woensdag 28 mei 2014

House of Boxing

Het is maar goed dat de trainer me gezegd had dat the House of Boxing boven in het pand van de keukenwinkel zit. Huisnummers zijn hier niet te vinden en de kickboksschool zie je pas als je omhoog kijkt.
Ik zet mijn fiets op slot en trek mijn regenbroek uit. Gelukkig is er een flink afdak over de hele breedte van de keukenwinkel. Met de natte regenbroek over mijn arm loop ik naar binnen, de brede trap op en naar de ingang van the House of Boxing. Door de glazen deur zie ik dat er iemand binnen is. “Lekker weertje hè”, zegt hij als ik binnen kom.
“Dag, ben jij Massidi?” Ik steek hem een natte hand toe en stel me voor.
“Ben je op de fiets.” Het is geen vraag, maar een constatering. “Goed!”
Hij is niet zo groot en gespierd als ik me had voorgesteld. Eerder tanig. Terwijl ik mijn natte spullen op een bankje leg, biedt hij me thee aan en gebaart naar de tafel midden in de ruimte. Ik leg mijn tas op tafel en wijs naar de koeling met blikjes drinken. “Daar ga ik straks last van hebben”, zeg ik, en als hij niet-begrijpend zijn wenkbrauwen optrekt: “die koeling geeft een brom op de achtergrond.” Ik haal mijn opname apparaatje uit m’n tas. “Het wordt een geluidsopname hè, geen geschreven interview”.
“O ja, natuurlijk. Ik was even kwijt waar het ook weer precies voor was.”
Ik leg hem nog eens uit dat het een interview wordt voor een audiotijdschrift, voor blinden en slechtzienden.  Hij lacht enthousiast. “Hartstikke leuk om daaraan mee te werken!”

Ik stel voor dat we bij de ronkende koeling weg gaan, de trainingsruimte in. Daar start ik de opname en gaan we al pratend de bokszakken langs, die in een rij langs de muur hangen, tot bij de wijd open ramen waardoor het geluid van langsrijdende auto’s te horen is. Niet erg, want in de microfoon legt hij uit dat die ramen altijd open staan omdat de trainingen zwaar zijn en veel zuurstof dan erg welkom is. Zo begrijpt een luisteraar waar die autogeluiden vandaan komen.

Ik vraag waarom kickboksen tegenwoordig vooral zo populair is bij vrouwen en wat je als beginner kunt verwachten. Met de gebroken neuzen en bloemkooloren die ik bij deze sport voor me zag, valt het erg mee. Veel vrouwen houden het bij bokszak trainingen en gaan de ring niet in voor echte vechtpartijen. “Het is één van de beste cardio workouts die er bestaan,” zegt Massidi. Conditietraining dus, en met een hoge vetverbranding, wat vooral voor vrouwen vaak wel een belangrijk punt is.

“We beginnen met een warming up van twintig minuten”, vertelt de kickbokstrainer, en daarna wordt er in tweetallen met de bokszakken gewerkt. “Eén houdt de bokszak vast en de ander slaat bijvoorbeeld telkens op mijn teken “links-rechts”, hij doet het voor met zijn vuisten op de manshoge zak. “Of ik stel een piep in na twee minuten en tot de piep wordt er achter elkaar links-rechts-links-rechts gebokst,” weer laat hij meteen zien en horen hoe dat gaat.

Zo maken we een rondje door de hele trainingsruimte. Langs het rek met de scheenbeschermers en bokshandschoenen, langs de boksring, langs een circuit met allerlei materialen om spier-oefeningen mee te doen. En ten slotte langs Bob, een mannentorso op een standaard, waarop gerichter geoefend kan worden met slagen en hoge schoppen. “Het is een vrij therapeutische pop,” zegt Massidi en lacht: “Als je een wat mindere dag hebt, dan is Bob altijd eh.. de Sjaak.”


Aan het eind van onze ronde komen we een bel tegen waar met grote letters het woord “Quitter” op staat. Die wordt alleen maar geluid als één van de verst gevorderde boksers, uit de klasse Gladiator X of Amazone X besluit een loodzware training te staken. “Als je besluit om daaraan mee te doen, moet je hem ook afmaken. En zo niet, dan moet je gaan.”
Op mijn verzoek luidt hij de bel. Het is een mooie afsluiting van het interview.

Terug bij de tafel, waar mijn lauwe thee nog staat, praten we nog even na en dan hijs ik me weer in mijn regenpak en fiets naar huis. Leuk; dit gesprek. Niet alleen heeft het me goed geluidsmateriaal opgeleverd voor het tijdschrift, ik snap nu ook veel beter waarom verschillende vrouwen om me heen zo enthousiast aan het kickboksen zijn geslagen.


zaterdag 24 mei 2014

Mier


Er loopt een mier door de kamer. In z'n eentje over de eindeloze vlakte van het laminaat. Ik kijk hoe hij steeds verder van zijn vrienden buiten wegraakt. Vastberaden gaat ie in een rechte lijn tot in de keuken. Dan begint ie te twijfelen. Hij slaat linksaf en loopt met een bocht terug. Langs de bank waarop ik zit te bedenken waar ik een blogje over zal schrijven.
Wat een avontuur, al die eenzame meters over het lichte laminaat. De mier heeft z'n bocht zo lang volgehouden dat hij nu weer in de keuken is. Ongecoördineerd loopt ie maar een beetje te zwerven.  "Ga tot de mieren en wordt wijs", zegt het spreekwoord. Nou, ze mogen met z'n allen dan indrukwekkende dingen kunnen doen, in z'n uppie stelt zo'n mier niet veel voor.  Deze gaat de weg naar buiten vast niet terug vinden. Na drie rondjes keuken ben ik de mier uit het oog verloren. Ik voel me niet geroepen om het beestje de weg te wijzen, maar ook niet om hem te verdelgen. Als het er nou tientallen waren.
Een reddingsactie van het mierenkolonie buiten ligt niet in de verwachting, maar ze zouden wel eens op het idee kunnen komen dat hier binnen misschien iets interessants is te halen. Voor zover mieren op ideëen komen. Ik besluit dus om langs de buitenkant van de drempel een randje blauw mierengif te strooien. Want hoe wijs wij mensen ook kunnen worden door naar de mieren te kijken, ze zijn altijd weer zo stom om zich met die korrels te laten vergiftigen.

zaterdag 17 mei 2014

Op een bankje in de zon

Alles wat op mijn lijstje stond, is gehaald in het dorp. Over een half uur kan ik bij de kapper terecht. Ik zou nog even heen en weer naar huis kunnen fietsen, maar een bankje in de zon lijkt me een betere optie.
Op het plein staan er drie naast elkaar. Ik installeer me met een net gekocht tijdschrift, dat ik maar half geïnteresseerd doorblader en laat me maar al te makkelijk afleiden door mijn omgeving.
Een man met een enorme buik in een wild gekleurd overhemd loopt diagonaal het plein over. Ik kijk hem na tot hij een hoek om waggelt.
“Roodkapje”, hoor ik een vrouw zeggen. “Dat ken je toch wel?”
Twee vrouwen en een jongetje staan stil bij mijn buurbankje. Oma en mama, schat ik in. Mama moedigt het jochie aan om mee te zingen:”Zeg rood-kápjewaargaje … “ze laat een invul-stilte vallen waarin oma zegt: “naartoe”. “hé-nen”, zingt mama de zin af; “oh ja, henen”, zegt oma betrapt. “Rafi heeft niet zo’n zin om te zingen hè.”
Het jongetje zwijgt.
“Straks gaan we naar papa”, zegt zijn moeder opgewekt. “En wat heeft papa in de tuin? Een grote…” Ik kijk opzij, benieuwd wat papa voor groots heeft, maar daar zal ik nooit achter komen. Rafi heeft zich omgedraaid en een blaadje van een struik geplukt. Met dat blaadje in z’n hand komt hij regelrecht op me af, kijkt me stralend aan en laat het in mijn openstaande handtas vallen. Daarna kijkt hij een tijdje aandachtig in de tas, tot zijn moeder en oma bestraffend in koor “Rafí” roepen.
Ik lach naar hem en verlegen holt hij terug naar de twee vrouwen, die intussen druk in gesprek zijn. Even later zie ik hem door de nauwe opening tussen het volgende bankje en een prullenbak door kruipen, net uit het zicht van mama en oma.
Triomfantelijk springt hij te voorschijn als ze hem roepen.
“Je bent een boef!” roept oma, en mama zegt “Kom, dan gaan we naar de HEMA.”
Braaf huppelt Rafi voor ze uit, richting HEMA. Zijn kinderstemmetje roept enthousiast iets onverstaanbaars.
Ik kijk op mijn horloge. Oei, bijna elf uur. Gauw naar de kapper!
Wat vliegt de tijd op een bankje in de zon.



zaterdag 10 mei 2014

Molendag

In een plaatselijk krantje heb ik gelezen dat het molendag is. De molen in mijn dorp doet mee en is open. Ik besluit om te gaan kijken, ook al is het geen aanlokkelijk weer om door te fietsen. Nog geen twee kilometer van huis, en nooit eerder heb ik deze molen van binnen gezien. Ik zie de wieken al van ver draaien en als ik dichterbij kom, hoor ik de plastic vlaggetjes wapperen, die er voor deze gelegenheid aan vast gemaakt zijn.
standerdmolen Beuningen

De molen staat op een heuveltje, waar omheen een gesloten hek. Van de kleine winkel ernaast staat de deur wijd open. Binnen zitten twee vrijwilligers, die me verwelkomen als ik binnen stap. Wil ik cake proeven? Er staan borden met stukjes van verschillende smaken. De molenaar is nog met een rondleiding bezig, dus ik blijf even in het winkeltje rondhangen.
Op schappen aan de wand staan zakjes met allerlei soorten meel. Er hangen foto’s van molens en voor de kinderen zijn er kleurplaten en ‘doeboekjes’. In de molen mogen ze pas als ze acht jaar of ouder zijn, anders is het te gevaarlijk.

standerdmolen: trap bij de ingang

Een vader die met zijn ukje een leuk uitje dacht te hebben, krijgt dat uitvoerig uitgelegd. “Stel je voor dat er iets gebeurt”, zegt de brede vrijwilliger met de bril. “Dan moeten alle molens in Nederland dicht…” Het beteuterde kind mag een kleurplaat uitzoeken en dan gaat het tweetal weer naar huis. Een oma met kleinkind krijgt hetzelfde verhaal te horen. “U mag zelf wél de molen in hoor”, zegt de vrijwilliger. “Als u tenminste de trap op komt..”  Ze kijkt hem beledigd aan. “Waarom zou ik die trap niet op komen?”
Hij wijst naar de steile molentrap “Nou, het is geen luie trap”, zegt hij onbekommerd. En hij bedenkt hardop dat hij foto’s zou kunnen ophangen, waarop de kleintjes tóch het binnenste van de molen kunnen zien. Als oma en kleinkind zijn afgedropen, richt hij zich tot mij: “Je wilt de molen bekijken? Die kan ik je ook wel laten zien. Kom maar mee.” Ik loop achter hem aan en bedenk dat ik er kennelijk kwiek genoeg uitzie om die trap te beklimmen. Hij is inderdaad erg steil en als we bijna boven zijn, voel ik hem ook bewegen. Dat klopt, zegt mijn rondleider. Als ie niet mee zou bewegen, zou de boel al gauw kapot zijn. Boven begrijp ik waarom. Het hele bovenhuis van de molen kan, inclusief trap, met de wind mee draaien.

standerdmolen, wiel en staander

Het is een standerdmolen. De standerd is een enorme houten spil waar het bovenhuis van de molen eigenlijk omheen hangt. Zo kan de molen altijd in de goede stand gezet worden voor de windrichting. Een hulp bij het bepalen van die richting zijn de ronde fluitgaten in twee zijwanden. “Nu hoor je de wind niet fluiten, en dat is goed. Maar als de wind draait, en hij gaat door die gaten fluiten, moet de molen ook gedraaid worden”, is de uitleg.
standerdmolen: fluitgat

Het is rustig in de molen. Ik had geknars, gekraak en gebonk van molenstenen verwacht, maar hoewel de wieken draaien, maalt de molen niet. Een molenaar kan twee diploma’s halen, leer ik. De eerste om de wieken te laten draaien, maar wil je het hele mechanisme in werking zetten, dan heb je nog een tweede diploma nodig. Het is secuur en gevaarlijk werk. Mijn gids wijst op een zware, eiken balk aan de wand. “Dat is de rem waarmee je de wieken stil kunt zetten. Je ziet dat ie aan een ijzeren haak hangt. Die haak is wel eens afgebroken, waarna de balk halverwege vast kwam te zitten. De rem werkte toen niet. Dan is er wel paniek in de molen!”
Het is jammer dat de molenstenen stil liggen, maar zo kan ik er wel met m’n neus bovenop kijken hoe het in elkaar zit. In de grote, houten bak boven de molenstenen gaat het graan. Die bak schudt dan heen en weer, waardoor het graan door een gat onderin wegloopt en tussen de twee enorme, ronde stenen komt. Met een schaalmodel van de molenstenen laat mijn gids zien hoe het meel door de geulen in de steen naar buiten geduwd wordt. Die geulen moesten regelmatig met een bilhamer dieper gemaakt worden omdat de steen sleet. “Daar was een molenaar dan al gauw de hele nacht mee bezig.”  Ruwe borstels leiden het meel dan weer van rondom de molenstenen naar een goot waar het wordt opgevangen in zakken. 
standerdmolen: graanbak boven e molensteen

Intussen is de molenaar met zijn groep naar beneden gegaan en als ik door het open raam naar buiten kijk, zie ik hem met een volgend groepje aankomen. Een oudere man en drie kinderen die beslist jonger zijn dan 8 jaar. Mijn gids kijkt zwijgend hoe ze de trap op klimmen. Als ik na een laatste foto achter hem aan naar buiten ga, zegt hij peinzend: “Dat klopt toch eigenlijk niet… heb ik net die kinderen weggestuurd omdat ze te jong zijn…” Dan vraagt hij of ik mijn foto’s misschien op wil sturen. Kunnen ze die in het winkeltje hangen. Ik beloof het. Dan fiets ik door de aanhoudende regen naar huis. Heel wat wijzer over molens en met het vaste voornemen om binnenkort de molen te gaan bekijken van het naburige dorp. Een exemplaar dat niet alleen draait, maar ook echt in werking is.  


zondag 4 mei 2014

Vechtende futen

aanlegplaats boot
Het is 4 mei, dodenherdenkingsdag, maar het water is juist vol leven. Voor het eerst in lange tijd varen we in de kano vanaf onze kleine steiger door de vaarten en slootjes in de wijk. Al na een paar meter zien we de eerste familie meerkoet. De twee jongen nog klein, met de kenmerkende rode koppies. De meerkoet-ouders steken hun kleintjes liefdevolle snaveltjes prut toe en maken boze scharnier-geluiden naar onze passerende boot.  
Als we verderop het Ganzeneiland ronden, zien we onder een waterterras op palen een futennest. Moeder fuut zit er op te broeden en als we er langs varen, staat ze juist op om met haar snavel de eieren onder haar buik wat te verschikken. We zien in een flits vijf mooie eitjes in het nest liggen. 
Het Ganzeneiland doet z’n naam eer aan. Aan de overkant klimmen drie, vier, vijf ganzengezinnen de wal op. Elk met minstens vier jongen. Een grote troep donzige, grijze kuikens met daartussen de volwassen ganzen die waakzaam om zich heen kijken. Kom maar jongens, lekker grazen. Een zesde koppel met jongen haast zich ook nog naar het feest. H. kijkt misprijzend naar het gekrioel op het gras. Hij associeert ganzen met overlast voor de boeren. Maar ik vind het leuk om naar die vrolijke ganzencommune te kijken. 
fuut met jong op de rug
Als we het eiland achter ons hebben gelaten, zien we weer een fuut. Met een jong op haar rug. Het gestreepte kopje op de lange nek strekt zich nieuwsgierig naar alle kanten. Heel voorzichtig drijven we langs, terwijl H. z’n fototoestel pakt. Normaal zou de fuut al lang onder gedoken zijn, maar met het kleintje op haar rug blijft ze ons alleen maar argwanend aankijken. 

We gaan een smal slootje in en verdwijnen tussen het riet. Voor de haag van hoge, verdroogde rietstengels groeit een lagere rand nieuw, groen riet. Een mooi decor voor toefjes watermunt, boterbloemen en andere bloeiers. Als je oplet, zie je op veel plaatsen nesten met of zonder broedende meerkoeten. Eenden met hele ritsen kuikentjes duiken de kant in als we er aan komen. Een achtergebleven donsbolletje rent in paniek over het water achter z’n moeder en broertjes aan. Het ziet er zo grappig uit dat we allebei in de lach schieten. 
Als we weer op een breder stuk water zijn, zien we het begin van een gezinsdrama. Drie futen met één jong zwemmen om elkaar heen. Twee van hen liggen snavel aan snavel tegenover elkaar. Er klinkt een dreigend keelgeluid en het jong piept onophoudelijk. We stoppen met roeien om te zien wat er verder gebeurt. Even later barst een gevecht los. De twee futen happen naar elkaars snavel en verdwijnen met klapperende vleugels onder water om verderop vechtend weer boven te komen. Weer gaan ze onder. Deze keer floepen ze los van elkaar naar boven, vlak bij een meerkoet, die zich er ook even venijnig mee bemoeit. Na een derde duik is het gevecht beslist. Eén fuut druipt af. We zien hem in de verte nog maar nauwelijks boven water uit komen. Zou hij gewond zijn? De ander legt z’n kop teder tegen de kop van fuut nummer drie. Tegenover elkaar met hun snavels naar beneden en hun halzen gekromd, maken ze een hart. Alleen het vioolmuziekje ontbreekt. 
We varen verder. De natuur is ook niet altijd even vreedzaam. Maar wel mooi. Op deze dodenherdenkingsdag in het vroege voorjaar.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...