zondag 25 oktober 2015

Broersdag: Zeeuwse voorouders

(Jaarlijks hebben we ‘broersdag’, een familiedag met vijf broers en de bijbehorende schoonzussen. Dit jaar meldde één van de vijf broers zich af en zijn we met z’n achten.)

Vorig jaar stond de broersdag in het teken van de familiegeschiedenis in Krommenie. Deze keer zijn we in Zeeland, waar mijn schoonmoeder vandaan kwam. De organiserende broer F. heeft zich grondig verdiept in de stamboom en er staat een rondrit op het programma langs verschillende plaatsen waar voorouders hebben gewoond en gewerkt.

De goudplaat
Schapenboeren en landbouwers waren het en ze hadden het niet altijd makkelijk. We rijden naar ‘de goudplaat’, een plek op Noord Beveland waar de opa van moeder zijn schapen liet grazen. In een kringetje staan we daar te luisteren naar F. die vertelt over zijn overgrootvader en wijst waar die honderd jaar geleden met zijn kudde rondliep. Er staan nu bomen, maar in die tijd was het vlak land waarvandaan je alle torens van de dorpen rondom kon zien. Het weer is vrij zacht voor de tijd van het jaar, maar na een kwartier staan we toch te kleumen. We bedenken hoe koud het geweest moet zijn om in weer en wind de hele dag op de schapen te passen. En altijd met de dreiging van de zee. We horen hoe overgrootvader David ooit bijna zijn kudde verloor toen de wind plotseling draaide en er een springvloed opkwam.

Veerstraat, Kamperland
In het dorpje Kamperland bekijken we het huisje waar de familie woonde en dan gaan we op zoek naar de boerderij Bouw en Plantlust, een monumentale Zeeuwse boerderij die ook ooit door verre voorfamilie bewoond werd.


Het blijkt nu een camping te zijn en als we nieuwsgierig vanaf de brede oprijlaan naar het woonhuis lopen en foto’s maken, komt er een vrouw op ons af lopen die niet erg vriendelijk vraagt wat we komen doen en waarom we niet eerst even toestemming vragen als we het huis fotograferen. Excuses en een vrolijke uitleg van de belangstelling maken haar niet milder. 
Bouw en plantlust, foto van internet
Bij de achterkant kwamen we niet, maar die vond ik wel op internet.
Ze heeft vaker last gehad van ‘dat soort mensen’ die zomaar foto’s kwamen nemen. We zijn een beetje beduusd en F. doet zijn mond open om haar iets te vertellen over de rol van haar huis in de familiegeschiedenis, maar ze draait ons abrupt de rug toe en loopt met nijdige stappen terug naar de mooie boerderij.
Verbaasd en verontwaardigd vragen we ons af of ze tegen haar kampeerders ook zo onvriendelijk is.

Dan rijden we naar een volgende bestemming: het dorp Kortgene, waarvan de kerktoren 150 jaar lang onder water heeft gestaan. Naast de kerk is een man het gras aan het maaien. Als we om de kerk heen lopen om de dikke muren te bekijken, komt hij van z’n maaier af om te vertellen dat in de kelder vroeger mensen gevangen hebben gezeten.
Bij een volgend kerkje in Wolphaartsdijk gaan juist twee vrouwen met emmers en poetslappen naar binnen. Ze zeggen lachend dat we wel twee minuten binnen mogen kijken en weten even later te vertellen dat in het huisje daar op de hoek een familielid van Moeder gewoond heeft. Zo krijgen we weer vertrouwen in de mensheid.

Ten slotte gaan we terug naar de plaats waar we begonnen waren: het vakantiehuisje van broer F. in Goedereede. Daar wordt bij een goede maaltijd nog lang nagepraat over de familiegeschiedenis en meer.
Volgend jaar zijn wij aan de beurt om de broersdag te organiseren. Na twee keer een duik in de historie wordt het dan misschien een keer tijd voor een kijkje in de toekomst. Of iets heel anders. Daar gaan we maar eens goed over nadenken.
                                                                                                                                                                                 

vrijdag 16 oktober 2015

Pasta met walnotenpesto


Het is een goed walnotenjaar. Een notenboom heb ik zelf niet in de tuin, maar ik weet er wel een paar te staan die hun noten laten vallen in openbaar gebied. Vanaf september heb ik regelmatig een rondje gefietst dat de ene keer maar een paar noten opleverde en de andere keer flink wat. Het record was zesendertig na een ochtend met veel wind.  Daarna was het ook wel zo’n beetje afgelopen met noten rapen.
 
Vanmiddag kwam A. met haar kinderen langs, gewapend met een extra notenkraker en een fles wijn. We gingen pasta met walnotenpesto maken. Het is een gezellig klusje om met z’n allen om de grote tafel noten te kraken. Drie notenkrakers hadden we, elk met een ander systeem, die we allemaal door elkaar gebruikten. We kwamen er niet uit welke het best werkte, maar er schoot regelmatig een noot of een stuk dop door de kamer.

Toen we 200 gram noten bij elkaar hadden gepeld, had de jongste er genoeg van. Voor hem werden een paar auto’s te voorschijn gehaald om mee te spelen, maar even later kwam H. thuis, die de kast met stripboeken open deed. Vanaf dat moment waren we nog met z’n tweeën in de keuken: oudste kind en ik. We roosterden de gepelde walnoten en gebruikten het grootste deel om een heftige pesto te maken. Vier knoflooktenen gingen er in, twee geperste citroenen, een flink stuk Parmezaanse kaas en een kwart liter olijfolie. En basilicum natuurlijk. Het was grappig om te zien hoe de keukenmachine in een seconde het groen van een hele basilicumplant ‘op at’. Met de stukken harde kaas die we hem daarna voerden, had ie wat meer moeite.

Samen maakten we behalve de pesto nog twee salades en een flinke pan driekleuren-pasta. Daarna konden we aan tafel.
Was het lekker? De meesten vonden van wel, maar de jongste had toch liever de losse noten die door één van de salades zaten. Gelukkig was er ook nog een voedzaam toetje: tiramisu.
Wie gekookt heeft, hoeft niet af te wassen. Dat vonden de keukenprinsessen een prima regel. Alle anderen maakten de keuken weer helemaal netjes en daarna konden de gasten naar huis met een potje walnotenpesto en zelf hadden we ook nog een kom vol over.
Toch leuk, wat je allemaal kunt doen met die geraapte noten. En ze zijn nog lang niet op.

 

 

zaterdag 10 oktober 2015

Le nozze di Figaro


Er staan rijen voor alle betaalautomaten van de parkeergarage. We sluiten achter aan en terwijl we wachten tot we aan de beurt zijn om te betalen, hoor ik achter ons een vrouw tamelijk hard en een beetje bozig zeggen: ‘Sorry, maar ik vond er niks áán!’ Een man antwoordt onverstaanbaar en zij reageert: ‘ja, jíj hebt de kaartjes gekocht! En het zou om half elf afgelopen zijn. Nou… het is nu elf uur geweest!’ Hij zegt verdedigend dat de mensen nou een keer erg lang bleven klappen en ja, dan moeten de hoofdrolspelers nog wel een keer komen buigen. Nu weet ik zeker dat ze, net als wij, naar de opera ‘Le nozze di Figaro’ geweest zijn.


Le nozze di Figaro, foto: Jurjen Stek
Culturele evenementen bezoeken is er bij mij niet met de paplepel ingegoten. Mijn ouders gingen niet naar theater, film of muziekvoorstellingen. Wel waren er veel boeken in huis en mocht ik op pianoles. Jammer genoeg had ik daarbij een leraar die mijn muzikale enthousiasme eerder doodsloeg dan aanwakkerde. Ooit zong ik in een kinderkoor mee met de Mattheus Passion en ik herinner me daar vooral van dat het erg lang duurde, dat het koud was in de kerk en dat we van achter een dikke pilaar voornamelijk uitzicht hadden op de dikke kont van de dame die de alt solo zong. Ondanks deze ervaringen kwam er in de loop van de jaren steeds meer muziek in mijn leven.

En nu ben ik dan voor de allereerste keer naar een opera geweest: Le nozze di Figaro, van Mozart.

Ik had altijd het idee dat operamuziek iets was voor gevorderden. Voor mensen die, wanneer ze een muziekstuk horen, weten dat dit Abendlied 8 van Felix Mendelssohn is, of Suite voor orkest opus 80 van Fauré. Toen H. kaartjes had gekocht voor Figaro, wist ik dan ook niet goed of ik het wel leuk zou vinden.

Als nieuwkomers op operagebied waren we verrast over het fenomeen boventiteling: boven het toneel was de vertaling van de Italiaanse gezongen teksten te zien. Weliswaar hadden we van te voren gelezen waar het verhaal over ging, maar zonder deze vertaling zou het toch allemaal lastig te volgen zijn geweest.

Le nozze di Figaro is een regelrechte soap*. Opera mag dan gelden als een elitaire kunstvorm, ik dacht tijdens deze voorstelling aan het woord ‘volks’, aan Gordon en Gerard Joling, aan ouderwetse kluchten, waarin minnaars snel de deur links op het toneel uit gingen als echtgenoten door de deur rechts binnenkwamen.

De operazangers stonden letterlijk en figuurlijk vlakbij het publiek. Ze zongen niet alleen, maar schmierden, speelden met het publiek en hadden er duidelijk lol in. Waar ik bang was geweest dat we na een uurtje in slaap zouden vallen, waren de drie uren die het spektakel duurde zó om en stonden we met het hele publiek een kwartier te klappen. Jammer voor de dame die er geen bal aan vond en er later in de parkeergarage bij haar partner over klaagde.

Wat mij betreft is een avondje opera lang niet zo hoogdravend als ik dacht. Het was vooral hilarisch met als extra een heleboel mooie muziek. Dat gaan we vast vaker doen.

 
*Figaro, de knecht van graaf Almaviva, en Susanna, het kamermeisje van de gravin, hebben de toestemming van de graaf nodig om te kunnen trouwen. Maar de graaf wil eerst Susanna verleiden, waarmee hij een aristocratisch recht uitoefent, het aloude droit de seigneur, dat hij eigenlijk zelf had afgeschaft. Om het plan van de graaf te dwarsbomen, spannen de twee bedienden samen met de gravin, die door haar man verwaarloosd wordt. De jonge page Cherubino zorgt voor de nodige complicaties en stuurt door zijn hartstocht voor de gravin - eigenlijk voor alle vrouwen - de hele boel grondig in de war; ondergeschikte intriges, vermommingen en geheime brieven doen de rest. Aan alle moeilijkheden komt een einde wanneer de graaf erachter komt dat hij niet stiekem aan het flirten is met Susanna, maar met zijn eigen vrouw; hij is ontmaskerd en vraagt haar om vergiffenis. Vervolgens zegent hij het huwelijk van Figaro en Susanna. (bron:www.musico.nl)

zaterdag 3 oktober 2015

Taalles

Het schoolplein van de basisschool is op woensdagmiddag uitgestorven. Ik zet mijn fiets op de standaard en probeer het hek open te maken. Dat lijkt op slot te zitten. Ik loop om de school heen, maar alles is afgesloten en stil. Als ik bij mijn fiets terugkom, zie ik iemand het hek open doen. Je moet gewoon eerst een klepje omhoog doen.
‘Het is meteen de trap op en dan links af,’ is me uitgelegd. In het lokaal staan een paar mensen en als ik binnenkom, komt de docente enthousiast naar me toe.
“Nóg een klassenassistent! Wat hebben we lekker veel mensen vandaag!”

Ik heb me aangemeld bij Vluchtelingenwerk. Al een tijdje denk ik na over vrijwilligerswerk en nu er zoveel vluchtelingen zijn die hulp kunnen gebruiken, wil ik dát bieden waar ik goed in ben: hulp bij de Nederlandse taal. Er is behoefte aan klassenassistenten en taalcoaches. Voor beide functies is het handig om eerst een taalles bij te wonen.
Als iedereen binnen is, blijken er 6 helpers op 9 cursisten te zijn. Riant!
Na een rondje voorstellen, begint de les met het woord wanneer. Er moeten zinnen bedacht worden met dat woord.
Wanneer ga je naar Nijmegen?
Wanneer moet ik terugkomen?
Alle zinnen worden op een whiteboard geschreven. Sommige cursisten gebruiken een verkeerde woordvolgorde en dan zegt de juf mild: ‘Bíjna goed’ en schrijft de zin goed op het bord. Bilal, die in het voorstelrondje vertelde dat hij een baan als autospuiter heeft, komt met de zin:
Wanneer is de auto klaar?
Er wordt herkennend gelachen en overmoedig komt hij dan met
Wanneer is de auto gepolijst?
Uitleggen wat dat woord betekent is te hoog gegrepen.
Het hele bord wordt gevuld met wanneer-zinnen en daarna wordt de klas in groepjes verdeeld met de opdracht een gesprek te voeren alsof je in een kledingwinkel kleren koopt.
Drie leerlingen en twee assistenten per groepje. Deze cursisten spreken al behoorlijk Nederlands en de gesprekken zijn geanimeerd. Na een houterig begin komen ze op dreef. ‘Deze broek is te duur’, zegt de ‘klant’, maar de verkoopster zegt ‘het is goede kwaliteit’.  Ze willen graag het verschil weten tussen ‘Kan ik dit ruilen’ en ‘kan ik dit terugbrengen’ en schrijven alles ijverig op.

In het volgende les-onderdeel wordt achter computers aan opdrachten in het lesboek gewerkt. De docente vraagt mij of ik mevrouw Mokamil wil helpen, die niet met een computer werkt. Het is een kleine Afghaanse die de hele les weinig heeft gezegd. Ze pakt haar boek en wijst aan waar ze gebleven is. Een opdracht over lettergrepen en klemtonen. Mevrouw Mokamil leest de opdracht hardop voor en ik kan horen dat ze er niets van begrijpt. Ik vraag of ze begrijpt wat lettergrepen zijn en probeer het uit te leggen. De opdracht is om een aantal woorden in lettergrepen te verdelen en aan te geven waar de klemtoon ligt. Ze komt er niet uit en ik besluit het bij de betekenis van de opdrachtwoorden te houden. ‘Binnenkort’. Weet u wat dat betekent?
Ze aarzelt. ‘Binnen’, zegt ze, ‘eh – in een huis?’
We worstelen een half uur met de woorden in het lesboek en daarna is het tijd voor een koffiepauze.

De les duurt tot vier uur. Er gaat geen bel en als de juf zegt dat de les is afgelopen, blijft bijna iedereen nog even schrijven. De cursisten zijn heel gemotiveerd. Dat geldt ook voor de vrouw waar ik taalcoach van wordt. Over een klein jaar doet ze inburgeringsexamen en volgende week ga ik voor het eerst naar haar toe. Ik ben heel benieuwd en ik heb er zin in.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...