vrijdag 30 november 2012

Een droom voor mijn vader

Hij wordt wakker.
Vandaag staat zin favoriete zuster klaar om hem te helpen bij het opstaan, wassen en aankleden. Ze heeft zachte handen die hem geen pijn doen als ze zijn stramme armen in de mouwen van een trui duwt.
Als hij geschoren en wel in zijn rolstoel zit, gaan ze niet, zoals anders, naar de eetkamer.
Ze legt een hand op zijn schouder en zegt:
“Ik heb besloten dat het allemaal anders moet.”
Verwachtingsvol kijkt mijn oude vader haar aan en ze gaat verder:
“Ik vind het hier niks, met al die vieze, oude wijven die in hun neus peuteren, en die nare, oude mannetjes met al hun bijbedoelingen...”
Ze doet de kast op en en haalt zijn winterjas van het haakje. Ze legt een sjaal om zijn nek en haalt voorzichtig de linkermouw over z’n pijnlijke hand. De rechter gaat makkelijk aan.
Terwijl ze de rits dicht trekt, zegt ze vastbesloten:
“U bent een nette man met een eigen huis. Wat denkt u ervan om daar weer te gaan wonen? Dan ga ik mee om u te verzorgen. Ik vraag alleen een kamer voor mezelf en één dag in de week vrij. Dan kunnen uw kinderen het wel even overnemen.”
Zonder op het antwoord te wachten, begint ze de rolstoel naar de lift te duwen. Samen zweven ze naar beneden, waar haar rolstoelbusje staat. Ze zet zijn stoel veilig vast en daar gaan ze. Een nieuw leven tegemoet.

Dat is de droom van mijn vader.
Het is zijn enige wens en ik kan het hem niet geven.
In plaats daarvan breng ik een pakje nieuwe zakdoeken voor hem mee. We gaan koffie drinken in het restaurant en doen met de rolstoel een rondje winkelcentrum.
Hij is niet vrolijk. Vandaag is de onmogelijke droom sterker dan de werkelijkheid van mijn bezoek. Maar volgende week kom ik weer. Misschien kan ik het dan weer winnen.

zaterdag 24 november 2012

Hoe je leert om met je stem over een orkest heen te komen

Met z’n twaalven verdringen we ons voor de spiegelwand. Monden wijd open, ingespannen turend in eigen of andermans keel.
“Aaaaa, ngngaaaa.”
“Ik zie het niet hoor.”
“Wat moet je doen? Gapen en dan tegelijk lachen?”
De cursus EVTS(Estill Voice Training System) is leerzaam en hilarisch. Het gaat er kort gezegd om dat je je stem als instrument leert kennen en gebruiken. Vandaag leren we hoe je je huig, of eigenlijk je gehemelte, moet optrekken. Het hoort bij één van de technieken om je (zang)stem te beheersen.
Onze enthousiaste docente A. heeft een uitgebreid repertoire aan aanwijzingen, trucjes en oefeningen. Daarmee leren we spiertjes te gebruiken waarvan we niet wisten dat we ze hadden.
Het ene moment vertellen we elkaar in een zo neuzig mogelijk nepgronings onze namen en adressen. Het andere moment proberen we te lachen als een gemene heks. En nu staan we voor de spiegel om te leren ‘kwispelen’ met de huig. Allemaal voorbereidingen om straks ‘twang’ te kunnen gebruiken; een manier van zingen waarmee je een orkest moet kunnen overstemmen.
De docente demonstreert het: “eeeeeyeyeeee”.. Een stevig, doordringend geluid. Zover zijn we nog lang niet allemaal. Maar als we aan het eind van de les om de piano staan, en we proberen zingend uit wat we geleerd hebben, klinkt het niet gek. Laag en opera-achtig, snerpend en hekserig, zacht en beheerst, en dan een beetje van alles door elkaar.
“Jullie klinken als een koor dat al jaren samen zingt!” roept A. blij. En dat terwijl we elkaar pas twee keer hebben gezien.
Even later is de les afgelopen. We stommelen door het smalle gangetje naar buiten. “Tot volgende weeeeeek”, zingt A. met een operastem. “Jaaa, tot ziens”, klinkt het overdreven nasaal terug. Alle gekke stemoefeningen zijn terug te horen als we elkaar dag zeggen.
Leuke cursus. Zachtjes neuriënd loop ik de deur uit. En eenmaal in de beslotenheid van m’n auto begin ik alvast met het oefenen van mijn gemeenste heksenlach.

zaterdag 17 november 2012

En als ik dan heel goed mijn best doe, kan ik dan later ook klateren?

Mijn zoon is niet zo van de gezelligheidsgesprekken. Als ik hem vraag hoe z’n dag was, antwoord hij meestal kort: “Gaat wel”, of “wel oké”. Een spontaan verhaal over belevenissen komt er zelden of nooit. Er kunnen gezamenlijke maaltijden voorbij gaan, waarbij hij niet meer zegt dan praktisch noodzakelijk is. “Ik heb geen vork”, of “zijn er nog meer broodjes?”
Toch houdt hij erg van taal en mooie woorden. Soms hoor ik hem op z’n kamer hele gesprekken voeren via skype. Meetal in het Engels. Als hij met z’n vrienden in onze huiskamer zit te gamen (ze doen vaak ingewikkelde bordspelen, waar hele verhalen bij horen) heeft ie soms het hoogste woord.
Het is niet dat hij niet met mij of zijn vader wil praten. Hij doet alleen niet mee met gesprekken die hij niet interessant vindt. En dat zijn er veel.
Vandaag lunchen we met z’n tweeën. Achter mijn rug rommelt hij op het aanrecht en even later komt hij tegenover me zitten met een kom soep.
“Hé, je hebt soep gemaakt.” Zeg ik overbodig.
“Nou, maken....” zegt J. “Dat kun je eigenlijk geen maken noemen.” Het is cup-a-soup. Een zakje leegschudden en wat water erbij gieten.
“Nou ja”,zeg ik, “hoe moet je het dán noemen? Thee zét je, dat is ook alleen water met een zakje erin.”
Zo begint een gesprek over woorden. Van de soep en de thee komen we langs ondoorgrondelijke wegen op woorden als denderen en klateren. Je kunt niet zeggen dat dozen van de trap af klateren; wel dat ze eraf denderen. Ook vrachtwagens klateren niet.

“Wel als ze water vervoeren”, zegt J. slim. Maar ik zeg streng dat ze ook dan hooguit kunnen klotsen, een vrachtwagen met water klatert niet voorbij. We voeren het rare gesprek heel serieus, maar ineens zie ik bij mijn zoon een lach opborrelen. Hij doet zijn mond open om iets te zeggen, sluit hem weer om zijn lachen in te houden. Het is grappig om hem heel stil een soort lachaanval te zien krijgen. Dan zegt hij met een tekenfilmstemmetje “En als ik dan heel goed mijn best doe, kan ik dan later ook klateren?”
We schieten samen in de lach en ruimen de tafel af.
Zo’n gesprekje maakt weer een heleboel zwijgende maaltijden goed.

woensdag 14 november 2012

Slechtziende moeders

Vlak voor ik in het boemeltreintje stap van het Centraal Station naar de buitenwijk, belt E. “We komen ongeveer gelijk aan”, zegt ze, “zullen we samen vanaf het station lopen?”
Ik ben op weg naar een vergadering met de twee freelancers van het gesproken kindertijdschrift Klinkklaar. Ze zijn allebei slechtziend en allebei moeder. De één pas kort, en we maken er dan ook meteen een verlaat kraambezoek van.
Ik zal E. ontmoeten bij het voetgangerstunneltje dat vanaf het station naar beneden leidt, maar vanaf haar perron is dat afgeloten. Als ik omloop, zie ik haar samen met een behulpzame reisgenoot de rolstoelhelling af komen wandelen. Samen volgen we de routebeschrijving die onze gastvrouw gemaild heeft. Voor mij is het niet moeilijk het zebrapad vlakbij het tunneltje te vinden. Ik had het al gezien toen ik aankwam. Voor E. is het lastiger. Door de omleiding heeft ze geen oriëntatiepunt meer. Goed dat we samen lopen.
Het is niet ver. Op de keukentafel van A. staan al muffins en pepernoten klaar en ze zet koffie voor ons. De baby slaapt nog.
We hebben allebei een kadootje mee. Om aan te voelen en mee te rammelen. Want al ziet de babyzoon van A. goed, voorlopig moet zijn speelgoed ook voor mama te hanteren zijn. Ik denk aan een gesprek dat ik ooit had met een blinde moeder van twee pubers. Toen ze klein waren, had ze samen met hen veel naar luisterboeken en –tijdschriften geluisterd. Die moeder was er van overtuigd dat het ze geleerd had om zich te concentreren. Beter dan hun leeftijdsgenoten dat konden. Het zoontje van A. krijgt een voorsprong: hij gaat goed leren luisteren!

Als we een kwartier serieus aan het vergaderen zijn, klinkt er babygehuil. A. gaat naar boven en komt terug met een blozend kindje op haar arm, dat met grote, verbaasde ogen naar het onbekende bezoek kijkt. Het is een zoet kind. Na het bewonderen en tuttelen kunnen we gewoon doorgaan met ons gesprek, terwijl hij op mama’s schoot zit rond te kijken. En ook als hij na een tijdje honger krijgt, hoeft de vergadering nauwelijks onderbroken te worden. Voor borstvoeding hoeft niets te worden afgemeten of opgewarmd.

Natuurlijk hebben we het nog over andere dingen dan het luistertijdschrift. De twee moeders wisselen tips uit over fruithapjes en hoe je handig een appel schilt en klein snijdt. Over zachte plastic lepeltjes, omdat het mondje van je kind wel eens dichterbij is dan je had ingeschat.
Het zijn praktische problemen waar je geen moment bij stil zou staan als je A. met de baby door de keuken ziet lopen. Dat ziet er zo vanzelfsprekend uit. Ze zet hem even bij E. op schoot om soep voor ons op te warmen. Terwijl ze met één hand roert, voelt ze met de andere vlak boven de pan of het al warm wordt.
Leuk om die twee van zo’n andere kant mee te maken. Als lieve, praktische moeders. En goed om me te realiseren hoeveel kleine en grote obstakels ze de hele dag tegenkomen. Ik ben het in de loop van de jaren veel te gewoon gaan vinden, dat deze freelancers het hele land door reizen om elke maand mooie reportages voor een luistertijdschrift te maken.

vrijdag 9 november 2012

Droomt een blinde in kleur?

Ooit droomde ik iets griezeligs over een gele bestelauto. Toen ik wakker werd en mijn droom aan iemand vertelde, realiseerde ik me dat ik dus in kleur droom. Iets wat ik eerder eigenlijk niet zou hebben geweten. Toch is het vrij logisch, want je droomt meestal over mensen, dingen en plaatsen die je kent, en die zie je nou eenmaal in kleur. Behalve als je (kleuren)blind bent.

De blinde operazangeres Laurie Rubin schreef het gedicht “Do you dream in color?” Die vraag wordt haar regelmatig gesteld en in het gedicht, dat ook op muziek is gezet, geeft ze er antwoord op:
“Ik droom
Wat ik ervaar, (...)
Ik droom
De geur van bloemen,
Of de smaak van chocola.”

Maar ze zegt ook:
“Ik droom
Van de rode jurk die ik op het toneel zal dragen,
Die zo goed staat bij mijn lichte huid en donkerbruine haar
Ik droom
Van het zwarte haar van mijn lief.
Ik droom
In alle kleuren van de regenboog.”

Het is een lang gedicht. (De gezongen uitvoering duurt 20 minuten). Terwijl ik het lees, zie ik het gezicht voor me van mijn freelance collega E. Ze ziet zo weinig dat ze een taststok nodig heeft om haar weg te vinden en een leesloep om te lezen. Toch is ze gefascineerd door beeldende kunst. Schilderijen, foto’s, prentenboeken.
Bovendien houdt ze van poëzie.
Ik maak een kopie van het gedicht en stuur haar die in een mail. Wat later krijg ik een mail terug met een bedankje. Doordat ze meteen verdiept raakte in de tekst, vergat ze bijna haar kleine dochters van school te halen.

Ik glimlach als ik het lees.
Blij dat ik mijn vondst naar haar heb doorgestuurd.
Ik zal het haar eens vragen, maar ik weet bijna zeker dat E. in kleur droomt.

laurie-rubin-do-you-dream-color

vrijdag 2 november 2012

Hoe slacht je een kip?

In de grote schuur is een vierkant stuk afgeschot, waarbinnen vier witte kippen zitten. Je kunt haast niet geloven dat deze gezapige, dikke beesten pas 9 weken geleden uit hun ei gekropen zijn. Gefokt voor de slacht.
Onze gastheer J. vertelt dat het er oorspronkelijk 150 waren hier in de schuur. Ze hadden de hele ruimte om rond te lopen en door de brede, open deur konden ze naar buiten. “Het gekke is”, zegt hij, “dat ze dat niet doen. Het is elk jaar hetzelfde. Een stuk of 4 kippen scharrelen naar de deuropening, kijken om het hoekje, en uiteindelijk gaat er niet één naar buiten.”
Hij kijkt naar de vier overblijvers. Ze zijn voor ons bewaard; of liever gezegd voor H., want de afspraak is, dat hij vandaag zal leren hoe je een kip moet slachten. “Twee weken geleden hebben we er in één dag 120 geslacht”, zegt J. peinzend. “Dat waren gewoon anonieme kippen... maar nu er nog maar vier over zijn, worden het ineens meer individuen.”
“Heb je er dan nu moeite mee?” vraag ik. Hij schudt zijn hoofd en vraagt H. of hij er klaar voor is.
Dat is ie; daarnet heeft hij buiten de voorbereidende oefening gedaan: met een bijl een aantal takjes doorslaan, precies op een aangegeven plek. Nu wordt het echt. “Ik zal je eerst laten zien hoe je de kip moet vangen.”
J. stapt over het schot en pakt snel één van de kippen bij een poot. Dan de andere poot erbij en daar hangt het dier ondersteboven te schreeuwen als een oordeel en te klapperen met haar vleugels. Handig pakt J. de vleugeltippen en houdt die samen met de poten in bedwang. Het krijsen gaat over in herkenbaarder getok. Nog steeds angstig, maar gaandeweg rustiger.
“Nu jij.” Het lukt H. in één keer om de volgende kip bij de poten te pakken. De fladderende vleugels zijn lastiger. “Dat komt straks wel”, roept J. over het gekrijs van de kip heen en we lopen naar buiten.
Daar staat het kleine hakblok, waar alle oefentakjes van verwijderd zijn. J. legt met een handige beweging zijn kip op het blok. Het beest lijkt zich al bij z’n lot neergelegd te hebben en beweegt nauwelijks. Met z’n vrije hand pakt J. de bijl en met één rustige, zekere slag is het kleine kopje van het grote kippenlijf. Er is niet veel bloed. Wel beweegt het lijf nog heftig, maar het wordt stevig vastgehouden. Er volgen geen dramatische taferelen met een rondrennende kip zonder kop.
Terwijl het eerste slachtoffer nog hangt te spiertreken, heeft H. nummer 2 op het hakblok gelegd. Even later ligt het tweede kopje op de grond en flappert ook deze kip post mortem nog een tijdje machteloos door terwijl H. de poten stevig vasthoudt.
De 2 laatste kippen gaan er ook aan en dan begint het eigenlijke slachtwerk: veren en ingewanden worden verwijderd en elk dier wordt in handzame stukken verdeeld. Een uur later zijn vier levende dieren veranderd in keurige stukken vlees. Een grote schaal vol. “Het is nog warm”, constateert H. een beetje verwonderd. Maar terwijl alles wordt opgeruimd en grondig schoongemaakt, koelen de kippenbouten snel af.
De cursus is afgelopen en we gaan de tuin in om groente te halen. Wortelen, pastinaak en sla. Voor bij de vis.
Vis?
Ja, want de kip moet eerst een dag liggen. Een geslachte kip eet men niet dezelfde dag.
Aan het eind van de avond krijgen we een zak vol kippenbouten en vleugeltjes mee. Eigenhandig door H. geslacht en schoongemaakt. Ik ben benieuwd of het heel anders smaakt dan een fabriekskip.

p.s. wie n.a.v. de titel van dit stukje slachtinstructies had verwacht, kan die (in het Engels) vinden via de volgende link funnyfarm.blogspot

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...