woensdag 25 oktober 2017

Vijf kilometer duwen.

TAK! Ik voel het meer dan ik het hoor. Eerst denk ik dat ik over iets heen reed dat wegsprong. Een steen of een takje. En dat m’n scooter vaart mindert omdat ik in een reflex de handle terughield. Maar ik blijf vaart minderen ondanks dat ik van een helling af rij. Gas geven helpt niet. Ik hoor de motor wel gehoorzaam brommen, maar dat levert geen beweging meer op in m’n achterwiel.

Langzaam rol ik de flauwe helling af tot ik stilsta. Ik zet de scooter op de standaard en denk na. Doordat ik altijd fanatiek m’n fietsafstanden bijhoud, weet ik dat het vanaf hier nog vijf kilometer is naar huis. Om te beginnen zet ik m’n helm af en graaf ik in mijn tas. Vandaag hoefde ik alleen de ochtend te werken. Voor alle zekerheid had ik een boterham meegenomen. Daar ben ik nu blij mee. Dan doe ik de helm in het bakje onder m’n zadel en begin te duwen.

Na een halve kilometer bedenk ik dat er een klein kansje is op hulp. Mijn vriend de garagekabouter is ZZPer en heeft een busje waarmee je motoren – en dus ook een scooter – kunt vervoeren. Als hij thuis is en misschien even tijd kan maken…. Ik bel hem, maar zijn telefoon wordt opgenomen door zijn PSTD (persoonlijke secretaresse tevens dochter); hij is er niet. Ik vermoei haar niet met de reden van mijn telefoontje en duw dapper verder.

De weg is lang en leeg. Het miezert een beetje en alles wat me passeert zijn een paar scholieren en een groep oudere dames. Niemand die me ook maar een blik waardig keurt terwijl ik moeizaam met de scooter tegen een viaduct op loop. Wat zou het fijn zijn als iemand het spontaan deze tweehonderd meter van me overnam.

Na vier zware kilometers kom ik in de bewoonde wereld. De slingerende weg vol verkeersdrempels die naar mijn wijk leidt. Een wat oudere man met een hond ziet me zwoegen en vraagt
“is ie kapot?”
“Ja,” knik ik, “maar ik hoef nog maar een kilometer.”
Hij steekt een duim op en wenst me succes.
Niet dat het me nou echt helpt, maar toch geeft zo’n vriendelijk gebaar me een goed gevoel.

Nog iets verderop word ik gepasseerd door een jonge man op een sportfiets.
“Is ie kapot?” vraagt hij in het voorbijgaan
“Ja,” zeg ik weer.
Hij stopt en vraagt of ik ook weet wát er kapot is.
“Heeft een scooter een v-snaar?” vraag ik en leg uit wat er onderweg gebeurde.
“Ja, dat klinkt alsof de aandrijfriem geknapt is,” zegt ie.
“Dáár kan ik je zo onderweg niet mee helpen helaas.”
Terwijl hij dan maar doorfietst, loop ik te glimlachen.

En ook al moet ik ook de laatste halve kilometer nog zelf m’n scooter naar huis duwen, ik ben niet eens chagrijnig als ik thuiskom. Een beetje vriendelijkheid doet wonderen. Bij mij wel in elk geval.

zondag 22 oktober 2017

Oorlogshelden

Mijn schoonouders waren helden. Niet lang voor hun dood werd dat officieel. Na een jarenlange procedure kregen ze een Yad Vashem onderscheiding omdat ze met gevaar voor eigen leven in de oorlog een Joods echtpaar in hun huis lieten onderduiken.

Sinds ze allebei overleden zijn, houden we jaarlijks een ‘broersdag’ en dit jaar zijn we uitgenodigd in Haarlem. Broer J. heeft daar een bezoek gepland aan het Corrie ten Boom museum. Het is een huis met een wonderlijke indeling, veel kleine kamertjes en trappetjes en een verborgen ruimte waar veel onderduikers bij razzia’s tijdelijk verscholen hebben gezeten. Het doet denken aan het Anne Frank huis, maar het is minder bekend en de rij ervoor is korter. Maar een rij is er wel.

Na een ochtend koffiedrinken en bijpraten komen we om kwart voor twee aan bij het kleine museum. Mijn zwager heeft een afspraak gemaakt en als tegen tweeën de deur open gaat, mogen wij met z’n negenen langs de rij naar binnen. Daarna wordt de groep aangevuld met wachtenden en gaan we langs twee smalle trappen naar boven, waar een vriendelijke dame ons welkom heet. Ze vindt het heel speciaal dat de kinderen van twee Yad Vashem helden hier aanwezig zijn. “Vijf procent van de Nederlanders zat in het verzet,” vertelt ze. “Negentig procent deed niets – en nog eens vijf procent sloot zich aan bij de NSB.”

Dan vertelt ze het verhaal van Corrie ten Boom. Ze was al tegen de vijftig en woonde met haar vader en ongetrouwde zus in dit huis. Een zeer gelovige familie die altijd klaarstond om mensen te helpen die dat nodig hadden. Toen de oorlog uitbrak waren er zéker mensen die dat nodig hadden. Omdat het huis bestond uit twee samengevoegde woningen, kon er een schuilplek gemaakt worden. De vertelster vraagt om zes vrijwilligers die proberen om na een alarmsignaal zo snel mogelijk door een luik in een kast in de smalle ruimte tussen twee muren te kruipen.

 Doordat er nu een gat in de muur is gemaakt, kunnen we zien hoe krap het is. En terwijl de zes ‘onderduikers’ op elkaar gepakt meeluisteren, vertelt ze hoe op zeker moment in de oorlog zes andere mensen daar 48 uur hadden moeten doorbrengen, zonder water en zonder te weten hoelang het nog zou duren. Heel beeldend.   Het bijzondere van Corrie ten Boom was, dat ze het concentratiekamp overleefde en na de oorlog de wereld rondreisde om te vertellen over haar geloof en hoe dat haar geholpen had.

Na de rondleiding lopen we met z’n allen een stuk door het centrum van Haarlem. We krijgen bij de organiserende broer en zijn vrouw thuis allerlei heerlijke hapjes en we blijven met elkaar praten tot het hoog tijd is om terug naar huis te rijden. Als afscheid krijgen we een boek mee: “De schuilplaats” door Corrie ten Boom. De nagedachtenis aan deze vrouw doet ons natuurlijk ook allemaal denken aan de dappere ouders van H. en zijn broers. Een mooi slot aan deze familiedag.

vrijdag 20 oktober 2017

Diploma Japanstudies


Mijn zoon krijgt zijn bul. We schrikken een beetje van de datum want het is kort dag en voor ons allebei een onhandige dag om vrij te nemen. Maar voor deze belangrijke gebeurtenis moet het toch wel lukken. En jawel, donderdagmiddag om drie uur zitten we in Leiden in het klein auditorium. Pal boven het groot auditorium waar op hetzelfde moment Onno Blom promoveert op zijn biografie van Jan Wolkers.

De kleine zaal waar we achterin zitten, puilt uit omdat niet iedereen zich braaf aan de regel heeft gehouden niet meer dan twee mensen mee te brengen. Een kleine, kalende man stelt zich voor als de voorzitter van de examencommissie. Hij zal de ceremoniemeester zijn. Hij spreekt zacht, slecht articulerend en af en toe naast de microfoon. Gelukkig geeft hij al gauw het woord aan een van de docenten. Die benadrukt dat ‘Japanstudies’ een bijzonder pittige opleiding is en dat al deze bachelors trots mogen zijn dat ze hun bul hebben gehaald.

De plechtigheid begint. Een voor een worden de studenten opgeroepen om naar voren te komen en hun bul in ontvangst te nemen. Degenen die Cum Laude geslaagd zijn, krijgen een toespraak van hun studiebegeleider. Bij elke naam die de ceremoniemeester opnoemt, vertelt hij ook de titel van de scriptie. Lange titels, meestal in het Engels. Behalve doordat hij zacht, snel en onduidelijk spreekt, weet hij de meeste titels totaal onverstaanbaar te maken door zijn strategie:

Hij noemt de naam van een student en laat een pauze vallen. De zaal applaudisseert en midden in dat applaus begint hij de scriptietitel op te lezen. Hij zegt iets over de volgende student die hij zal oproepen, kijkt daarbij opzij naar de begeleider van deze student en heeft voordat hij z’n mond weer bij de microfoon heeft, de halve scriptietitel daarnaast gemompeld. Hij noemt een naam, zegt net voordat een applaus begint ‘en haar scriptie is getiteld’ … pauzeert dan alsnog en als de studente met klakkende hakken naar voren komt lopen raffelt hij zachtjes een lange titel af.  Als J. tenslotte aan de beurt is om zijn bul op te halen, is het een van de zeldzame keren dat naam en scriptietitel hoorbaar worden uitgesproken. Een lange titel, en helemaal in het Japans…

Dan heeft toch eindelijk iedereen z’n kostbare getuigschrift en worden er beneden drankjes geschonken. We blijven niet lang, maar gaan de stad in om het te vieren met sushi en een glaasje pruimenwijn.
“Ik ben blij dat jullie allebei gekomen zijn,” zegt J.
En dat zijn wij ook. Blij - en trots op een zoon met een BA Japanstudies.

woensdag 18 oktober 2017

Leipzig

(13 oktober 2017)
Leipzig heeft een fantastisch centrum voor topografische kneuzen. Het is aan vier kanten afgebakend door een vrij brede autoweg, waardoor het onmogelijk is om er te verdwalen. Het appartement waar we drie nachten verblijven, is net buiten dit centrum. Als H. ’s avonds geen zin heeft om nog iets te doen, ga ik in m’n eentje de stad in en ontdek dat ik hier niet bang hoef te zijn om de weg kwijt te raken.

Ik kom in één straat drie schilderachtige antiquariaten tegen en er zijn allerlei hofjes en passages. Morgenmiddag komen we hier terug om die te gaan bekijken. Maar eerst gaan we naar de Hundertwasser Experience in centrum Kunstkraftwerk. Het is een oude fabriek waar ook nog twee andere tentoonstellingen zijn. Veel met licht en projecties. Ik hou van zo’n oude fabriek en ik hou van Hundertwasser. We ‘doen’ de experience twee keer achter elkaar. Een onderdompeling in kleur en geluid.

Leipzig is de stad van Luther en van Bach. Die twee komen we dan ook overal tegen. De St. Thomaskerk was een van de broedplaatsen van de Reformatie. In dit Lutherjaar 2017 wordt het 500-jarig jubileum van die Reformatie gevierd. In diezelfde kerk was Johann Sebastian Bach 27 jaar lang dirigent van het beroemde jongenskoor van Leipzig (Thomanerchor), dat nog steeds bestaat.

Voor 2 euro kunnen we om 18.00 u. in de St. Thomaskerk een motet bijwonen. Orgelmuziek op het orgel dat door veel beroemde musici bespeeld is. Tegenover de kerk drinken we een glas wijn en om kwart voor zes steken we over om te gaan luisteren. Het blijkt om een hele kerkdienst te gaan, compleet met preek. Die (Duitse) preek is gelukkig niet erg lang. De muziek is indrukwekkend, maar zo’n kerkorgel brengt toch al gauw een brij van geluid voort. Meer bijzonder dan echt mooi. Toch hoort het wel heel erg bij een bezoek aan Leipzig.

Net als een bezoek aan de tentoonstelling over muziekinstrumenten in het Grassi-museum. Zo hebben we in deze paar dagen Leipzig wel genoeg cultuur gesnoven. De laatste middag genieten we buiten van het zeldzaam zachte nazomerweer. Morgen weer naar huis.

dinsdag 17 oktober 2017

Dresden

(9 oktober 2017)
Als je in Dresden rondloopt, kun je niet om de oorlog heen. Het is tegenstrijdig dat in een stad die zo kapotgebombardeerd is zo veel oude gebouwen staan. Ze zijn opnieuw opgebouwd uit de brokstukken. De frisse, lichte kleuren verraden waar nieuw materiaal gebruikt is.

We bekijken van alle kanten de beroemde Frauenkirche. Lang was het een geblakerde ruïne die als een herinnering aan het bombardement in 1945 midden in de stad was blijven staan. Maar in de negentiger jaren werd de kerk hersteld, waarbij zo veel mogelijk van het oude materiaal gebruikt werd. Die oude steenbrokken zijn zwart. Niet doordat de stad ooit in brand stond, zoals we eerst dachten, maar omdat het zandsteen oxideert in de buitenlucht. Daardoor zie je in de binnenstad makkelijk wat écht oud is en wat opnieuw gebouwd. Het geeft een bijzonder effect.

Het Militär Historisches Museum in Dresden moet heel bijzonder zijn. “Zelfs als je geen liefhebber bent van oorlogsmusea”, las ik ergens. “De manier waarop de verschillende tentoonstellingen je aan het denken zetten over oorlog en vrede is verrassend.” Dus we gaan erheen, al ben ik geen liefhebber van oorlogsmusea.

Het gebouw is indrukwekkend. Dwars door het oorspronkelijke, 19e eeuwse gebouw waarin het museum gevestigd is, steekt een enorme scherf van staal en glas. Het symboliseert het bombardement in de Tweede Wereldoorlog. Binnen lopen we langs de Duitse Militaire geschiedenis vanaf de Middeleeuwen tot het heden. Wapens, overzichten van troepenbewegingen, harnassen, afbeeldingen van heldenmomenten. Ik kan er niet enthousiast van worden.

Terwijl H., die wél erg van dit soort musea houdt, zijn tijd neemt, ga ik een tijdje zitten kijken naar het bewegende kunstwerk ‘love – hate’. Hoe langer je kijkt naar de projectie die alleen maar uit die woorden love en hate bestaat, hoe meer je ziet. Pas na minuten zie ik dat er mensfiguren gevormd worden die opstaan, lopen en weer verdwijnen.

De verrassende invalshoeken uit de boekjes vallen me over het algemeen een beetje tegen, maar voor liefhebbers is het een mooi museum. H. voelt zich een beetje schuldig dat ik op hem heb zitten wachten, hoewel ik het geen probleem vond. “Morgen mag jij kiezen”, zegt hij.

Dat doe ik. De volgende dag gaan we naar het Deutsches Hygiëne-Museum Dresden omdat daar een tentoonstelling is over Het Gezicht. Maar voordat we bij die tentoonstelling aankomen, zwerven we al een halve dag door het museum langs “het avontuur Mens” in al z’n facetten. Van de eerste schetsen van het spierenstelsel door Leonardo da Vinci tot de grenzen van de plastische chirurgie.  En tenslotte ook nog Het Gezicht.

Als je ooit naar Dresden gaat, en je hebt na het bekijken van de stad zelf nog een dag over, denk dan aan het Hygiëne-Museum. Het klinkt als iets over schoonmaken, maar het blijkt een geweldig leuk, interactief museum te zijn over mensen. Je kunt er een hele dag rondlopen zonder je te vervelen

woensdag 4 oktober 2017

Voor het gemak geboren

“Je bent niet voor het gemak geboren, zeiden ze vroeger wel. Maar ík ben wél voor het gemak geboren.” zegt onze zeilinstructeur. Het is een stevige man met een vrolijk voorkomen. Bij alles wat hij ons vertelt over zeilen, benadrukt hij dat je het op de meest gemakzuchtige manier moet aanpakken. “Laat de wind het werk maar doen. Zet het touw in de klem, dan hoef je geen energie te verspillen met trekken. Als je aan het roer zit, delegeer je de werkzaamheden. Geef maar opdrachten.”

We zijn een weekend in Friesland om te zeilen. Voordat we van wal steken, vraagt instructeur J. aan iedereen wat ie dit weekend wil leren. Ik wil leren om zelf te kunnen zeilen, als schipper van een kleine open boot, een Valk. H. wil weten hoe je een tocht moet uitzetten en varen en de derde cursist op onze boot wil vooral lekker oefenen met zeilen.

Op zaterdag is het weer rustig en maken we een kleine tocht, waarbij we op het Slotermeer oefenen met gijpen. Als je precies met de wind in de rug vaart, kun je bij weinig wind rustig het zeil van links naar rechts zetten. Staat er een stevige wind, dan kan een gijp gevaarlijk zijn. Doe je iets fout, dan slaat het zeil als je pech hebt met grote kracht van de ene naar de andere kant, zodat de boot zelfs om kan slaan. Maar op deze dag met windkracht één à twee kan er niet veel verkeerd gaan.

Als we ergens zitten te lunchen, begint het te regenen en het houdt de hele middag niet meer op, zodat we rond vijf uur verkleumd bij de zeilschool terugkomen. Gelukkig is het binnen warm en droog en hebben we genoeg schone kleren mee.
Op zondag staat er meer wind en is het droog. Prima weer voor een wat langere tocht. Onderweg komen we alles tegen wat je als plezierzeiler moet leren. Meewind en tegenwind, meertjes met vaargeulen (waarin het botenverkeer voorrang heeft), smalle sloten, bruggen waarvoor de mast neergehaald moet worden, steigertjes waar aangelegd en weer afgevaren moet worden, luwte bij hoge bomen, zodat we moeten bomen of op de motor varen… 

Ik dacht dat ik nu wel een beetje kon zeilen, maar bij windkracht vijf heb ik moeite om koers te houden omdat het zeil zo hard trekt. De instructeur met zijn gemakstheorie zegt dat ik in zo’n geval gewoon iemand anders opdracht moet geven het grootzeil te bedienen. Hij neemt het zeil over zodat ik alleen het roer recht hoef te houden. Maar dat voelt toch niet alsof ik de zaken onder controle heb. Later probeer ik het tóch weer zelf. Gelegenheid genoeg om te oefenen, zo’n hele dag.

Zondagavond rijden we naar huis. Rozig van twee hele dagen buiten en met een gevoel alsof we heel lang weg geweest zijn. Dit jaar zal het er niet meer van komen, maar in het voorjaar gaan we vast en zeker met z’n tweeën een keer een bootje huren. Dat durven we nu wel aan, als het maar niet te hard waait.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...