dinsdag 21 februari 2017

De IJhallen, vlooienmarkt in Amsterdam Noord

“Hoe gaan we dat allemaal meekrijgen?”
Met z’n drieën staan we ’s morgens om kwart voor 7 bij de auto. Die is al aardig volgestouwd, maar er moet nog van alles bij.
“Deze kleren aan hangertjes kunnen hier bovenop de hoedenplank”
“Als we deze vuilniszak nou daar nog tussen kunnen proppen, kan híer dat rekje. Daar past nog wel iemand naast op de achterbank.”
“Oké, dan ga ik wel vast op de achterbank zitten en dan kun je die twee grote tassen bij me op schoot zetten.”

Tien minuten later zijn we in een volgepropte auto op weg van Bos en Lommer naar de IJhallen in Amsterdam Noord, waar mijn dochter E. en vriendin S. een kraam hebben gehuurd. Ik ben gisteravond aangekomen met een achterbak vol spullen. Zakken kleding van E. die nog bij ons stonden en ook oude rommel van onszelf die verkocht mag worden.

Op vertoon van een QR-code mogen we het terrein op en een vriendelijke jongen wijst ons de kraam waarachter we deze dag gaan doorbrengen. We hebben geluk. Er is in deze rij een kraam over die we samen met de buren extra mogen gebruiken. Met de mega-hoeveelheid kleren die de twee meiden afdanken, krijgen we de ruimte makkelijk gevuld. Vanaf halfacht zijn we bezig alles aantrekkelijk uit te stallen. Jasjes en bloezen aan hangertjes, shirtjes slordig opgevouwen half over elkaar in een rij. Broeken met de merkjes zichtbaar ook dakpansgewijs naast en over elkaar. Op een verhoginkje stalt S. sieraden uit en op de andere hoek van de kraam leg ik tuingereedschap en andere losse flodders die al tijden overbodig in de schuur liggen. Ergens kunnen nog wat boeken tussen en terwijl we nog druk aan het uitpakken zijn, komen de eerste klanten al neuzen.


De eerste lichting zijn de opkopers en kraamhouders, weten we. Pas om negen uur gaat de markt voor publiek open. Lang voor die tijd zijn we klaar. Het is na een eerste golf publiek heel rustig. We kijken elkaar aan. Om je borg terug te krijgen, moet je tot half 5 blijven. Dat wordt een lange, koude dag hier buiten. Maar dat valt eigenlijk erg mee.

Vanaf negen uur is er bedrijvigheid. Eerst koopjesjagers die van elke genoemde prijs minstens de helft af proberen te krijgen. Later toeristen die onbekommerd betalen wat je vraagt. We verbazen ons over waar mensen wel of niet belangstelling voor hebben. Een zwarte blouse wordt tientallen keren omhooggehouden en bekeken. Hij was ooit duur en S. twijfelt of ze hem wel kwijt wil. Ze houdt vast aan een prijs van 15 euro en krijgt dat er ook nog voor. De t-shirtjes in een mandje voor 1,50 per stuk blijven allemaal liggen. 

Als we het steeds kouder krijgen en ook het publiek zien wegduiken in hun kraag, leggen we alles wat er wollig en warm uitziet bovenop. De sjaals en vesten worden allemaal verkocht.
We hebben grappige gesprekjes met bezoekers. Vrouwen komen achter de kraam even in het raam van de auto kijken hoe een gepaste jas staat. Iemand koopt de halve rol tweezijdig plakband die we meegenomen hadden om te gebruiken. De lege koffer van E. trekt ook belangstelling, maar die verkoopt ze niet. De buurman barst regelmatig in gezang uit en hoewel het echt wel koud is, hebben we het alle drie naar onze zin. Als we tegen halfvijf de kraam opruimen, past alles makkelijk in de auto. Een deel van de kleding leveren de meiden in ‘voor het goede doel’ en de rest pakken we netjes in. Dat bewaren we tot een volgende keer. Maar dan als het een beetje warmer is.


woensdag 15 februari 2017

Oud hout

Sinds afgelopen weekend kriebelt het: ik wil iets in de tuin gaan doen! Op Facebook schreef iemand een enthousiast verhaal over hoe ze als vrijwilliger bezig was met het knotten van wilgen. Tijdens een zondagochtendwandeling zag ik overal bomen, vooral wilgen, die duidelijk net gesnoeid/geknot waren. Deze week komt uit een pak sneeuw ineens het voorjaar tevoorschijn en ik verdenk mijn tuin ervan om straks razendsnel uit te botten. En daar moet ruimte voor gemaakt worden.

Onze tuin is in de winter een slordige boel. Wat uitgebloeid is, laten we staan, gevallen blad laten we liggen. Het vormt een beschermlaag waar insecten en andere kleine beestjes in de winter in kunnen huizen. (Ik hoop altijd op een egel, maar ben er pas één keer een tegengekomen in het voorjaar.) Grote vaste planten staan als rommelige houterige bossen her en der. Sommige half omgewaaid. Ik stoor me er de hele winter niet aan, maar op een zonnige dag in de vroege lente (officieel nog lang niet trouwens) moet het ineens allemaal weg! Voor je het weet begint er op dat oude hout nieuw groen uit te komen en dat is niet de bedoeling.

Vanmiddag ben ik vrij en ik ga met m’n snoeischaar naar buiten. Binnen een kwartier gaat mijn jas uit, want het is een warm klusje. De halve middag zit ik op m’n hurken te knippen. Ik bevrijd een pol sneeuwklokjes die verborgen onder omgevallen stengels is opgekomen. Ik vind talloze zaden van de Oostindische kers, die op kikkererwten lijken. Op verschillende plaatsen komen stevige groene bladpunten op van mininarcisjes, blauwe druifjes en iets dat ik niet kan thuisbrengen maar wat er uitziet alsof het heel groot gaat worden. Als ik m’n rug begin te voelen, stop ik.

Voordat ik naar binnen ga, kan ik het niet laten om een deel van het stapstenen-pad schoon te vegen. Maar dan is het echt genoeg voor vandaag. Binnen sta ik nog een tijdje door het raam te kijken naar het stuk tuin dat ineens weer een stuk ruimer lijkt. Het begin is gemaakt. Ik zou bijna vergeten dat het eigenlijk nog winter is. Maar wat de kalender ook beweert, in mijn hoofd is het vandaag beslist lente.

zaterdag 11 februari 2017

Taalcoach


Geconcentreerd begint N.: “I would – nee – ik wil … heel goed Nederlands lernen, but-”
“Maar. Niet but,” verbetert haar man H.
Vorige week kwam ik voor het eerst bij N. als taalcoach en H. kwam er gezellig bij zitten en had van alles te vragen over zijn eigen taalopdrachten. Hij is al langer in Nederland en spreekt de taal beter, maar N. was in Syrië lerares Arabisch en is op een hoger niveau ingestapt bij de Nederlandse les.
De twee steken elkaar de loef af. Zij doorziet meteen bepaalde patronen en kan invuloefeningen grammatica maken zonder dat ze de betekenis van alle woorden begrijpt. Hij heeft een veel grotere woordenschat en is beter in het spreken van de taal.

Een paar dagen na die eerste les kreeg ik een mailtje van de coördinator bij Vluchtelingenwerk. Er was een verzoek van N. en H. of ik taalcoach van allebei kon zijn. Wat vond ik daarvan?
Behalve dat het onvermijdelijk was – ik kan H. moeilijk wegsturen in zijn eigen huis – vond ik het helemaal geen slecht plan. Er moet veel geoefend worden met praten en ze kunnen niet alleen van mij, maar ook van elkaar veel leren.

Nu ben ik er dus voor de tweede keer. We oefenen zinnen met een aantal werkwoorden. N. schrijft elke zin op, maar H. wordt er ongeduldig van. Het is hem te makkelijk. Ook als we even later oefeningen in zijn taalboek doornemen, is hij ongeduldig. Wat hij niet begrijpt, wil hij al snel overslaan en wat hij te makkelijk vindt, raffelt hij af.
De voorbeeldzinnen die ik van tevoren heb bedacht en opgeschreven voor N. om verschillende werkwoorden te oefenen, vindt hij geweldig. Het zijn huis- tuin- en keukenzinnen: “Ik loop naar de winkel”, “de kinderen lopen op straat”. Hij wil meer van zulke zinnen. Gewone taal waarmee je met de buurman kunt praten. Ik beloof dat ik er voor volgende week een heleboel zal opschrijven.

Na twee uur praten, invullen, lezen en uitleggen is het genoeg. Ik maak aanstalten om naar huis te gaan, maar N. vraagt of ik wil blijven eten. Ik aarzel even, maar omdat ik vandaag toevallig alleen ben, zeg ik ja. Daar zit ik op de bank bij een Syrische familie. N. staat in de keuken, H. schilt aardappels, de kinderen zitten verderop in de kamer samen met de broer van H. die net is binnengekomen en iedereen spreekt Arabisch.

Toch voel ik me redelijk op m’n gemak. Ik schrijf Nederlandse zinnen over wat er om me heen gebeurt en als we na een uurtje aan tafel gaan, zeg ik dat het voor hen in het begin zo geweest moet zijn als nu voor mij; ik begrijp niets van de taal die ze met elkaar spreken. Ze knikken. Dat was moeilijk. Maar nu lukt het al best om te communiceren in het Nederlands (waar N. ook een hoop Engels doorheen mengt). Het eten is lekker en weer een uurtje later trek ik mijn jas aan om nu toch echt naar huis te gaan. Ik geef H. het papier met de zinnen die ik heb opgeschreven en hij knikt tevreden. Die gaat hij oefenen.
Samen zwaaien ze me uit als ik weg fiets. Tot volgende week!

woensdag 8 februari 2017

Uitwaaien

 

Op vrijdagmiddag om vier uur zetten we onze spullen in de auto en vertrekken naar Texel voor een familieweekend met z’n achten. Wij vieren en het gezin van mijn broer. Onderweg pikken we in Haarlem dochter E. op, met wie we afgesproken hebben bij de Ikea. Heel praktisch, want het is vlak bij haar werk, niet ver van onze route naar Den Helder en we kunnen er ook nog even een Ikea-hotdog eten.
 
De boot van halfacht gaan we makkelijk halen en dat laat ik mijn schoonzusje weten via whatsapp. Zij zijn al bijna bij de boot aangekomen.
“Er is één slaapkamer met TV”, app ik. “Ben benieuwd of die straks al bezet is”. 
Prompt komt er een bericht terug dat we te laat zijn. De meiden hebben die kamer.
Als we op het eiland aankomen, is het al donker. Erg donker trouwens, want er is nauwelijks verlichting langs de wegen. We dwalen een tijdje rond op het vakantiepark en vinden dan huisje 221. Daar worden we ontvangen door onze familie, een enthousiaste Amerikaanse bully en drie chihuahua’s. Mijn nichtje neemt E. mee naar boven, waar ze voor hen tweeën een riante slaapkamer heeft ingepikt met wastafel en tv. De kleinere slaapkamer boven is voor de twee neven. Dan krijgen wij onze kamer aangewezen en als E. het piepkleine kamertje ziet met alleen twee bedden en een smalle kledingkast, krijgt ze de slappe lach. De anderen lachen vrolijk mee.
Gelukkig is het huisje “voor maximaal zes volwassenen en twee kinderen” groot genoeg, al zijn onze eigen kinderen volwassen en is mijn nichtje de langste van het hele gezelschap. Onze minikamer heeft twee prima bedden en meer hebben we niet nodig om te slapen
.
Mijn broer heeft de open haard al aangemaakt en bij de knusse vlammen maken we met cola, bier. Wijn en chips binnen handbereik plannen voor het weekend. Terwijl hond Charley naast H. op de bank springt en hem helemaal probeert af te likken en de kleine hondjes allemaal een plekje op schoot vinden, ontstaat er een programma.

Wandelen door de duinen, naar het juttersmuseum, uit eten, bowlen, naar de vuurtoren, zwemmen, lekker in bad liggen, lezen, armbandjes knopen van paracords. We doen het allemaal. Het weer is prima voor een duinwandeling, waarna het weer lekker opwarmen is bij de haard. Wie geen zin heeft, doet niet mee en zo heeft iedereen een ontspannen weekendje dat ook zó weer voorbij is.
Heerlijk uitgewaaid. Dat moeten we vaker doen.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...