Het is niet ver fietsen naar de perenboomgaard die bezig is te veranderen in een voedselbos. Vandaag is de derde keer dat ik er ga helpen. Het is best koud, dus ik heb een dik fleecevest aangetrokken onder m’n regenjas. En warme sokken in m’n stevige wandelschoenen. Als ik halverwege ben, begint het een beetje te regenen. Ik hoop dat het bij een paar druppels blijft, want ik heb niet aan een regenbroek gedacht. Precies om 1 uur zet ik mijn fiets op slot en loop langs de rijen perenbomen, tot ik zie waar ik moet wezen.
In een van de rijen is een graafmachientje aan het werk. Langs een reeks gaten kom ik bij het groepje mensen dat er bezig is. Er wordt net een perenboom opgetild en iets verderop neergezet bovenop een stuk jute dat door twee mensen snel en vakkundig om de kluit wordt gebonden. Intussen is de graver al bezig met een volgende boom. Een meisje staat klaar met een stuk jute op een soort flexibele metalen ring. Dat legt ze net op tijd klaar zodat de boom er op neergelaten kan worden. Twee anderen pakken de kluit in.
Een vrouw die de hele ochtend al aan het werk is geweest, moet nu weg. Ik krijg snel instructies om haar werk over te nemen. Het klaarleggen van de manden, zo noemen ze de metalen ringen, met daar overheen steeds een lap jute. Een eenvoudig klusje, maar het blijkt behoorlijk intensief. Steeds als ik een paar manden heb losgetrokken uit de stapel om ze naast de rij bomen klaar te leggen, moet die stapel verderop gelegd worden. Voor de dunne, juten doeken geldt hetzelfde. Een paar ervan los pellen, zorgvuldig over de ring leggen, en de stapel tien meter verderop leggen.
Honderdvijftien bomen telt een rij. Voor de volgende rij moet er eerst nieuw materiaal opgehaald worden. Sjouwen, touwtjes losknippen met een snoeischaar, en weer neerleggen. De miezerregen is niet opgehouden. Af en toe zet ik m’n capuchon op, maar die zit toch teveel in de weg. Ik werk samen met mensen waar ik de namen niet van ken. Na tien minuten heb ik de slag te pakken en ben ik onderdeel van het team.
Na anderhalf uur ben ik nat en koud. Als er een flink
eind van de tweede bomenrij gedaan is, komt Joke naar me toe; zij coördineert
het vrijwilligerswerk. Ze excuseert zich dat ze zo weinig tijd voor me had
vandaag en dat ik zo plompverloren aan het werk gezet ben. En dat met zulk
rotweer.
‘Maar daar kom ik toch voor,’ zeg ik. Al had ik niet
helemaal gerekend op deze workout in de koude miezerregen. Ze vertelt me waar ik
een volgende keer – als ik tenminste nog terug wil komen – een regenbroek en
laarzen kan vinden om aan te trekken.
Om drie uur liggen alle manden en doeken in de tweede rij klaar. Met ijskoude vingers stroop ik m’n tuinhandschoentjes af om een paar warmere handschoenen aan te trekken. Ik roep dag naar Joke en kijk nog even tevreden naar de lange rij boompjes met hun keurig ingepakte kluiten. Dan stap ik op m’n fiets. Een paar kilometer maar, dan kan ik lekker bij de verwarming kruipen. Voldaan over m’n bijdrage van vandaag aan het nieuwe voedselbos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten