zaterdag 28 mei 2011

afscheidsreceptie

Mijn collega A. is weg. Afgelopen donderdag was haar afscheidsreceptie.
Ik vind het zo jammer.
Als ik ’s morgens het bedrijf binnenkwam en zij zat aan de balie, werd ik daar altijd meteen blij van. Een vriendelijk goedemorgen, vaak een kort praatje en soms een knuffel. Omdat één van ons jarig was of iets anders feestelijks, of gewoon omdat het maandag was.
A. was altijd in voor iets geks. Ik interviewde haar een keer voor mijn gesproken kindertijdschrift over haar rolstoel. In plaats van een serieus gesprek werd het een wedstrijd door de lange gang, die zij natuurlijk won op wielen.
Ze had plezier in haar werk, maar toen ze om praktische redenen besloot te verhuizen, kon ze niet blijven. De afronding was rommelig en viel gelijk met een grote reorganisatie van het bedrijf, waardoor er niet veel persoonlijke aandacht was. De laatste weken dat ze bij ons werkte was ze minder vrolijk en uiteindelijk stopte ze verdrietig en gedesillusioneerd.
Maar voor haar afscheid had ze het van zich afgeschud.
Ze zat in haar rolstoel te glimlachen en nam handen, zoenen, bloemen en cadeautjes in ontvangst. Het waren er veel, want ik was niet de enige die blij van haar werd.
Terwijl het publiek zich met een drankje in de hand door de kantine verspreidde, zag ik het feestvarken toch stiekem een traan wegpinken. Meteen daarna nam ze dapper een slok wijn. Het was tenslotte een feestje.
Ook al zijn de andere collega’s aan de balie nog zo aardig, A. laat een lege plek achter. Maar we houden contact. Dat hebben we elkaar beloofd.
A., dit blogje is speciaal voor jou.

zondag 22 mei 2011

Niet veel toekomst

Het oude mobieltje van H. maakt een kwaakgeluid als er gebeld wordt. Een beetje gegeneerd neem ik op, maar in de bus naar Amsterdam-Noord kijkt niemand op of om. Het is mijn dochter: “Opa heeft gebeld om te vragen waar je bleef.”
Op de vrijdagen dat ik hem bezoek neem ik altijd dezelfde trein en ben dan om een uur of 11 bij de bushalte vanwaar ik nog anderhalve kilometer moet lopen. Dan bel ik dat ik eraan kom. Nu ook, want vijf minuten na het kwaaktelefoontje stap ik uit de bus.
Mijn vader loopt zich al een uur af te vragen waar ik blijf. Hij raakt een beetje verdwaald in de tijd, maar dat ik vandaag kom, weet hij dus wel. Als ik binnenkom is de koffie klaar en ik vind in de kast een pakje boterkoekpunten.
“Wil je ook boterkoek pa?” Ik hou hem een punt voor.
“Notenkoek?” Alles wat ik zeg moet één of twee keer herhaald worden. Maar als ik hem vraag naar dingen van vroeger is dat ineens over. Hij vertelt over de tijd dat ik nog een kind was en hij een jonge vader. Maar soms is ie per ongeluk een generatie verder terug en denkt dat ik ouders van mijn vroegere klasgenoten nog wel moet kennen van school.
We lopen naar het kerkhof aan het eind van de straat en terug en dan is hij moe. Voorzichtig laat hij zich zakken in het tuinstoeltje dat ik voor hem uit de schuur haal. Ik hou het vast, bang dat hij met stoeltje en al kapseist, maar als hij eenmaal zit durf ik het gras wel even te gaan maaien. Hij zit met z’n ogen dicht maar slaapt niet.
Als ik bij hem kom zitten zucht hij: “Ach, er zit niet veel toekomst meer in.” Dat is een waar woord voor een bijna negentigjarige. Wat zal ik zeggen. De moeder van mijn collega is vorige week honderd geworden, bedenk ik, maar ik geloof niet dat hij van die informatie erg blij zal worden.
Ik vraag hem dus maar naar het verleden, want daar heeft hij een heleboel van. En ik vertel hem over zijn kleinkinderen, die nog wel een hele toekomst voor zich hebben. Dan loopt hij mee naar de bushalte. “Over twee weken kom ik weer, pa.” Zeg ik. Veel is het niet, maar hopelijk toch weer een klein beetje toekomst voor hem om naar uit te zien.

zondag 15 mei 2011

Haar

Mijn dochter is thuis dit weekend, na een vakantie van bijna twee weken in Taiwan. Ze was bij haar vriend, die daar vijf maanden studeert. Ze heeft cadeautjes voor ons meegebracht en verhalen. Taiwan is zo anders en bijzonder. Samen hebben ze allerlei mooie plekken bezocht, mensen ontmoet, plezier gemaakt en veel en lekker gegeten.
“Iedereen keek naar ons”, vertelt ze: “Ik snap nu ongeveer hoe het voelt als je beroemd bent. Nou, dat is echt niet altijd leuk!”
Hoewel ze graag superbruin terug was gekomen, bleef ze ondanks de hitte behoorlijk blank. De mensen in Taiwan vinden dat juist prachtig. Zij beschermen zich met parapluutjes tegen de zon en op het strand zie je niemand in badkleding. Ze zwemmen met kleren aan. De witte benen van E. kregen veel bewondering. “Soms dacht ik dat ze m’n been er wel af wilden zagen en bij zichzelf er aan doen”, grinnikt ze.
Ze blijft een lang weekend. Aan de huiskamertafel zit ze met haar laptop te ploeteren op een schoolopdracht en te skypen met haar vriend. ’s Morgens is ze aan het douchen als ik in de badkamer wil en onder het eten zucht ze demonstratief als haar vaders tafelmanieren haar niet aanstaan. Als we samen boodschappen doen, probeert ze allerlei extraatjes van me los te krijgen. Het hoort er allemaal bij en ik geniet er van om haar thuis te hebben.
Maar dan komt de vraag die altijd gegarandeerd ruzie oplevert: “Mam, wil je dit weekend m’n haar verven?” Toen ze klein was, was ze blond, mijn dochter, maar ze verft haar haar al jaren donker. Dat vind ik prima, als ik het maar niet hoef te doen. Ik begin dan ook met tegenpruttelen. Maar keihard nee zeggen is me nog nooit gelukt, en ook deze keer zwicht ik zuchtend voor haar gesoebat.
In de badkamer zit ze op een krukje met een oude handdoek om haar schouders en vertelt me wat ik moet doen en hoe. Ik vind het een rotklus en mopper terwijl ik het vieze spulletje goed probeer aan te brengen. Zij moppert als ik per ongeluk verf op haar oor smeer of als ik ergens een plukje vergeten ben. Ik ben blij als het flesje verf leeg is, de plastic handschoentjes uit kunnen en de donkerbruine vlekken op de badrand zorgvuldig verwijderd zijn. Uitspoelen mag ze zelf doen.
Als ze een uurtje later beneden komt is haar bobline weer strak geföhnd en donkerder dan ooit. Haar huid steekt er extra blank bij af. Tevreden gaat ze buiten in de zon zitten. Misschien lukt het in de Hollandse zon wel om bruin te worden.

zondag 8 mei 2011

Dagje Amsterdam

Omdat mijn zoon donderdagavond met vrienden zijn verjaardag viert, bedenken wij een uitje met overnachting. Vrijdag is mijn vader-bezoekdag, dus een dagje Amsterdam ligt voor de hand. Maar dan toeristisch; daar komen we zelden aan toe.
We ontbijten rustig en rijden om half elf kalmpjes weg. In Amsterdam Noord weten we nog steeds een plek te vinden waar je vrij kunt parkeren als je het stuk lopen naar de pont op de koop toe neemt. Op het voordek in de zon is het vakantiegevoel compleet.
Vanaf het Centraal Station wandelen we de stad in, maar we hebben geen zin in de Kalverstraat. Langs de coffeeshops en souvenirwinkeltjes lopen we richting Oud-West, waar we zo lang geleden gewoond hebben, dat een etage daar nu inmiddels twintig keer zo veel waard is. Dat constateren we bij de etalage van een makelaar.
We nemen de kleine straatjes en zwalken langs bekende plekken naar straten waar we nog nooit eerder geweest zijn. Het weer is te mooi voor een museum en we blijven gewoon lopen. Toevallig komen we langs de plek waar een groot vijf mei concert wordt voorbereid. Op een brug staan wat mensen te kijken, maar er gebeurt nog niet veel. We raken aan de praat met een oude man. Hij vindt het leuk om bij de soundcheck te zijn, maar het concert vanavond gaat hij niet beluisteren. Dat wordt hem te veel. Hij woont in Weesp, vertelt hij, maar vroeger woonde hij in Oud-West. In de Van Hogendorpstraat. Dat is toevallig. Daar hebben wij ook gewoond. Nog geen tien nummers verderop. Maar hij woonde er voor onze tijd.
Nu hij oud is, mist hij de stad wel. Weesp is mooi en ruim, maar hij mist de gezelligheid van Amsterdam. Hij keert zich naar het water, waar straks de soundcheck begint, en wij groeten en lopen door.
Koffie bij het Americain, nog eens koffie bij De Balie (die bij het Americain was lekkerder) en dan terug naar de auto.
We rijden naar Slotermeer, waar we afgesproken hebben met J., de vriend van een goede vriendin. Samen wonen ze sinds kort in Amsterdam, en toen we ze hielpen bij hun verbouwing, zat er een logeerbed in de planning. Dat bed is inmiddels werkelijkheid geworden. Het is verborgen in een wand en wordt voor ons tevoorschijn gehaald. Vriendin W. is er helaas niet, maar met z’n drieën hebben we toch een gezellige avond.
Het logeerbed is prima en als we wakker worden is J. al naar z’n werk vertrokken. We ontbijten op een balkon met uitzicht over een park-achtig landschap, waar merels zingen, meeuwen schreeuwen, een zwaan luidruchtig op het water landt en verwilderde groene halsbandparkieten van boom naar boom vliegen. Een reiger landt op een paaltje een paar meter van het balkon. Onbegrijpelijk dat dit Amsterdam is.
Dan pakken we onze tas weer in om aan deel twee van ons uitje te beginnen. Twee oude vaders bezoeken. En dan terug om te zien hoe ons huis er uit ziet na de viering van een achttiende verjaardag!

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...