zaterdag 28 juni 2014

Feestelijk eten

Onze vriendin W. viert haar verjaardag met een kookfeestje.
Als we dan toch naar Amsterdam gaan, kunnen we eerst wel even bij mijn broer en zijn gezin langs. Zondag tegen twaalven doen we zijn hekje open, duwen wat honden opzij, lopen langs het huis naar achteren en ruiken rook. Mijn schoonzus kijkt op van de vlammetjes waar ze in pookt en roept dat we de nieuwe barbecue gaan proberen.

Als het vuur goed brandt, draagt ze allerlei lekkere dingen aan. Er gaan hamburgers, worstjes en kipvleugels op de barbecue en op tafel staan schaaltjes met fruit, komkommer en allerlei hapjes. We houden maat vanwege het kookfeestje, maar dat valt niet mee met al die lekkere dingetjes.
Het geeft niet dat er wat overblijft. Dat gaat naar de dieren. We lopen tussen kippen en kuikentjes door, klimmen over een hekje en komen op een lang stuk weidegrond. Er staan een paar kleine paarden en een veulentje. “Ruuudy!!” roept m’n schoonzus, “Bibbel!!” en twee zwarte varkens komen ons enthousiast tegemoet. De overgebleven stukken brood worden eerlijk verdeeld over paarden en varkens. De restjes komkommer en fruit gaan naar de kippen. We blijven nog even aaien en dan moeten we verder naar het volgende eetfeestje.

Dat begint gelukkig met een stevige wandeling rondom de Sloterplas. Na die kilometers kunnen we wel weer een maaltijd aan. Vooral als we die eerst nog zelf moeten koken.

De kok vertelt dat hij nog nooit eerder met een groep een vegetarische drie-gangen-maaltijd heeft gekookt. Maar W. wilde dat toch graag, want er zijn onder haar gasten verschillende vegetariërs. Ze had dus zelf wat recepten aangeleverd. Ze mag ook zelf het gezelschap verdelen in drie groepen van zeven. De kok deelt recepten uit en vertelt wat waar te vinden is. Dan mogen we het verder zelf gaan doen.

Mijn groep krijgt twee voorgerechten toegewezen en ik voeg me bij de subgroep ‘auberginerolletjes’. We zien dat het recept niet aan het aantal personen is aangepast en beginnen met rekenen. Dan verdelen we de taken. Twee mensen gaan aubergines in plakken snijden en grillen. Ik snij uien en meng die samen met groene kruiden door brokjes geitenkaas. Omdat er geen materieel is om echt te grillen, gaan de aubergineplakken  gewoon in de oven. Het ziet er lang zo mooi niet uit als op het plaatje. Om alles warm op de 21 borden te krijgen, moeten we met z’n vieren flink doorwerken. Met z’n tweeën maken we rolletjes, wat steeds moeilijker wordt als de mooiste plakken aubergine op zijn en de halve, gescheurde of te kleine exemplaren overblijven. De andere twee dragen borden af en aan, waar ze onze rolletjes op draperen met wat rucola. Het ziet er toch nog beter uit dan we hadden gedacht en het smaakt prima, net als alle andere gerechten. 


Onze groep van 21 doet alles zelf. Koken, opdienen, opeten. De volgende gang wordt gewoon op de borden van het voorgerecht geschept. Wie wijn wil, haalt een fles uit de keuken, waar tijdens het koken een voorraadje was klaargezet. Het officiële personeel heeft het druk met andere gasten.

Als we ook de laatste gang, warme tarte tatin, achter de kiezen hebben, stappen we al snel op, want de meeste mensen moeten nog een flink stuk rijden. Wij ook. Onderweg vertellen we elkaar hoe lekker het was en dat je dit ook makkelijk zelf kunt organiseren als je genoeg ruimte hebt en als niet alle gerechten gekookt of gebakken hoeven te worden. Een inspirerend smulfeestje dus. We waren er de hele weg letterlijk en figuurlijk vol van.




vrijdag 20 juni 2014

Een gast uit de Romeinse tijd

“Ga je met me mee naar de tijdmachine om onze gast op te halen?”
Het blinde meisje gaat met de vrouw mee de klas uit en groep 7/8 mompelt grinnikend: “Tijdmachine? Duh”, en “Juist cool”.
Terwijl we wachten op de geheimzinnige gast, vertel ik de kinderen over het luistertijdschrift Klinkklaar waar hun blinde klasgenoot abonnee van is. En over de prijsvraag die ze gewonnen heeft met haar idee om met een tijdmachine naar de Romeinse tijd te gaan en daar een soldaat te interviewen.


Dan horen we hoorngeschal en gaat de deur open. Een Centurion in vol ornaat wringt zich door de deuropening, gevolgd door een Romeinse vrouw en een Romeins blind meisje. 

Naast de tafels vol mooie, oude spullen gaan ze op authentieke klapstoelen zitten en de Centurion zegt: “Zo, vertel. Wat wou je me vragen?”
De klas is doodstil als ze zenuwachtig haar eerste vraag van een braillepapier leest. “Hoe had u zich 2014 voorgesteld?” Breeduit gaat de man ervoor zitten. Zijn helm heeft hij afgezet. “Niet zoals dit in elk geval.” Hij vertelt dat hij toch zeker gedacht had dat de hele wereld nu wel onder het Romeinse Rijk zou vallen.

Na elke vraag van zijn interviewster komt er een uitgebreid verhaal. Hoe een Romeins feestmaal er uitziet? “Nou, wat heel lekker is, dat zijn gevulde beesten. De kok had een keer een beest gemaakt dat leek een wild zwijn, maar het was gemaakt van rundvlees. En als je het opensneed kwamen er weer allerlei andere dieren uit. Gebraden gevogelte.” Als hij daarna zegt dat er ook wijn werd gedronken. Veel wijn… misschien wel een beetje té veel wijn… wordt er voorzichtig gelachen.

“Wat deed een Romeinse soldaat als hij vrij was?” De Centurion houdt een paar benen dobbelstenen omhoog. Dobbelen. Dan vraagt hij of er tegenwoordig nog steeds gevechten zijn als entertainment. “Ja”, zegt de klas, maar als hij enthousiast vraagt of dat ook nog steeds op leven en dood is, zeggen ze een beetje verontwaardig van niet. De Romein daagt de klas uit.
Hij vraagt of er nog slaven zijn, en als ze “Nee” roepen, wil hij verbaasd weten wie dan het bed op maakt en kookt. Aan de juf vraagt hij of ze wel eens een kind verkoopt als er geld nodig is.

“Een badhuis”, zegt hij even later. “Kennen jullie dat?” Hij legt uit dat alleen heel rijke mensen thuis een bad hadden en dat verder iedereen naar het badhuis ging. “Hebben tegenwoordig ook arme mensen een bad? En een zwembad?” Geen zwembad, zeggen de kinderen. “O ja, een opblaasbadje”, roept een meisje slim. Natuurlijk denkt de Centurion dan dat dat iets met explosieven is.

Na de vragen van het blinde meisje mogen er door de klas ook nog vragen gesteld worden. Meteen gaan alle vingers omhoog. Er zijn genoeg vragen om de rest van de middag te vullen. Bij veel antwoorden laat de Romein iets zien. Kleine olielampjes, sandalen met spijkers in de zool tegen het slijten, helmen van soldaten en gladiatoren, een maliënkolder die een jongen aan mag trekken. Vervolgens haalt de Centurion een zwaard langs zijn buik om te demonstreren hoe effectief zo’n ijzeren ringetjeshemd is als bescherming. Alle getoonde spullen worden door de vrouw aan het meisje voorgehouden, zodat ze ze kan voelen.

Het laatste voorwerp is heel toepasselijk een kleine zonnewijzer, waarop de Romeinse gast (nadat hij eerst nadrukkelijk op de klok gespiekt heeft) kan zien dat het ongeveer tien over drie is. Onder applaus verlaten de Centurion, de vrouw en het meisje de klas. Ik vertel de kinderen dat de geluidsopnames in het tijdschrift Klinkklaar worden gebruikt en dat ze die zeker te horen krijgen als het allemaal klaar is.

Als de kinderen naar huis zijn, wordt alles weer ingepakt en meegenomen. Ik ben laat thuis, maar dat was het wel waard. Het was een geweldige middag die we allemaal niet snel zullen vergeten.



zaterdag 14 juni 2014

Eternity


Vrijdagmiddag 5  uur. Het busstation is uitbundig met oranje vlaggetjes versierd. “Gezellig”, vinden de twee oudere dames die gelijk met mij uitstappen. Maar als ik iets verderop de trappen van het treinstation op klim, kom ik op een kaal, leeg perron. Ik ga zitten op het enige bankje en zie over het dubbele spoor dat precies tegenover me het enige bankje van het andere perron is.
Er komt een vrouw naast me zitten. Een tijdje wachten we zwijgend. Ik bedenk dat ik als ontwerper van het station die twee bankjes nooit tegenover elkaar zou zetten. Zit je elkaar precies aan te kijken als er op allebei de perrons niemand zit.
In de verte zie ik iemand in een lange, witte jurk aankomen. Het blijkt een man te zijn. Een slanke, zwarte man die er verbazend gewoon uitziet in die jurk. Wel mooi. Ik denk aan een gesprek dat ik laatst met iemand had over mannen in jurken. Soms is het een statement, maar in dit geval niet.
Ik schrik op als de vrouw naast me iets zegt. Ik heb het niet verstaan.
“Of niet?” vraagt ze. Ik kijk haar aan en ze herhaalt: “Eternity? Heb je dat op?”
Ik moet twee sevonden nadenken. Dan roep ik: “Wat knap!”
Ja het is Eternity. Een geurtje met een verhaal. Ik heb het een keer gekregen na een interview met een “neus”, oftewel een geurdeskundige. Een man die de hele dag bezig is met het bepalen van de juiste geur voor allerlei producten. Dat loopt uiteen van frisse bloemengeuren voor wasmiddelen  tot een speciaal ‘nieuwe auto met leren stoelen’ luchtje. En parfums natuurlijk.
Ik ben geen fanatiek parfumliefhebber, maar deze vond ik meteen lekker. Nu ik naar een etentje ga, heb ik het weer eens opgedaan.
Mijn buurvrouw zegt: “Ik moest er even over nadenken… een collega van me had ook altijd Eternity. Dan kwam ze langs en dan rook het zo lekker!”
Ik lach haar toe. Dan komt de trein eraan.
De hele weg ben ik me bewust van de vage parfumgeur die om me heen hangt.

Eternity

donderdag 5 juni 2014

Thematuinen (de Hortus van Haren)

In Haren, een paar kilometer van de stad Groningen, zijn we twee dagen op bezoek bij mijn zwager en schoonzus. Ze hebben er een ruim huis met daar omheen een mooie tuin met verschillende zitjes. Als er zon is, kun je daar altijd wel ín zitten, en dat doen we dan ook.
Maar we doen nog meer. We bezoeken de Harense Hortus Botanicus. Mijn zwager en schoonzus komen daar regelmatig en vertellen dat de verschillende tuinen in de Hortus sinds enkele jaren helemaal door vrijwilligers worden onderhouden omdat er geen subsidie meer is. “Op sommige plekken kun je dat wel zien”, zeggen ze.

We beginnen ons rondje Hortus in de Chinese tuin.
“In een Chinese tuin zijn de muren nooit begroeid”, vertelt mijn zwager. “Je moet er het schaduwspel op kunnen zien van de planten en struiken. De muren hebben wel altijd openingen waar je door kunt kijken.” Hij wijst op een brede balk die naast de ingang ligt. “Eigenlijk moet die plank hier als een verhoogde drempel in de deuropening liggen. Dat houdt boze geesten buiten.”

Ik vind het een beetje jammer dat de balk niet op z’n originele plek ligt, maar dat zou de toegankelijkheid natuurlijk niet ten goede komen. Aan de overkant ligt een golvende draak bovenop een witte muur waarop inderdaad de schaduwen van planten mooi te zien zijn.



Water speelt ook een belangrijke rol in deze tuinen, leer ik. Er zijn weidse vijvers, bruggetjes en er is
een waterval. We lopen door verschillende ruimtes, langs sierlijke gebouwen, door een binnenplaats met bonsai boompjes en langs nog meer onbegroeide muren met openingen in verschillende vormen. Het is rustig. We vragen ons af waarom deze mooie plek zo weinig bezoekers trekt.

Ook in de rotstuin, het volgende onderdeel van de Hortus, is het niet druk. We klimmen langs spannende rotspaadjes omhoog en omlaag. Tussen grote, donkergrijze steenbrokken groeit een wolk muurleeuwenbek. Gele en blauwe bloemen overheersen hier. “Grappig”, zegt mijn schoonzus, “een paar weken geleden was het nog bijna allemaal roze wat er bloeide”. Overal komen we heermoes tegen, groene, sprieterige staarten die de neiging hebben om alles te overwoekeren. Hier merk je dat het onderhoud van de tuin te wensen over laat.


Later in de watertuin, zien we ook overal heermoes, maar hier is een vrouw bezig om het weg te trekken. Als we een praatje met haar maken, vertelt ze dat veel collega-vrijwilligers het spul gewoon laten staan. “Ik vind het ook best mooi hoor”, zegt ze, “maar het verdringt de andere planten.” Je zou haast met haar mee gaan doen om het weg te trekken, maar we willen toch liever nog wat meer van de Hortus bekijken.

Na een rondje kruidentuin komen we bij de bijenkorven.  In een klein, houten gebouwtje staan een paar kasten waarbinnen je achter glazen wanden de bijen bezig kunt zien. “Zoek de koningin”, staat op een bordje. Maar we kunnen haar niet vinden. 

Een oude man komt uit een zijdeurtje en begint te vertellen over de bijen. Hebben we dat nest gezien daar boven in die ene kast? De bijen maken het van was. Vroeger dacht men dat ze de was in hun lichaam konden verhitten, maar dat is onzin. Was smelt pas bij 70 graden, de beestjes zouden het niet overleven. Ze hebben een soort ingebouwd lasertje dat héél even plaatselijk zo’n korreltje was verhit, zodat ze er een flinterdun plaatje van kunnen maken. “Bijen zijn net bouwvakkers”, zegt hij, terwijl hij een lade onderuit de bijenkast haalt. “Alles wat valt, laten ze liggen.” Op de plaat ligt een soort bruin stof. Hij rolt het tussen zijn vingers tot een balletje. Bijenwas. Wel een kwartier blijft de man vertellen. Dan moet hij nodig weer aan de slag.

Wij gaan verder. We wandelen nog door de Laarmantuin, een uitgestrekt gebied, waarvan een deel begroeid is met bomen. Tot vreugde van mijn schoonzus vinden we de mammoetboom, die ze bij een vorig bezoek gemist had. Een soort sequoia, waarvan de bast zacht aanvoelt als een dierenvacht.

Dan hebben we genoeg gelopen. We willen naar huis. Het huis met al die zitjes, waarvan er altijd wel eentje wat zon vangt. In de tuin van mijn zwager en schoonzus, waar niet één sprietje heermoes staat.






Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...