zaterdag 27 november 2021

Voedselbos

Het is niet ver fietsen naar de perenboomgaard die bezig is te veranderen in een voedselbos. Vandaag is de derde keer dat ik er ga helpen. Het is best koud, dus ik heb een dik fleecevest aangetrokken onder m’n regenjas. En warme sokken in m’n stevige wandelschoenen. Als ik halverwege ben, begint het een beetje te regenen. Ik hoop dat het bij een paar druppels blijft, want ik heb niet aan een regenbroek gedacht. Precies om 1 uur zet ik mijn fiets op slot en loop langs de rijen perenbomen, tot ik zie waar ik moet wezen.

In een van de rijen is een graafmachientje aan het werk. Langs een reeks gaten kom ik bij het groepje mensen dat er bezig is. Er wordt net een perenboom opgetild en iets verderop neergezet bovenop een stuk jute dat door twee mensen snel en vakkundig om de kluit wordt gebonden. Intussen is de graver al bezig met een volgende boom. Een meisje staat klaar met een stuk jute op een soort flexibele metalen ring. Dat legt ze net op tijd klaar zodat de boom er op neergelaten kan worden. Twee anderen pakken de kluit in.

Een vrouw die de hele ochtend al aan het werk is geweest, moet nu weg. Ik krijg snel instructies om haar werk over te nemen. Het klaarleggen van de manden, zo noemen ze de metalen ringen, met daar overheen steeds een lap jute. Een eenvoudig klusje, maar het blijkt behoorlijk intensief. Steeds als ik een paar manden heb losgetrokken uit de stapel om ze naast de rij bomen klaar te leggen, moet die stapel verderop gelegd worden. Voor de dunne, juten doeken geldt hetzelfde. Een paar ervan los pellen, zorgvuldig over de ring leggen, en de stapel tien meter verderop leggen.

Honderdvijftien bomen telt een rij. Voor de volgende rij moet er eerst nieuw materiaal opgehaald worden. Sjouwen, touwtjes losknippen met een snoeischaar, en weer neerleggen. De miezerregen is niet opgehouden. Af en toe zet ik m’n capuchon op, maar die zit toch teveel in de weg. Ik werk samen met mensen waar ik de namen niet van ken. Na tien minuten heb ik de slag te pakken en ben ik onderdeel van het team.

Na anderhalf uur ben ik nat en koud. Als er een flink eind van de tweede bomenrij gedaan is, komt Joke naar me toe; zij coördineert het vrijwilligerswerk. Ze excuseert zich dat ze zo weinig tijd voor me had vandaag en dat ik zo plompverloren aan het werk gezet ben. En dat met zulk rotweer.
‘Maar daar kom ik toch voor,’ zeg ik. Al had ik niet helemaal gerekend op deze workout in de koude miezerregen. Ze vertelt me waar ik een volgende keer – als ik tenminste nog terug wil komen – een regenbroek en laarzen kan vinden om aan te trekken.

Om drie uur liggen alle manden en doeken in de tweede rij klaar. Met ijskoude vingers stroop ik m’n tuinhandschoentjes af om een paar warmere handschoenen aan te trekken. Ik roep dag naar Joke en kijk nog even tevreden naar de lange rij boompjes met hun keurig ingepakte kluiten. Dan stap ik op m’n fiets. Een paar kilometer maar, dan kan ik lekker bij de verwarming kruipen. Voldaan over m’n bijdrage van vandaag aan het nieuwe voedselbos.

dinsdag 23 november 2021

Mispels

In een park in de buurt was ik vorig najaar hazelnoten aan het rapen toen ik in gesprek raakte met een grasmaaier. Nou ja, of hij het gras gemaaid had, weet ik eigenlijk niet, maar hij liep met een grashark het gemaaide gras in lange hopen bij elkaar te harken. Hij vertelde wat over het onderhoud van het parkje waar hij als vrijwilliger bij hielp en wees me iets verderop een mispelboompje aan.
 

Veel weet ik niet van mispels, maar wel dat het gezegde ‘zo rot als een mispel’ gebaseerd is op het feit dat een mispel pas gegeten kan worden als ie ‘rot’ is. Of liever gezegd overrijp. Je moet ze pas oogsten als er een nachtje vorst overheen gegaan is.

Vanaf dat moment ging ik regelmatig even kijken bij het boompje, dat vol hing met knetterharde vruchten, die wel iets weg hebben van grote, bruine rozenbottels. Ik nam me voor om er na de eerste nachtvorst een stuk of wat te plukken. Heel benieuwd hoe ze zouden smaken.

Op een zonnige novembermiddag fietste ik door het parkje en was ik de mispelboom voorbij voor ik er erg in had. Toen ik dat door had, draaide ik om, liep een stukje terug en begreep waarom ik hem over het hoofd had gezien: alle mispels waren verdwenen. Geplukt na een paar koude nachten. Jammer!

Dus dit jaar nam ik geen risico en plukte al in oktober een handvol mispels. Wekenlang liggen ze al op de fruitschaal, tussen afwisselend bananen, appels, peren en mandarijnen. En vanmorgen zag ik ineens dat ze donker en zachter beginnen te worden. Eén is er zelfs al flink zacht. Na een rondje internet, besluit ik het te proberen.

‘Een gaatje in de onderkant maken en het vruchtvlees er uit zuigen’, lees ik. Maar dat klinkt me te onsmakelijk. Ik snij het onderste puntje weg en schraap met een theelepel voorzichtig een beetje vruchtvlees af. Mmm, helemaal niet gek. Zoet, iets van appel, beetje kaneel-achtig… ik durf het aan en schraap en eet de vrucht leeg voor zover ie zacht genoeg is.

Dan ga ik nog een keer terug naar de pagina met informatie die ik eerder vluchtig las. ‘Mispels barsten van de vitamine c, mineralen en antioxidanten. De pectine in de vruchtjes haalt kwik en lood uit je lichaam.’ Ik lees het met genoegen en voel me ineens supergezond. Er liggen er nog een paar te wachten en volgend jaar pluk ik er wat meer. Weer iets ontdekt om uit ‘de natuur’ te eten.

zondag 14 november 2021

Vogelpindakaas

Aan een paal in de tuin hangt een vogelhuisje met daarin een pot vogelpindakaas. H. heeft het gekocht toen ik niet in de buurt was om te zeggen hoe belachelijk ik dat product vindt.
Toen hij er mee thuis kwam zei ik het natuurlijk alsnog:
‘Vogelpindakaas… in een glazen pot! Wie heeft zoiets stoms verzonnen? Wat is er mis met gewone vogelzaadjes en broodkruimels?’
H. trekt zich niets van mijn gemopper aan. Hij spijkerde het huisje (waar de pot precies in past) aan de paal in de achtertuin, waar we het vanuit de kamer kunnen zien.

Een week later zit ik in mijn thuiskantoor te werken. In mijn ooghoek zie ik beweging bij het pindakaas-huisje. Drie mussen duwen elkaar opzij om erbij te kunnen, maar ik zie nóg een gast: een bonte specht klimt langs de paal omhoog, vliegt naar de mussen toe, die voor hem vluchten en landt dan weer onderaan de paal, om erlangs omhoog te klimmen. Voor de opening blijft ie even besluiteloos hangen, dan vliegt hij verder naar achteren, waar hij een andere paal vindt om tegenop te klimmen.
Intussen zijn de mussen weer uit de pindakaaspot aan het snoepen. Opnieuw komt de specht ze wegjagen en bij de pot rondhangen, maar blijkbaar is het lastig om bij de pindakaas te komen. Ik blijf een tijdje kijken naar de kleurige gast. Na tien minuten verdwijnt hij uit het zicht en ga ik weer aan het werk.

’s Avonds zoek ik op internet naar informatie over spechten en lees dat ze dól op vogelpindakaas zijn. Ineens is mijn aversie tegen de pindakaas een stuk minder. Toevallig ben ik dól op spechten! Ik vind het trouwens ook erg leuk om te zien hoe de eksters hun best doen om hun evenwicht te bewaren op het stokje dat voor kleinere vogels bedoeld is en tijdens die acrobatiek hapjes uit de pot te snoepen.

Deze week heeft H. een nieuwe pot vogelpindakaas gekocht, want de oude is vrijwel leeg. Ik heb niet geprotesteerd, maar met belangstelling gekeken hoe hij de nieuwe pot installeerde. Nu maar afwachten of de specht zich nog eens laat zien.  

zaterdag 6 november 2021

Broodje kiemgroente

‘Van welke bonen wordt eigenlijk taugé gekweekt?’ Die vraag kwam een tijdje geleden zomaar op toen we gadogado met taugé aten. Ik dacht dat dat sojabonen waren, maar toen ik het opzocht, bleek dat niet waar te zijn. Het zijn mungbonen die ze laten kiemen. En het is supergezond, met vitamine B en C en ijzer. Dat soort dingen vind ik leuk om te weten.

Terwijl ik aan het zoeken was, kwam ik ook allerlei andere informatie tegen over het kiemen van groente. Ik wist wel dat je van andere groenten de kiemplantjes kon kweken en eten, maar had me er nooit zo mee bezig gehouden. Een dag later keek ik in de tuin of er misschien nog wat blaadjes rucola te vinden waren, wat niet zo was. Wel zag ik aan de afgestorven planten talloze piepkleine, gedroogde zaadpeultjes zitten.

Met het kiemgroente-verhaal vers in m’n geheugen bedacht ik dat dat met rucola ook moest kunnen. Van deze sla die op verschillende plekken in de tuin groeit, heb ik de hele zomer en herfst kunnen plukken. De blaadjes zijn pittiger en smakelijker dan die uit de winkel. Dus wie weet zou dat lekkere kiempjes opleven

Ik verzamelde een handvol zaadpeulen en strooide de zaadjes eruit op een schoteltje met nat keukenpapier. Na drie dagen afgedekt en vochtig houden, begonnen er minuscule, witte sliertjes te groeien. Ik hield goed in de gaten dat de verse kiempjes niet uitdroogden en na nog een paar dagen kwamen er ieniemienie groene blaadjes aan. De week erna gebeurde er niet heel veel meer, behalve dat de witte sliertjes wat langer werden.

Vandaag zie ik bij de dagelijkse inspectie van het schoteltje dat in een hoekje wat schimmel ontstaat. Ik besluit dat er nu geoogst moest worden. Een groot woord voor het bescheiden beetje witte draadjes met groene puntjes. Ik wil het eigenlijk als pittig extraatje aan een broodje kaas toevoegen, maar als ik eerst wat proef, weet ik dat er geen kaas bij moet. De smaak is te subtiel.

Dus eet ik bedachtzaam, goed proevend, mijn exclusieve broodje met rucolakiempjes. Hm, best lekker. En dan besluit ik dat het een leuk experiment was, maar veel te veel werk voor een weinig spectaculair resultaat. Weten we dat ook weer.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...