sturen ze me dan weer weg, net als gisteren”, zegt hij een beetje vijandig. “Nee, u wordt echt niet weggestuurd. Ze hebben nu een plekje voor u. Zal ik een rolstoel halen?” Ze is al weg om het te doen.
Hij laat zich in de rolstoel helpen terwijl hij nog een beetje doormoppert. De zuster legt me uit waar de kapper is en ik rij m’n vader naar de lift. Op de tweede etage lopen we door de lange gang en zien een andere man in een rolstoel bij de kapper naar binnen rijden. “Daar zal je het hebben”, zegt pa, “die man vindt zichzelf zo belangrijk. Ik zie hem wel vaker. Ik mag die man niet. Hij zal zich er wel weer tussen dringen.” Maar nog voordat we bij de deur zijn, heeft de kapster de man uitgelegd dat hij moet wachten omdat er nog iemand voor hem komt.
“U was boos hè, gisteren”, zegt ze als ik mijn vader naar binnen rij. “Dat is ook vervelend, als een afspraak niet doorgaat. Maar ja, we hadden het zó druk, en het liep uit...”
Intussen heeft ze de kapperstoel opzij gezet zodat de rolstoel voor de spiegel kan staan. Ze begint z’n haar te kammen en vraagt: “Heeft u iets gebroken?”
“Ik heb m’n heup gebroken. Maar kun je dat aan m’n hoofd zien?” reageert hij verbaasd.
Ze lacht. “Nee, maar u zit in een rolstoel!”
Dan vertelt ze iets over de straat waar ze woont in Amsterdam Noord. Ineens gaat het gesprek over Zunderdorp. Daar had de kapster vroeger een vriendin, vertelt ze. Ze beschrijft de plek waar de vriendin woonde en probeert zich haar naam te herinneren.
Mijn vader oppert namen en vertelt hoe de straten van het dorp heten.
“Hoe weet u zo veel over Zunderdorp?” vraagt de kapster hem.
“Nou”, zegt hij plechtig, “daar ben ik geboren.”
“En hij heeft er zo’n jaartje of negentig gewoond”, vul ik aan.
“Wat een prachtige plek om te wonen!” roept de kapster.
Een kwartiertje later is hij netjes geknipt en voordat we weer naar de lift rijden, neemt hij hartelijk afscheid van de kapster. Zijn boosheid is verdwenen, als sneeuw voor de zon.

zaterdag 7 april 2012

Stiltecoupé

Als abonnementhouder van de NS krijg ik regelmatig mails met interessante weetjes: zo las ik dat de nieuwe intercitytreinen zijn ingericht op basis van uitgebreid klantenonderzoek. Het bovengedeelte is geschikt om in te werken en lezen, meldt de NS, “Hier zijn ook duidelijk herkenbare stiltezones aanwezig waar geldt ‘stil is stil’ voor maximale rust.” Bij de beschrijving van de benedenverdieping valt het woord “lounge”. Het klinkt heel comfortabel en gezellig. Ik heb het genoegen nog niet gehad in zo’n nieuwe trein te reizen en ben benieuwd hoe ze in de praktijk uitvallen. Vooral bij de enthousiaste aankondiging van maximale rust in de stiltezones heb ik zo mijn twijfels. Ook nu zijn er stiltecoupé’s in de dubbeldekkers, en mijn ervaring is, dat de rust in deze coupé’s meestal theoretisch blijft. Een treinreis: Ik stap in de intercity en kies een plaatsje op de bovenverdieping. Dat doe ik altijd omdat je daar net iets meer beenruimte hebt. Als ik zit, zie ik dat dit een stiltecoupé is. Niet verkeerd, want ik heb een goed boek bij me. Aan de andere kant van het gangpad zit een jonge man te sms-en. Vlak voor de trein vertrekt, komen er achter me een stel druk pratende jonge meiden zitten en in het gedeelte voor me komen twee jongens binnen, waarvan één met een erg harde stem praat. Als hij zit, begint zijn stoel ritmisch te kraken en ik zie aan zijn kruin dat hij van voor naar achter beweegt op de muziek. Ik herken het wiegen van een verstandelijk gehandicapte. Zodra de trein rijdt, klinkt door de intercom een vriendelijke vrouwenstem die vertelt in welke trein we ons bevinden. Vervolgens meldt ze, dat er in de trein een aantal stilteruimtes zijn, bedoeld voor passagiers die graag in alle rust willen reizen. De stem gaat vrijwel verloren in het meidengeklets achter en het gekraak voor. Ik grinnik om het absurde verschil tussen wat de stem zegt en wat er in de stiltecoupé gebeurt. Boven zijn telefoon grinnikt mijn medepassagier terug. We zijn waarschijnlijk de enigen die het gehoord hebben. Drie kwartier later. Ik ben dwars door de herrie heen verdiept geraakt in mijn boek. De meiden zijn inmiddels uitgestapt en ik kijk op als er een jong gezin in de coupé komt zitten. Vader, moeder en twee mooi verklede kinderen installeren zich en praten opgewonden over een voorstelling waar ze heen gaan. Ik luister een paar minuten en kruip dan weer in mijn verhaal. Even later ontdekt de moeder de aanduiding op het raam. Oei, een stiltecoupé. Ze wijst, houdt een vinger voor haar mond en fluistert dat je hier stil moet zijn. Prompt gaat het gepraat over in gefluister, wat het mij onmogelijk maakt me nog te concentreren. Ik leg mijn boek opzij en luister gezellig mee naar de enthousiaste voorpret van de kinderen. Gelukkig vergeten ze na een tijdje te fluisteren. Als ze in Utrecht uitstappen, wens ik ze veel plezier bij de voorstelling. Glimlachend zie ik de gele sneeuwwitjejurk van het meisje om de hoek verdwijnen. Dan pak ik mijn boek weer en het laatste stukje van mijn reis lees ik. Deze treinreis is niet uitzonderlijk. Ik zit regelmatig in de stiltecoupé in de intercity en zelden is het er stil. Hoe gaat de NS dat aanpakken in de nieuwe treinen? Komen er stiltecontroleurs? Wordt er elke tien minuten omgeroepen dat men stil moet zijn? Of gaat er een stil alarm in werking als iemand hardop spreekt? Ik ben bang dat de nieuwe inrichting weinig aan de praktijk zal veranderen. Mensen gaan zitten waar plaats is, en wie samen reist, praat met elkaar. Is dat erg? Ik heb er weinig problemen mee. Sommige andere reizigers misschien wel. Misschien kan de NS voor hen gratis oordopjes beschikbaar stellen voor hun maximale rust.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...