zondag 29 september 2013

Buren

De hele week al staat er in de tuin van onze buren-schuin-achter een party-tent. Niet zo’n gewone met vier poten die bij een flinke windstoot omgaat; nee, het is een echte grote, waar wel honderd mensen in passen. En dat is ook de bedoeling, want de buurman viert zaterdag zijn vijftigste verjaardag. Wij zijn ook uitgenodigd.

De schuin-achter-buren wonen er nu zo’n jaar of vier en we hebben niet heel veel contact. Onze tuinen zijn zó begroeid dat we niet bepaald bij elkaar naar binnen kijken, en er zit ook nog water tussen. Af en toe komen we elkaar buiten tegen en dan zeggen we tegen elkaar dat we eens samen koffie moeten drinken. Niet lang geleden maakten we er eindelijk een concrete afspraak van en hebben we uitgebreid bijgepraat. We kennen elkaar namelijk al langer dan die vier jaar.
Toen wij ons huis kochten, een twee onder één kap, kochten zij het andere huis onder de kap. De kale klei-en-zandvlakte om het huis groeide onder onze handen uit tot tuinen om in te  zitten. Over de afscheiding ertussen was goed overleg en achterin bleef een opening, waardoor zowel kinderen als volwassenen even konden gaan buurten. Na een paar jaar ging buurman in België werken en vertrok het gezin naar een plaats dicht bij de grens. Het contact verwaterde. Af en toe hoorden we via via hoe het hen verging. Ze konden niet erg aarden en wilden graag terug. Enkele jaren na hun vertrek waren ze weer naar onze streek verhuisd in een dorp verderop. Maar ze wilden nog preciezer ‘terug’ en aasden op het stuk grond direct achter hun eerdere woning. Na nog een tussenverhuizing naar een andere wijk in ons dorp, kregen ze het voor elkaar. Ze kochten de bouwgrond en zetten er een huis neer. Onze oude naaste buren waren nu onze schuin-achter buren geworden.

De vijftigste verjaardag van de buurman is een groot, lawaaiïg feest. Tussen de vrienden en familie zitten veel mensen die we vroeger ook op verjaardagen ontmoetten. Grappig om die na zo’n tijd weer tegen te komen. We hangen een tijdje geanimeerd rond een statafel, maar mijn conditie is nog niet zo ver dat ik een heel feest staand aankan. Zitten is geen optie, want om een gesprek te voeren moet je op oorhoogte van je medefeesters zijn. Na anderhalf uur hou ik het voor gezien en H. gaat met me mee. Terwijl we omlopen naar ons eigen huis, horen we de jarige een hevig versterkte toespraak houden en dan de muziek weer losbarsten. Thuis zak ik dankbaar op de bank om comfortabel nog een tijdje te luisteren naar de vrolijke geluiden uit de feesttent.

zaterdag 21 september 2013

Nul tinten grijs

Het moet gezegd: het breken van een heup is heel slecht voor je seksleven.
Niet dat dat het eerste is waar ik aan dacht toen ik misselijk van de morfine uit de operatiekamer kwam. In de stapel folders die wat later op mijn nachtkastje gelegd werd,  stonden veel praktische tips over seniorenbedden, badkamerhulpmiddelen, toiletverhogers en valpreventie, maar hoe een mens na het breken van een heup ooit weer aan seks zou kunnen beginnen, is geen onderwerp.

Vier dagen na de operatie mocht ik naar huis. Helaas bleef de slaapkamer boven nog lang onbereikbaar. Allereerst vanwege de trap, die een onneembare hindernis was geworden. Maar ik had het H. ook niet aan willen doen om samen in het tweepersoonsbed te slapen. Een mens draait zich in z’n slaap dertig tot veertig keer om. Gewoonlijk merk je daar niks van, maar met een vers gerepareerde heup zijn daar veel bewegingen bij waar je wakker van wordt. Het kost dan een hoop gewoel om een goede houding terug te vinden om verder te slapen.

Ik sliep dus beneden. Op een hoog-laag bed van de thuiszorgwinkel. Een fijn bed met heel veel mogelijkheden. Behalve dat ik het voeteneind omhoog kan zetten voor een comfortabele ‘heup-hoek’ en het hoofdeinde om half liggend te lezen, is het bed een fantastische speelplek voor bezoekende kinderen.

Na zes weken hees ik me voor het eerst de trap op en na zeven weken kwam ik terug in het tweepersoonsbed. Eindelijk weer samen slapen. Voorzichtig op m’n zij voor een knus lepeltje-lepeltje. Maar seks… daar moeten je heupen wel een beetje voor meewerken. Het is behelpen en improviseren. Misschien moet ik mijn fysiotherapeut met de mooie ogen toch eens vragen of daar ook oefeningen voor zijn.

maandag 16 september 2013

Het Cruquius museum

Onze jaarlijkse Broers-en-schoonzussendag is dit jaar in Haarlem en de ontvangende broer-en-schoonzus nemen het hele gezelschap ( 10 personen) mee naar Cruquius . Daar is namelijk het Cruquius museum met het Cruquius gemaal en dat, vonden zij, is de moeite waard om te bekijken.

In drie auto's rijden we achter elkaar aan naar het wonderlijke gebouw, dat een kruising lijkt van een fabriek en een kasteel, met één dikke toren met kantelen. Rondom de toren steken uit de open boogramen acht enorme, ijzeren gevaarten die veel weg hebben van hijskranen. 
"Gemaal De Cruquius uit 1849 is een van de drie gemalen waarmee de Haarlemmermeer tussen 1849 en 1852 is drooggepompt. Bovendien is het de grootste stoommachine ter wereld. Het gemaal is daarna nooit gemoderniseerd en in 1933 buiten werking gesteld."  Dit meldt Wikipedia over de plek waar we zijn. Nieuwsgierig gaan we naar binnen. Ik in de rolstoel, omdat een museum rond lopen nog te veel van het goede is voor mijn herstellende heup. 

We beginnen in een kleine filmzaal, waar met een animatiefilm de geschiedenis van de Nederlandse waterwerken wordt uitgelegd. Leuk en duidelijk in beeld gebracht, maar de polygoon-stem van de voice-over is wel erg gedateerd. Mijn zwager neemt de taak op zich om mij te duwen. Dat heeft als bijkomend voordeel dat hij voorkennis heeft en me veel kan uitleggen over alle maquettes, machines en molens die we zien. We gaan de drie verdiepingen van het museum over.   Bij de trappetjes zijn spannende rolstoelliften, waar ik enthousiast door hulpvaardige handen in- en uit gemanoeuvreerd word. 

Ik hou van maquettes en kan m'n hart ophalen bij de modellen van verschillende soorten stoomgemalen, molens en een steeds onderlopend en weer drooggelegd Nederlandje. Hier kun je precies zien hoe ver we hier onder de zeespiegel zitten en wanneer verschillende gebieden werden ingepolderd. 

Het topstuk van het museum is het originele stoomgemaal. Een gids vertelt dat de enorme machine geïmporteerd is uit Engeland. Vanuit de kolom in het midden van de ruimte zien we acht ijzeren armen uit de ramen naar buiten steken. Aan elke arm een zuiger die vijf keer per minuut 8000 liter water omhoog kan pompen.  Toen de stoommachine in 1933 werd stilgezet, wilde men in eerste instantie het hele gevaarte slopen, maar gelukkig wisten liefhebbers van de oude machine dat te voorkomen. Op stoom werkt ie niet meer, maar met een hydraulisch systeem worden de acht armen voor het museumpubliek in beweging gezet. We zien de zuigers onder water verdwijnen en even later weer boven komen. Het water wordt niet meer echt afgevoerd maar je ziet duidelijk de kracht waarmee het omhoog gezogen wordt. Prachtig om naar te kijken. Zo hebben ze de Haarlemmermeer leeg gepompt. 

Als we alles gezien hebben gaan we terug naar Haarlem waar we aan de lange tafel tot middernacht ons samenzijn vieren. Met heerlijke zelfgemaakte tapas, lekkere wijntjes, sterke verhalen en een hoop plezier. Om twaalf uur nemen we afscheid en we verspreiden ons weer door Nederland. Tot volgend jaar.

vrijdag 13 september 2013

Vergankelijke schoonheid

De zon lokt me naar het terras. Ik neem een voorschotje op de oefening die mijn fysiotherapeut voor vanmiddag heeft aangekondigd: lopen met één kruk. Zo kan ik mijn koffie regelrecht mee naar buiten nemen. 
Tot nu toe zette ik het kopje steeds even ergens neer om weer een paar stappen te kunnen doen.
Het lopen met koffie gaat me goed af. Tevreden ga ik op een tuinstoeltje zitten en laat de septemberzon op mijn gezicht schijnen. Een paar meter verderop pronkt de hop met z’n ontelbare, zachtgroene bellen. Er glinsteren regendruppels aan.

In deze verschijningsvorm hou ik van de hop en alleen daarom is ze er nog. Het is een zij ja, hoewel we oorspronkelijk een mannelijke plant hadden neergezet. Dat merkten we pas toen er in plaats van elegante hopbellen alleen onooglijke sprietjes aan de plant kwamen. We lieten hem toch maar langs de schutting groeien. Vorig jaar kwam er tien meter verderop een bescheiden nieuw plantje op, waar tot onze verrassing wél bellen aan kwamen. We leidden de enkele stengels langs de pergola.
Dit voorjaar kwam de nieuweling op volle kracht terug. De snel groeiende hopstengels hingen overal in de weg en met hun kleine weerhaakjes maakten ze gemene striemen als je er per ongeluk te dicht langs liep. Ik beloofde mopperende huisgenoten dat de plant er na deze herfst uitgaat, maar eerst mocht ie nog bloeien.

En nu bloeit de hop. Uitbundig! “Wat ben ik mooi hè”, straalt ze. “Zal ik volgend jaar weer?” Maar dat gaat niet gebeuren. 
Ze moet weg.
Onherroepelijk; beloofd is beloofd.
Wel jammer… laat ik nu maar extra genieten van deze eenmalige schoonheid. 


zondag 8 september 2013

Nieuwe looptechniek


Mijn dochter staat me vierkant uit te lachen. “Weet je waar het op lijkt mam? Op zo’n spastische jongen die ik wel eens in Den Haag zie lopen.” Ongenadig haalt ze haar i-phone tevoorschijn om een filmpje van me te maken.
Ik probeer een nieuwe looptechniek onder de knie te krijgen. Na zeven weken twee krukken tegelijk vooruit zetten en dan mijn gewicht naar voren brengen, moet het nu anders. Als voorbereiding op het lopen met nog maar één kruk moeten ze nu om-de-beurt. Heel natuurlijk eigenlijk, net als bij een ontspannen wandeling: je zet je rechterbeen vooruit en zwaait tegelijk je linkerarm naar voren en andersom. Maar mijn lijf is die ontspannen wandeling helemaal vergeten.
Vanmiddag liet de fysiotherapeut zien hoe het moest. “Simpel”, zei m’n brein, maar ik kreeg het niet voor elkaar. Hardnekkig kwam kruk rechts steeds te hulp als ik leunend op kruk links de griezelige stap op mijn ‘verkeerde’ been wilde zetten.
Nu ik het opnieuw probeer, voel ik mezelf zwalken en ik snap waarom mijn dochter moet lachen. Het voelt ook idioot. Ik lach met haar mee en dan lukt het helemáál niet meer. Samen kijken we naar het filmpje.
“Ik zal het maar niet op youtube zetten hè.” Zegt ze pesterig en dan wist ze het gelukkig.

Na een goeie nacht slapen, pak ik met frisse moed mijn krukken en hé, ineens heb ik de slag te pakken. Ik loop. Met één kruk per stap en zonder als een dronkeman heen en weer te zwaaien. “Kijk, nu lukt het!” Mijn man is precies verbaasd en bewonderend genoeg over deze plotselinge vooruitgang. Vijf keer loop ik de hele kamer door. Dan laat ik me zuchtend op een stoel zakken. Au!

Dacht ik vorige week dat het een makkie zou worden? Dit is zwaarder dan ik had gedacht. Maar ik kom er wel. Stug blijven oefenen, dan wordt het vanzelf weer normaal om gedachteloos ergens heen te lopen

zondag 1 september 2013

Vijfkwarts wandelen














“Hoeveel weeg je?” vraagt de fysiotherapeut met de mooie ogen.
“Eh, ergens tussen de 55 en 60 kilo.” 
“Laten we dan maar van 60 uitgaan, dat is makkelijk rekenen.”
Na zes weken rust mag mijn been nu weer voorzichtig belast gaan worden. Om te beginnen met een kwart van mijn gewicht. Hoe doe je dat? Nou, met een weegschaal.
De ouderwetse, analoge weegschaal staat midden in de kamer en mijn fysiotherapeut kijkt zoekend rond.
“Nu hebben we iets nodig dat net zo hoog is, zodat je daar met je linkervoet op kunt staan.”
“Een boek”, zeg ik meteen en hink naar de boekenkast. Ik trek met één hand een dik kookboek tevoorschijn en hij legt het naast de weegschaal. Bijna genoeg. Een groot formaat dichtbundel van Ted van Lieshout is precies goed als aanvulling.
“Dat ik nou een dichtbundel ga gebruiken om op te staan…”
Hij lacht: “Ik zal hem onder het kookboek leggen. Dan sta je er niet echt op.”
Met mijn ene voet op de boeken en de andere op de weegschaal vind ik uit hoe het voelt om op één-en-een-kwart been te staan. Eerst plat op m’n voeten en dan op mijn tenen.
Na vijf minuten oefenen mag ik het in de praktijk gaan brengen. Voorzichtig en geconcentreerd probeer ik mijn rechtervoet elke stap met ongeveer 15 kilo te belasten. “Probeer je voet helemaal af te wikkelen.”
O ja… ik zet hem wel neer, maar vergeet er op te lopen. Ik moet denken aan het boek “De mierenmoordenaar” van Julio Cortázar, waarin instructies gegeven worden voor gewone handelingen, zoals huilen, zingen en traplopen.
Ik krijg instructies om te lopen. Been naar voren strekken, hiel neerzetten, afrollen naar de bal van de voet, de teen en dan met die teen afzetten; voor een kwart!
Er is een groot verschil tussen hinken op krukken en lopen met krukken. Mijn schouders halen opgelucht adem. Maar aan het eind van de dag protesteert mijn rechterbeen. Spierpijn. Ja logisch, als je na zes weken ineens weer aan het werk moet. ’s Avonds doe ik even rustig aan, maar de volgende dag ga ik weer aan de wandel: been naar voren strekken, hiel neerzetten, afrollen naar de bal van de voet, de teen en dan (voor een kwart) afzetten. Nog even en ik hoef er niet meer bij na te denken. En volgende week mag er een kwart bij.
Zo gaat ie goed!



Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...