woensdag 31 december 2014

Vulling vervangen

“Wil je wel of geen verdoving?” vraagt Faust terwijl hij de tandartsstoel naar achteren laat zakken. Ik twijfel. Bij de laatste paar behandelingen heb ik wel verdoving gehad. Maar voor het uitboren van een oude vulling?
“Ik kan je altijd nog verdoving geven als het tegenvalt,” zegt mijn tandarts.
“Oké”, ik doe mijn mond wijd open en het boren begint.

Toen ik klein was, was ik bang voor de tandarts. De schooltandarts kwam altijd als een akelige verrassing onaangekondigd op het kleine dorpsschooltje waar ik zat. Ergens in een hoekje van een klaslokaal controleerde hij de gebitten van alle kinderen van de school (een stuk of dertig). Erg spraakzaam was hij niet. Hij ging met z’n spiegeltje en een scherp por-attribuut je mond door en zei af en toe iets onbegrijpelijks tegen zijn assistente, die dat dan noteerde. De afkorting “Beebeetje” betekende ellende, had ik in de loop van de tijd geleerd. Dan moest je een paar dagen later naar het volgende dorp fietsen voor een behandeling. Eén keer ben ik uit de stoel weggelopen, toen ik angstig vroeg “Hoeveel moet u er?” en hij iets gromde wat ik verstond als “Tien”. Mijn moeder heeft toen aardig wat moeite gehad om me over te halen toch weer terug te gaan. De rest van de geschiedenis herinner ik me niet, dus tien vullingen zullen het wel niet geweest zijn.

Hoe anders is het bij Faust. Ondanks zijn naam is hij de zachtmoedigste tandarts die ik ooit gehad heb. Hij verontschuldigt zich voortdurend als hij denkt dat hij me pijn doet of misschien gáát doen.
“Dit kan even vervelend zijn”.
“Nu moet ik je even pijn doen, sorry, maar het kan niet anders.”
Nu boort hij heel precies de oude vulling uit mijn kies. Faust vertelt me dat hij hem nog één keer kan vervangen en daarna is het afgelopen.
“Omdat jij het goed bijhoudt, is het de moeite waard”, zegt hij. Een kwart seconde raakt de boor een zenuw, auw, maar daarna is het boren ook meteen klaar. De vulling kan er in. Pijn doet het allemaal niet, maar al dat gepriegel in je mond is niet echt prettig. Vooral als het om een kies helemaal achterin gaat. Boven mijn hoofd hangt ter afleiding een tv-scherm, maar dat kan ik de helft van de tijd niet zien. Afleiding heb ik evengoed wel; mijn tandarts is spraakzaam. Hij vertelt dat hij zelf als patiënt eigenlijk liever altijd verdoving heeft, en ook dat hij als patiënt vaak niet precies weet wat er tijdens een behandeling gebeurt, omdat je in die rol met heel andere dingen bezig bent. Intussen geeft hij de assistente instructies. Ze moet de boel goed droog houden met het afzuigslangetje en dat is lastig achterin.

Sneller dan ik gedacht had, is de klus klaar en gaat de stoel rechtop. “Je hoeft niet te wachten, je mag meteen weer eten en drinken.” Ik trek een paar keer een grimas en om mijn kaken weer uit de wijd-open stand te krijgen en sta op.
“Fijne jaarwisseling” zeg ik tegen Faust. En dan ga ik naar buiten. Ik kan weer met een verzorgd gebit het nieuwe jaar in.


zaterdag 27 december 2014

Hondjes en paarden

Mijn broer en schoonzus komen Tweede Kerstdag bij ons. Met twee kinderen en drie honden.
"Ik zal een dekentje voor ze neerleggen", zei ik toen mijn broer de hondjes aankondigde.
"Oh, een zakdoek is ook wel groot genoeg", grinnikte hij toen; het is een chihuahua moeder met twee jonkies.
Als het hele stel binnenkomt, draait alles meteen om de hondjes. Ze hollen in het rond, tikkend met hun nageltjes op ons gladde laminaat, maar al gauw vinden ze het tapijt in de zithoek. Ze wroeten er enthousiast met hun snoetjes in rond. Waarschijnlijk denken ze dat het een vreemd soort gras is.
We drinken thee, eten toastjes met paling en praten bij terwijl de hondjes van de een naar de ander springen en door iedereen geaaid en geknuffeld worden.

Na een uurtje besluiten we even naar buiten te gaan. Het is na een week miezeren eindelijk een heldere, droge dag en we gaan met z'n allen naar de uiterwaarden. Daar zitten na vijf minuten alle schoenen en laarzen onder de modder, maar dat houdt ons niet tegen. Vanaf de dijk struinen we naar de Waal. Bij het water zien we een paard lopen en nog een. Tegen de tijd dat we bijna bij het eerste waalstrandje zijn, komt ons een hele kudde tegemoet.

"Doen ze niks?" vraagt m'n neefje een beetje angstig en voor alle zekerheid kruipt hij weg achter een boomstronk. De voorste paardjes lopen ons voorbij, maar als er één nieuwsgierig aan de jas van mijn schoonzus snuffelt, blijven er meer staan. Ineens zijn we omringd door de ruige Konikpaardjes. Hun dikke, pluizige vacht zit vol klittenbollen, waardoor ze er nogal mottig uitzien. Van achter zijn boomstronk kijkt mijn neefje toe hoe zijn moeder en zus de zachte, bruine paardenneuzen aaien.
Als ik een portretfoto van een van de paardjes probeer te maken, duwt m'n fotomodel z'n neus tegen mijn telefoon. Een ander knabbelt aan mijn jas. Na een tijdje lopen de dieren weg achter de kudde aan, die van de rivier af loopt terwijl wij daar juist naar toe willen
De hondjes, die veilig opgetild waren om ze te beschermen tegen blubber en paarden, worden op het gladde, natte zand van het waalstrand gezet. Hier kunnen ze zelf rondlopen, terwijl de mensen platte stenen zoeken om over het water te keilen. De beste worp stuitert wel acht keer.
Als we het koud krijgen, zompen we dwars door een drassige grasvlakte terug naar de dijk. Daar stampen we de ergste kluiten van onze voeten en een kwartier later staan alle modderschoenen op een rijtje in de schuur. Tijd om de laatste hand te leggen aan een maaltijd met heel veel lekkere hapjes.
Terwijl we eten, rollen de hondjes over elkaar heen op ons grasveld-tapijt. Ze vermaken zich prima, en wij ook. Een beestachtig gezellige Tweede Kerstdag.

zondag 21 december 2014

Kerstmannen

Als ik mocht kiezen tussen de Kerstman en Sinterklaas zou ik zonder met m’n ogen te knipperen voor de laatste kiezen. De Kerstman is een commercieel verzinsel, uitgevonden door de frisdrankgigant Coca Cola. Sinterklaas komt voort uit een legende over vrijgevigheid.
Mij is met de paplepel ingegoten dat Kerst het feest is, waarmee we de geboorte vieren van Christus. Daar hoort het kerstverhaal bij, met herders en Engeltjes, en geen dikke man in een rood pak die met een slee door de lucht getrokken wordt door een stel rendieren. Niet dat we elkaar nou ieder jaar dat verhaal vertellen of elke kerst naar de kerk gaan, maar toch. Kerst vieren met cadeautjes onder de boom klopt voor mijn gevoel niet.

Toch kunnen we niet om de Kerstman heen. Zo weinig Klazen als ik dit jaar in mijn omgeving ben tegengekomen, zo alom tegenwoordig is de Kerstman. Bij een dagje winkelen in de stad zagen we niet alleen kerstmannen  in etalages en reclame-uitdelende studenten met witgerande, rode mutsen. We kwamen ook de Kerstman zelf tegen, zingend en ‘hohoho’ lachend vanaf een koets met een prachtig zwart paard ervoor (geen rendieren). Hij maakte gemoedelijke grapjes tegen voorbijgangers, vooral kinderen, en je hoorde hem vanaf grote afstand nog zingen. Ik vond het wel sfeervol.
Vandaag is het winkelzondag. Samen met mijn dochter fiets ik even naar het dorp om een vergeten boodschapje te halen. Onderweg zien we verschillende mensen in rode pakken en met kerstmutsen op hun hoofd. Ze lopen in groepjes en hebben rugnummers. Een kerstmannenloop?


In het winkelcentrum aangekomen, moeten we afstappen vanwege de drukte. Op het plein staat een podium en daarvoor, in een ruimte die door hekken is afgezet, staat een grote groep kerstmannen en –vrouwen. Vanaf het hoge podium spreekt en opperkerstman de groep toe, versterkt door een microfoon. Het is een enthousiast verhaal, waar we niet echt naar luisteren omdat we intussen een gesprek proberen af te maken. Als we na onze boodschap bij hetzelfde plein terug komen, is het nog drukker geworden. Er staat nu een andere Kerstman achter de microfoon, die de “Hebben-we-er-allemaal-zin-in?” act doet, met het onvermijdelijke vervolg: “Ik hoor jullie niet!”
Ja, de kerstpersonen hebben er zin in. Ze doen allemaal mee met de warming up en tien minuten later vertrekken ze voor een rondje (hard?)lopen. Wij gaan nog even bij Blokker naar binnen en daarna fietsen we naar huis. Onderweg zien we overal groepjes mensen in rode pakken met witte randjes en met rugnummers. Erg hard lopen ze niet, maar het ziet er wel gezellig uit. Waarschijnlijk lopen ze voor een goed doel. Tegen zulke kerstmannen heb ik geen enkel bezwaar. 
Maar die dikke Cola-reclameman met z’n cadeautjes komt er bij ons niet in. 

* s'Avonds lees ik op internet dat met de Santarun (3 km) inderdaad geld werd ingezameld voor goede doelen, namelijk de voedselbank en Stichting Perspectief. Er werd 2500 euro opgehaald.

zondag 14 december 2014

Misa Criolla


 De Sint Bartholomaeuskerk in Beek is nog geen half uur rijden. Om kwart over 8 begint daar een uitvoering van de Misa Criolla en we zijn ruim op tijd. De voorste banken zijn gereserveerd voor abonnementhouders, maar direct daarachter vinden we een goede plek. Als de kerk voller en voller stroomt, zijn we blij dat we zo vroeg waren. Laatkomers moeten zoeken naar een plekje. Mensen op de lange houten banken schikken gewillig in, zodat er nog iemand bij kan op het puntje.

Op het podium voor in de kerk worden wat instrumenten gestemd. In de kroonluchters branden echte kaarsen, ook zijn er kaarsen op de adventskrans. Twee van de vier zijn aangestoken; volgende week zullen dat er drie zijn en met kerst branden ze alle vier.
Voor onze kerkbank staat een knielbank. Precies op de plek waar je normaal je voeten neer zou zetten, zodat we moeten kiezen: voeten ongemakkelijk dichtbij, iets te ver weg of bovenop het rode pluche van de knielbank. De houten kerkbank is recht en hard.
Maar als de muziek begint, vergeet ik alle ongemakken.

Drie mannen met panfluiten spelen het eerste nummer. Het is nog niet de Misa Criolla; die zal pas op het laatst komen. Eerst krijgen we een ‘rondleiding’ door de Argentijnse volksmuziekgeschiedenis.
De Misa Criolla is de eerste ‘volksmis’, vijftig jaar geleden gecomponeerd door Ariel Ramírez. Voor het eerst in de geschiedenis werd een mis niet in het Latijn, maar in de volkstaal gezongen: Spaans. Het is een mix van oude melodieën en folkloretradities.

Met die tradities maken we het volgende uur kennis. We horen plechtige, oude koorzang, maar ook uitbundige accordeonmuziek. Er zijn zware trommels, kleine gitaartjes, een orgel, piano, een Indiaanse fluit, een fagot en een cello. Het koor is niet groot, maar ze zingen fantastisch. De Latijns Amerikaanse ritmes zijn meeslepend en ik zie om me heen dat sommige mensen moeite hebben om stil te blijven zitten.

Thuis hebben we op een CD de Misa Criolla, gezongen door José Carreras. Ik hou van de stukken beurtzang van koor en solist, van de manier waarop dat koor afwisselend uitbundig en melancholiek klinkt. Ik was bang dat het kleine koor dat hier staat tegen zou vallen. Maar dat is niet zo. Ze klinken vol en zuiver, waarbij de akoestiek van de kerk natuurlijk meewerkt. Er zijn twee nummers waarin veel van de koorleden een klein stukje solo zingen. Een expressief heen en weer kaatsen van zinnetjes die steeds hetzelfde eindigen. Ik vind het leuk om ze zo heel even uitgelicht te horen en om te zien met hoeveel plezier ze zingen.

Dan komt dirigent Adrián Rodriquez Van der Spoel naar voren om te vertellen dat al deze volksmuziek die we gehoord hebben, terug te vinden is in het laatste deel van het concert: de Misa Criolla *. Zijn gezelschap, Musica Temprana, gooit hart en ziel in de mis. Na de laatste noten blijft het een paar seconden stil in de kerk, waarna een uitbundig applaus losbarst. We staan allemaal op: achter, voor of bovenop de knielbankjes. Er wordt in de statige kerk gefloten en geroepen tot er een toegift komt. En daarna nog een keer. Dan verlaten muzikanten en koor onverbiddelijk het podium. En wij gaan naar buiten. Met nog uren lang een hoofd vol muziek.

        Home.planet.nl over de Misa Criolla:  Dramatische ritmes uit het noordelijke Andesgebergte vormen de basis van het Kyrie. Het populaire Gloria daarna bestaat grotendeels uit een vrolijke 'carnavalito', in het midden opeens afgewisseld door een langzaam ritme dat door de Inca's voor begrafenissen gebruikt wordt. Het Credo is een onweerstaanbare 'chacarera', de belangrijkste feestdans in Argentinië. In het Sanctus is een subtielere variant op de carnavalito te horen. De mis eindigt met een melancholiek ritme van de Argentijnse pampa's.
 



vrijdag 12 december 2014

Interview met een breinonderzoeker

Aan het eind van het Jaar van het Brein maken we op de valreep een Brein-special: een cd vol wetenswaardigheden over het brein in relatie tot onze doelgroep: blinden en slechtzienden. Mijn collega’s verzamelen materiaal uit kranten, tijdschriften en van internet en zoeken geschikte kandidaten voor aanvullende interviews. Mijn taak is het om Professor Kupers te interviewen, een neurowetenschapper die onderzoek doet naar de hersenen van blinde proefpersonen. Hij woont en werkt in Kopenhagen, maar zal in november een weekend in Maastricht zijn, waar ik hem kan spreken.

Na de toezegging blijft het lang stil. Ik krijg de professor pas te pakken vlak voordat hij naar Nederland komt en de afspraak komt op zondag terecht. Dan heeft hij tijd. Op zaterdagavond bekijk ik nog even mijn mail en zie een berichtje van Professor Kupers, dat zijn programma veranderd is. Hij moet op zondag met twee blinde Deensen een rondje Maastricht doen. Maar misschien kan ik hem tijdens de lunch interviewen? Of anders daarna op de Universiteit.

Zo komt het dat ik op zondag 23 november om half 12 over het Vrijthof wandel, op weg naar een kop koffie. Er staat een kermis op het Vrijthof, omringd door hoge hekken. Van het mooie plein is daardoor erg weinig te zien. Vanaf de gezellige terrasjes zie je niet de Sint Janskerk, maar rommelige hekken en daar bovenuit een reuzenrad. Ik zoek een plekje in de zon (ja, deze 23e november is een prachtige dag) en tegen twaalven bel ik het telefoonnummer dat ik heb gekregen. De professor en zijn blinde dames zijn vlakbij. Ze komen naar me toe.
Het kan niet missen. Een kleine, kalende man met aan elke kant een jonge vrouw met witte stok; en dan nog een gids die ze de stad door heeft geleid. We schudden handen en stellen ons aan elkaar voor. De gids verlaat het groepje en wij zoeken een plek waar we rustig kunnen lunchen.

Ik heb een reliëfkaart van het brein meegenomen voor Professor Kupers, die ik meteen te voorschijn haal en op tafel leg. Het is een kleurige, schematische afbeelding van de menselijke hersenen waar overheen een doorzichtig vel hard plastic, met dezelfde afbeelding in reliëf. De vrouwen gaan om de beurt met hun vingers over de plaat. Ze vertellen dat in Denemarken reliëfafbeeldingen bij studiemateriaal op een andere manier gemaakt zijn. Op swell paper, papier waarop bij verhitting getekende lijnen omhoog komen. 


We hebben een geanimeerd gesprek over aanpassingen van studiemateriaal en de problemen die daar bij komen kijken (ook in Denemarken leveren opleidingen hun boekenlijsten vaak erg laat aan) en intussen worden er broodjes gebracht en leren de Deensen de Hollandse Kroket kennen.

Dan is het ineens hoog tijd dat we opstappen, want de dames proefpersonen worden op de Universiteit verwacht voor een hersenscan. De tocht naar de parkeergarage over ongelijke keitjes en langs sluipweggetjes tussen hekken door valt niet mee. Ik loop met één van de vrouwen aan de arm mee tot de auto en zij vertrekken haastig om nog op tijd te komen. Ik kom wat later bij de Universiteit aan.

Het gloednieuwe gebouw van Brains Unlimited is uitgestorven. Professor Kupers wijst me een hoek met zitjes waar we het interview kunnen doen. Hij heeft nu alle tijd, want voor het onderzoek van vandaag hoeft hij alleen in de buurt te zijn voor mogelijke problemen. Uitgebreid beantwoordt hij al mijn vragen. Hij houdt zich bezig met dat deel van de hersenen dat mensen gebruiken bij het kijken: de visuele cortex. Het is een groot stuk van het brein en Kupers wil weten wat daar gebeurt als iemand níet ziet. Wordt het dan voor iets anders gebruikt? Intussen is wel duidelijk dat de visuele cortex van een blind persoon ingezet wordt voor andere dingen. Voelen bijvoorbeeld (braille lezen) en ruiken. Maar er valt nog véél meer aan te onderzoeken.


Met ruim een uur aan materiaal ga ik later op de middag de deur uit. Het wordt nog een hele klus om daar een interview van 12 minuten van over te houden, maar dat gaat wel lukken. Ik zet de autoradio aan en rij door het zonnetje naar huis. Werken op zondag moet geen gewoonte worden, maar voor een keertje vind ik het op deze manier helemaal niet erg.

zaterdag 6 december 2014

Opruimen


Ik heb me voorgenomen om vandaag een blogje te schrijven. Aan de grote tafel zit ik achter mijn laptop te bedenken waar het over zal gaan. Door het raam zie ik in de tuin plotseling een merel uit het struikgewas komen. Nou ja, struikgewas, het zijn lage, nog groene plantjes, maar voor de merel zijn ze manshoog. Hij verdwijnt aan de andere kant van het terras uit zicht. Ik bedenk dat het binnenkort weer nationaal tuinvogel telweekend is. Half januari. Als ik vandaag zou tellen, kon ik heel wat streepjes zetten. Nu ik eenmaal naar buiten kijk, zie ik overal beweging tussen planten en struiken. Ik zie ook dat het terras rommelig is. Overal liggen dingen te slingeren. Omgevallen potjes met kruiden, die al een paar weken ‘voorlopig’ op een stenen bankje staan; een roestig schepje; een oude afwasborstel die voor een vies klusje gebruikt is en niet opgeruimd; een paar grote stenen die ooit beschilderd zijn geweest maar hun kleur in regen en wind hebben verloren…


Sommige mensen hebben hun huis en tuin altijd netjes. Mij lukt dat niet. De tafel waar ik aan zit heb ik gisteren nog helemaal leeggeruimd. Nu liggen er alweer stapels kranten, studieboeken van mijn zoon, een paar brillenkokers, er staan twee laptops en een paar lege koffiemokken en nog meer. Ik negeer de rommel op tafel en besluit naar buiten te gaan. Eigenlijk is het best mooi weer om even dat terras aan te pakken. 



Een half uur later sta ik de compostbak om te scheppen. Ach, als je dan toch buiten aan het werk bent, kan zo’n klusje er ook wel even bij. We hebben twee compostbakken. De theorie is dat de ene nu wordt gebruikt voor het groente- en fruitafval terwijl de andere voor de winter met rust gelaten wordt, zodat de compost daarin komend voorjaar over de tuin uitgespreid kan worden. Blijkbaar is die theorie niet bij iedereen bekend. Bovenin de rustende bak ligt een verlepte bos bloemen en een lading verse perenschillen. Ik zie ook waarom: de andere bak is vol. Met een schop help ik de volle bak om een beetje in te klinken. Daarna hevel ik (met handschoenen aan) de bloemen over. De schillen werk ik met de schop door de bijna-klaar compost. Als de klus klaar is, pak ik de bezem om de gemorste compost netjes van het pad te vegen. Eenmaal aan het vegen, doe ik meteen het hele pad. Maar eerst haal ik het onkruid tussen de tegels weg. 

Voordat ik het weet, ben ik een paar uur bezig en begint het een beetje schemerig te worden. Zo vind ik het wel weer genoeg. Ik besluit als beloning een vuurtje te stoken in de vuurschaal. Ik heb in de schuur nog wat kurkdroge stukken schors om mee te beginnen. Hoe droog de schors ook is, in een vuurschaal met vochtige restjes van een eerder vuur lukt het me niet om het brandend te krijgen. Ik had hem natuurlijk eerst schoon en droog moeten maken. Maar ik heb nu al zó veel opgeruimd en schoongemaakt… genoeg is genoeg. En dát is natuurlijk de reden dat het mij niet lukt om huis en tuin altijd netjes te hebben. Na een tijdje vind ik het wel weer genoeg. Dan maar niet schoon en netjes. Maar het is wel jammer van m’n vuurtje. Het blijft bij een sombere, stinkende rookpluim. Stinkend maar opgewekt ga ik naar binnen. Tijd om eindelijk mijn blogje te gaan schrijven.


Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...