maandag 29 april 2024

Asielzoekers om de hoek (deel 2)

 

 [Asielzoekers om de hoek deel 1]

De twee woningen bij de school
Donderdagavond tegen half acht loop ik door een miezerbuitje naar de hoek van de straat. Bij de schoolwoningen zie ik niemand. Geen auto’s, geen fietsen. Is het wel vandaag? Aan de deur blijkt een briefje te hangen waarop staat dat de inloopavond verplaatst is naar het gemeentehuis.

Mopperend pak ik m’n fiets om de twee kilometer daar naartoe te fietsen. Die communicatie kon beter.
Communicatie blijkt ook een belangrijk punt van irritatie te zijn. Waarom moet iedereen behalve de directe buren uit de krant of via anderen horen dat er op deze plek 14 jonge asielzoekers komen? En blijkbaar worden er vanuit de gemeente ook tegenstrijdige dingen verteld.

Ik zag er tegenop om tussen boze, onredelijke buurtgenoten stand te houden met een andere mening.
Over vooroordelen gesproken…
Er blijken genoeg mensen rond te lopen die genuanceerder denken over een groep jonge vluchtelingen in de buurt dan de grootste roepers in de buurtpreventie-app. Sommigen zijn bezorgd, maar laten rustig weten waarom en vragen wat ze precies kunnen verwachten.

Maar de woedende tegenstanders zijn er ook. Op agressieve toon wordt gevraagd waarom de jongeren letterlijk náást de school moeten komen. Letterlijk náást de school !!! het wordt wel tien keer herhaald. Zijn er dan geen andere plaatsen in de gemeente waar ze heen kunnen? Antwoorden worden met argwaan aangehoord. En dat het niet gaat om getraumatiseerde jongeren gelooft deze vrouw ook niet. ‘De burgemeester heeft zelf gezegd dat deze kinderen traumatiserende gebeurtenissen hebben meegemaakt.’

Ik wil vooral weten hoe we als buurtgenoten kunnen zorgen dat er een goed contact ontstaat. Ik zou niet zo makkelijk op een groep jongeren afgaan om me voor te stellen.  
Glimlachend zegt een van de toekomstige begeleiders dat je al een heel eind op weg bent als je tijdens het voorbij lopen of fietsen gewoon je hand opsteekt: ‘Welkom in Nederland.’ Zo makkelijk kan het zijn.

Als ik genoeg gehoord heb, en naar buiten loop, zie ik P., een van de agressieve vragenstellers, die ook zeer aanwezig was in de buurt-app. Hij staat een sigaretje te roken. Ik moet even iets overwinnen, maar knoop tóch een praatje met hem aan. En kijk, in een één-op-één gesprek blijkt hij gewoon een redelijk mens, al denkt hij anders over deze situatie dan ik.

Ik neem me voor om zelf wat meer in te burgeren in mijn wijk. Persoonlijk kennismaken en praten met mensen doet wonderen. En ik heb er tegenwoordig tijd genoeg voor.

Asielzoekers om de hoek (deel 1)

In de buurtpreventie-app worden soms nuttige dingen gedeeld. Weggelopen huisdieren die ergens teruggevonden zijn, tuinstoelen die door een storm in andermans tuin belanden of babbeltrucs aan de deur die in de wijk rondgaan. Soms ook duikt een vervelend soort wantrouwen op tegen onbekende lieden (vaak niet lelieblank) die ‘zich verdacht ophouden’ in de wijk. 

Foto van de twee woningen bij de school
Twee weken geleden zette iemand een link in de app naar een bericht op de gemeente-website. Het ging over de huisvesting van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’ers) in voormalige schoolwoningen hier om de hoek.

‘Fijn dat ze met begeleiding hier kunnen aarden,’ was de eerste reactie.
‘Nou, die mening deel ik niet,’ volgde direct en daarna ontplofte de appgroep met steeds meer verontwaardiging. Beginnend met de manier waarop dit (niet) aan de wijkbewoners is meegedeeld, maar al gauw ontaardend naar beweringen over jongeren ‘met geen normen en waarden’ en het innemen van de ‘woonruimte voor onze eigen kinderen’.

Ik lees de reacties en krijg er een vervelend gevoel van. Zijn dit de mensen waar ik tussen woon? Ik heb niet zo’n sterke binding met mijn buurtgenoten. Directe buren links, recht, voor en achter en dan nog een aantal mensen verderop in de straat, veel verder gaat het niet. De actiefste roepers in de appgroep ken ik niet.

Er komt een inloopavond van de gemeente over dit onderwerp en ik besluit dat ik daar heen wil. Ik wil niet dat er vanuit de wijk alleen maar ongenuanceerde tegenstemmen komen. Ik vraag of H. met me meegaat, maar daar heeft ie geen zin in. Ik vind het ook geen bijeenkomst om verlangend naar uit te kijken, maar vooruit. Ik geef me op om er heen te gaan.

Donderdagavond om half acht in het schoolgebouw.  Ik ben benieuwd hoe de sfeer zal zijn.

[Asielzoekers om de hoek deel 2]

donderdag 25 april 2024

Botten

model van drie ruggenwervels waarvan de middelste in stukken uit elkaar spatAanmelden voor mijn afspraak in het ziekenhuis gaat met een QR-code die ik op m’n telefoon heb staan. Er komt een bonnetje tevoorschijn waarop staat waar ik naar toe moet. De trap af en dan naar wachtruimte 1. Drie weken geleden was ik hier ook, voor een botscan. Die ga ik nu bespreken met de osteoporose specialist.

Ik heb nog maar net een boek uit mijn tas gehaald als dokter Meinardi me al komt halen. ‘Zo,’ zegt hij, en nog eens ‘zo’ en hij gaat me voor naar de spreekkamer. Daar heeft hij al een computerscherm openstaan met de resultaten van mijn scan.

Dat ik osteoporose heb, weet ik al lang. Eerst kreeg ik er pillen voor die niet hielpen, nu elk half jaar een injectie met Prolia. Dat helpt wel. De afbraak van m’n botten is gestopt en vandaag krijg ik zelfs te horen dat de botdichtheid in m’n heup niet meer in de categorie osteoporose valt, maar hoog genoeg is om ‘osteopenie’ te heten.
“Een upgrade,” constateer ik en de dokter knikt glimlachend.

Maar na tien jaar gebruik wordt het nu tijd om de Prolia af te gaan bouwen. Daar ben ik een beetje bang voor, want ik heb gehoord dat stoppen met dit geneesmiddel betekent dat daarna je botten snel weer aftakelen, met de kans dat je ruggengraat inzakt. Ik vraag aan dr. Meinardi of dat klopt.

“Jawel,” zegt hij, “dat heb je goed begrepen,” en hij legt uit dat er twee soorten cellen werken aan de voortdurende vernieuwing van je botten. De osteoclasten breken bot af en de osteoblasten bouwen bot op. De Prolia remt de osteoclasten af, zodat het bot niet te snel afbreekt. Ze worden door het middel ‘in slaap gehouden’. Zou je plotseling stoppen, dan worden ze extra hongerig wakker.
“En dat wil je niet!”

Dat wil ik zeker niet.
“Maar we gaan wel stoppen. En nu dan?” vraag  ik.
De dokter vertelt dat ik eerst een ander middel krijg, hetzelfde spul als de niet-werkende pillen, maar dan sterker en via een infuus. Rond de tijd dat mijn laatste injectie is uitgewerkt, komt er een afspraak voor dat infuus.
“Dan ben je veilig,” zegt hij geruststellend.

Hij heeft al mijn vragen kalm en duidelijk beantwoord en voor mijn gevoel nam hij daar alle tijd voor. Als ik uit de spreekkamer kom en mijn jas aantrek, zie ik dat we precies het kwartier hebben volgepraat dat voor de afspraak stond.
Ik heb er vertrouwen in. En ik heb zin in koffie. Maar niet hier in het restaurant; eerst fiets ik naar huis. Zes kilometer flink tegen de wind in trappen. Goed voor m’n botten.


 

zondag 21 april 2024

Open dag

Ik heb me aangemeld om te helpen bij de open dag van de voedselboomgaard. Op zaterdagmorgen fiets ik tegen een harde, koude wind in naar de Waalgaard, waar om half 11 de taken verdeeld worden. Ik zit samen met R. in het soepteam.

Bord aan de ingang van de Waalgaard: Welkom bij de Waalgaard, een voedselbosgaard (+ meer tekst in kleine letters)
In de Waalgaard gebeurt bijna alles buiten. Als het echt rotweer is, kun je schuilen in de voortent van de kleine caravan, maar iedereen is gekleed op kou en nattigheid. Al hopen we natuurlijk dat de zon zich vandaag wil laten zien.

R. en ik spreken af hoe we het gaan aanpakken en gaan aan de picknicktafel uien, prei, zevenblad snijden, terwijl iemand anders voor ons kool en brandnetels plukt.
Grote pan met daarin bekers en andere dingen klaargezet om te beginnen
Het wassen van de groenten is een uitdaging, want stromend water of een flinke wasbak is er niet. Elektriciteit ook niet, dus we snijden alles zo fijn mogelijk;  blenderen zit er niet in. Als de brandnetels aan de beurt zijn, stelt R. voor om alvast de uitjes te fruiten. Binnen, in de caravan, zijn een paar gaspitten. Het begint meteen al lekker te ruiken, vooral als al het kruidige groen erbij gaat.
Een paar liter water erbij in de grote pan, zes bouillonblokjes, en dan wachten tot de hele boel kookt. Af en toe steekt iemand z’n hoofd om het hoekje van de caravan: ‘Mmmm, dat ruikt goed.’

Een eindje naast de caravan staat onder een partytent een feestelijke tafel met verschillende soorten taart, kannen koffie en thee en een proeverij met verschillende soorten pesto, jam, chutney, alles gemaakt met producten uit de boomgaard. Terwijl wij nog druk aan het snijden waren, begonnen er bezoekers binnen te druppelen. Nu de soep staat te koken, loop ik naar buiten en zie net een groepje vertrekken voor een rondleiding.

Om een uur of één draagt R. de grote pan naar buiten en ik roep in het rond dat er soep is. We scheppen bekers vol voor iedereen die dat wil. En natuurlijk wil iedereen zo’n beker warme, kruidige soep op deze kille dag.

Ondanks het weer lopen er de hele dag groepjes bezoekers rond. Nu onze taak erop zit, vertrekt R. en hang ik een beetje rond. Beetje kletsen, soms wat vragen van een bezoeker beantwoorden Tegen vieren gaan we de boel opruimen. Iedereen heeft het inmiddels koud en van de geplande na-borrel komt weinig terecht. Toch zijn we tevreden over de dag. Voor herhaling vatbaar, maar dan graag met iets meer zon.

zaterdag 6 april 2024

Doe-lijstje

Kijkje in de stoffenwinkel: stapels stof op de rol, daarachter een rijtje paspoppen en daarboven enkele rollen stof waarvan een afgerold stuk naar beneden hangt

Ineens is het warm buiten. De achterdeur open, koffie op het terras.
H. gaat na die koffie op stap voor een stevige oefenwandeling. Echt veel zin heeft ie nog niet maar er moet nodig getraind worden voor de vierdaagse. Ik lach hem uit als hij zuchtend vertrekt.
“Waarom schrijf je je dan ook in?”
Ik moet er niet aan denken om vier dagen dertig, veertig of zelfs vijftig kilometer te lopen; geef mij maar de fiets.

Als hij vertrokken is, ga ik eerst m’n laarzen schoonmaken. Daar heb ik gisteren mee in de prut gelopen in de voedselboomgaard waar ik vrijwilligerswerk doe. Daarna fiets ik naar de grote stoffenwinkel tien kilometer verderop, want ik heb een naaiproject in gedachten.

Het is fantastisch weer om te fietsen (en dus ook om te wandelen) en ik ben zó op de plaats van bestemming. Daar vind ik een paar stofjes waar ik mee aan de slag wil en als ik terug fiets merk ik waarom de heenweg zo snel ging: er staat een stevige wind, die ik nu tegen heb. Dat maakt van m’n fietstochtje een work-out. Eentje van de leuke soort, want onderweg zie ik in de bermen van alles bloeien.

Weer thuis vind ik dat ik koffie heb verdiend en dan ga ik een tijdje tevreden zitten kijken naar de drie lappen stof die ik heb gekocht. Ik zie al helemaal voor me wat ik er van ga maken. Na volgende week heb ik daar alle tijd voor. Hoewel, ik heb mezelf beloofd om eerst de hele keuken eens echt goed schoon te maken. En er moet een nieuw uithangbord geschilderd worden voor Vrijwillig Landschapsbeheer. En het is tijd om de moestuinbakken te gaan vullen.
En … nou ja, vervelen staat voorlopig nog niet op m’n doe-lijstje.

woensdag 3 april 2024

Laatste keren.

Foto van het Dedicon pandNog een week, dan ga ik voor het laatst naar Dedicon, het bedrijf waar ik lang heb gewerkt. In juni ga ik officieel met pensioen, maar vanaf 11 april heb ik al vakantie. Deze weken staan dus in het teken van de laatste keren.
Vandaag de laatste opname van audiotijdschrift Klinkklaar met mij als eindredacteur. Of eigenlijk de eerste keer met de nieuwe eindredacteur, mijn collega B. Die zit af en toe verwilderd rond te kijken omdat ze zo veel tegelijk in de gaten moet houden.

Moet er een tune aangezet worden?
Op welke van de twee memorysticks staan de muziekjes en geluiden?
Waar zit ook weer het geluid van de walvis en wanneer moet de voorlezer daar doorheen gaan lezen?
Er moet nog een introotje gelezen worden vóór het interview dat al klaarstaat.
Deze regel staat verkeerd in het draaiboek en moet de technicus er straks nog even uithalen.  

Bij de vorige opname keek B. met mij mee en nu kijk ik mee  hoe zij het doet. Af en toe souffleer ik of steek ik een hand op om aan te geven dat een lezer nú moet starten. Gaandeweg krijgt ze er wat meer vertrouwen in. Het scheelt dat de twee vaste voorlezers een goed samenwerkend team zijn en dat de technicus ook weet hoe zo’n opname in elkaar zit.

Vorige week verscheen de laatste special waar ik interviews voor maakte en ook voor ons personeelsblad heb ik voor de laatste keer de kopij verzameld en geredigeerd en het naar de vormgever gestuurd.
En dan is er maandag opnieuw zo’n laatste sessie als vandaag.  Dan met Zienswijs, audiotijdschrift voor mensen die op latere leeftijd blind/slechtziend zijn geworden. Ook dat draag ik over aan een collega.

En dan zit het erop. Dan kan ik uitslapen en luieren tot ik daar genoeg van heb. Dat zal niet heel lang duren, weet ik van mezelf, dus heb ik al een hele lijst gemaakt met plannen en projecten. Wat ik in elk geval blijf doen is schrijven. Dit stukje hoort er dus niet bij, bij al die laatste keren.


Asielzoekers om de hoek (deel 2)

   [Asielzoekers om de hoek deel 1] Donderdagavond tegen half acht loop ik door een miezerbuitje naar de hoek van de straat. Bij de schoolwo...