vrijdag 28 mei 2021

Een slecht interview

Donderdagmorgen sta ik ingeroosterd in studio 6 voor de laatste 120 minuten van de Telegraaf. Het betekent dat ik een deel voorlees van de weekselectie die gemaakt is voor onze blinde en slechtziende Telegraaf-abonnees. Wekelijks krijgen ze in zo’n drie en een half uur op deze manier een geconcentreerde versie van die krant. Op dezelfde manier wordt van de andere landelijke kranten een wekelijkse luisterversie gemaakt.

De Telegraaf dus. Het is niet mijn lievelingskrant, maar dat zul je aan mijn stem niet horen; ik ben een professional. Dus lees ik zonder blikken of blozen voor hoe Lil Kleine in Ibiza zijn vriendin heeft toegetakeld en welke misstappen hij voor die tijd al allemaal had begaan. Ook lees ik een interview met bariton Ernst Daniël Smid, die Parkinson heeft. En verder nog een heleboel artikelen die ik meteen weer vergeet. Na de voorleessessie maak ik netjes de studio schoon en ga ik naar huis.

Pas als ik aan tafel een boterham zit te eten, realiseer ik me waarom ik het interview met Ernst Daniël Smid zo slecht vond. Evert Santegoeds mag het dan tot journalist van de grootste Nederlandse krant geschopt hebben, ik heb weinig bewondering voor zijn manier van vragen stellen.

Bij de Voorste Kamer maken we luistertijdschriften met een hele kleine oplage, maar we maken ze wel zo goed mogelijk. En voor mij betekent dat, dat als je iemand interviewt, je die persoon zo goed mogelijk tot z’n recht moet laten komen.

Na het lezen van het interview met de bariton, blijft bij mij níet het beeld achter van een gevierde zanger met een mooie carrière. Daar ging het helemaal niet over. Alle vragen hadden als strekking: nu je Parkinson hebt kun je zeker dit niet meer, en ook dat niet meer, en is dat niet vreselijk erg. Geen vraag over successen, mooie momenten, anekdotes… geen vraag over wat er nu nog wél kan en waar Ernst Daniël nu zijn vreugde uit haalt. Alleen maar poeren in de ellende.

Ik monteer regelmatig audio-interviews. Vaak met mensen die onlangs blind of slechtziend zijn geworden en veel verloren hebben. De freelancers die deze interviews afnemen (zelf ook blind) vragen niet alleen maar hoe erg het wel is en wat er nu allemaal niet meer kan. Ze laten ruimte voor het verhaal van de geïnterviewde zelf. Terwijl ik monteer, leer ik die mensen kennen.
Het interview in de Telegraaf heeft me over Ernst Daniël Smid niets anders laten zien dan dat hij Parkinson heeft en dat zijn carrière helaas over is.

Het is een keus, maar mijn keus zou het niet zijn. Geef mij maar een andere krant.

maandag 17 mei 2021

Vraatzuchtig bezoek

Slakken zijn dol op Afrikaantjes, pardon, Tagetes. Zo staat het op de websites die het kunnen weten en het klopt. De plantjes worden opgevreten waar je bij staat. Avonden achter elkaar heb ik er 30 tot 40 van die slijmerds per keer uit geplukt en in de groenbak gedumpt. De sla en knolselderij laten ze met rust, wat precies de bedoeling was. Al vraag ik me wel af of de Tagetes plantjes  zoniet juist extra veel slakken aantrekken.

De dikke, donkerbruine naaktslakken zijn het makkelijkst. Goed zichtbaar en makkelijk op te pakken – wel met tuinhandschoenen, want ze nemen meteen m’n vingers in een plakkerige omhelzing en daar heb ik liever een laagje stof tussen. Lastiger zijn de kleintjes, lichter van kleur en soms zo smal als regenwormen. Ze klemmen zich aan de plant vast of laten zich juist vallen zodat je ze tussen de aardkluiten uit moet pulken.

Terwijl ik ze verzamel, mopper ik hardop. Vies klusje. Rotbeesten die alles opvreten wat ik zo zorgvuldig in de tuin heb gezet en verzorg.
 
Waar ik echt kwaad van word is dat ze – dit jaar voor het eerst – ook in de munt zitten. Terwijl munt volgens het boekje één van de plantensoorten is waar slakken niet van houden, heb ik nou net weer een afwijkende soort in die er dol op is. Zo jammer. Je wilt toch geen thee trekken van takjes met half afgevreten blaadjes vol slijmerige slakkensporen.

Morgen gaan we voor een weekje op vakantie. Als ik me voorstel hoe de vraatzuchtige beesten in die week ongestoord tekeer kunnen gaan, word ik daar niet vrolijk van.
Daar ga ik dus niet over nadenken. We zien het wel als we weer terugkomen.

vrijdag 14 mei 2021

What’s in a name?

Een van mijn lievelingsplanten in de tuin is de salomonszegel. De plant staat in de voortuin naast de vijver en ik kan me niet herinneren dat we hem gekocht hebben. Volgens mij was ie er gewoon ineens. Een jaar of vijf geleden, met één of twee van die gebogen stengels waar trosjes witte klokjes aan hangen met een groen randje.
Het jaar erop waren het er drie, vier - en elk jaar kwamen er een paar bij. Dit jaar heeft de plant zich zó uitgebreid dat ik voor het eerst een paar stengels kan plukken zonder dat je ziet dat er iets weg is.  
Salomonszegel; een plant met zo’n naam moet ook wel mooi zijn, toch.

Over plantennamen gesproken. De Afrikaantjes die ik vandaag bij het tuincentrum kocht, worden sinds kort alleen nog bij hun officiële naam genoemd: tagetes. Toen ik ze online opzocht, kwam ik een paar krantenartikelen uit 2020 tegen waarin stond dat in Winterswijk voortaan de naam Afrikaantjes niet meer gebruikt werd. Maar in het tuincentrum waar ik er deze week naar vroeg, werd me verteld dat de plantjes ook daar van naam veranderd zijn.

Volgens de krantenberichten is de verandering van de naambordjes ‘deels ingegeven door de huidige racismediscussie.’ Ik probeer de logica te volgen. Waarom is het racistisch om een plant Afrikaantje te noemen? Met de kleur heeft het weinig te maken. De bloemen zijn vrolijk oranje en geel.  
Mag de Duitse pijp wél zo heten? Of de Amerikaanse sering? En is een Engelse border nog toegestaan? Eigenlijk komt het mij juist een beetje racistisch voor om te denken dat de naam Afrikaantje voor iets of iemand beledigend is.

De reden dat ik de tagetes, die ik eigenlijk een beetje tuttig vind, in de tuin zet, is dat ze de slakken van m’n sla en knolselderijplantjes afleiden. Oftewel, ze dienen voornamelijk als slakkenvoer. Oei, dan wordt het een ander verhaal: Afrikaantjes die zich moeten opofferen voor het welzijn van de veldsla. Dan noem ik ze toch maar liever tagetes, dat klinkt minder erg.

vrijdag 7 mei 2021

Egel op doortocht

Het is  nog geen zwembadjesweer, maar mijn vriendin N. vraagt zich al af hoe ze deze zomer een opblaaszwembadje voor haar jongste heel moet houden. Er komt regelmatig een egel in de tuin en er is al twee keer een pas aangeschaft zwembadje lek geraakt. Het verband is snel gelegd.

Op woensdagmiddag is kom ik langs. Terwijl N. koffie voor me haalt, beklaagt haar man zich over de egel, en over de buurvrouw, die het dier als haar huisdier beschouwt. Ik denk mee over een manier om hem uit de achtertuin te houden. Op het internet wemelt het van de tips om je tuin aantrekkelijk te maken voor egels, maar hoe je ze uit de buurt houdt, is minder makkelijk te vinden. Uiteindelijk vind ik de tip om kippengaas onderlangs de schutting te spannen.

Ik laat het zien aan H. en we lopen naar buiten om te kijken naar praktische mogelijkheden. Vlak bij het huis is onder de schutting een ruime kier die in elk geval dichtgemaakt moet worden. Ik zeg dat hardop tegen H. en van de andere kant van de schutting klinkt prompt:
‘Dat mag niet dichtgemaakt worden hoor! Want daar moet de egel langs kunnen. Die geef ik hier elke dag te eten.’
H. protesteert: ‘Maar de egel maakt ons zwembad lek.’
‘Welnee,’ zegt de buurvrouw van achter de schutting. ‘Dat doen egels toch niet. Dat zijn waarschijnlijk vogels. Eksters. Die egel mag je niet tegenhouden, want die komt elke dag door jouw tuin naar mij toe om te eten.’
‘Ja maar het is toch zíjn tuin,’ zeg ik verbaasd.
‘En toch moet het open blijven,’ antwoordt ze, ‘en als je er gaas voor zet, kom ík dat weer weghalen. Egels zijn beschermde dieren, dus die mag je niet tegenhouden.’
H. sputtert maar ze wordt steeds feller: ‘Als je het dichtmaakt, bel ik de dierenbescherming.’

Ik zwijg. De dierenbescherming gaat zich hier natuurlijk niet mee bemoeien, maar een burenruzie lijkt me iets wat je zo lang mogelijk moet voorkomen en er is vast wel een andere manier om dit op te lossen. We gaan weer naar binnen en H. brengt verontwaardigd in het Arabisch verslag uit. N. vertelt me dat de buurvrouw oud is en het allemaal goed bedoelt. Ze probeert haar zoveel mogelijk tegemoet te komen. Maar dit is wel lastig.

Oké, gaas tegen de schutting gaat dus een probleem opleveren. Maar de egel moet ook ergens vandaan komen. Achterin wordt de tuin begrensd door een stenen schuurtje met daarnaast een dichte deur, waaronder een brede kier. Grote kans dat ie daar binnenkomt. We moeten die kier dichtmaken. Dan moet het beestje maar bij de buurvrouw zelf onder de tuindeur door. Ik heb thuis nog wel ergens een plankje liggen. Klussen is niet echt iets voor H., maar dit moet wel lukken met een paar schroeven. En dan maar hopen dat het helpt, én dat er geen burenruzie van komt.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...