zaterdag 29 februari 2020

Zilveren ringen

Op zaterdagmorgen om kwart voor acht gaat de bel. Haastig gooi ik m’n tandenborstel terug in z’n beker, spuug de laatste mond spoelwater uit en loop de trap af. Ik zou om tien voor acht klaar staan en vijf minuten maken net het verschil op een vroege zaterdagmorgen.
“Doe maar rustig aan,” zegt L. die voor de deur staat. “Ik ben aan de vroege kant.”
Als ik m’n schoenen aan heb, m’n jas aan, tas gepakt en paraplu gevonden, vertrekken we keurig om tien voor acht.
Vandaag hebben we met z’n zessen een afspraak in Reeuwijk. We gaan een workshop zilversmeden doen, oftewel, ieder een zilveren ring maken.

We rijden eerst naar Beneden-Leeuwen, waar vandaan we samen met z’n vieren verder gaan. Zo vroeg op de zaterdagmorgen is het rustig op de weg en we komen ruim op tijd aan. De workshop is in een gewoon rijtjeshuis, waar een ruimte efficiënt is ingericht om met een groep van zo’n vijftien mensen aan de slag te gaan. We krijgen eerst een inleidend praatje dat vooral bedoeld is om al te hoge verwachtingen in te perken en de sfeer erin te brengen. Er zijn allerlei voorbeeldringen, waarvan je er een kunt kiezen om te gaan maken, al of niet met eigen aanpassingen.

Wie een keus heeft gemaakt, krijgt een strookje zilver van een bijpassende breedte en instructies om te beginnen. Ik kies voor een ring met een motiefje dat erin gehamerd moet worden. Het hameren is een fluitje van een cent. Daarna vijl ik geduldig twee hoekjes rond. Om me heen wordt gezaagd, geklopt, gevijld, gekletst en koffie gedronken. We bekijken elkaars vorderingen, moeten af en toe even wachten op verdere instructies en zien langzaam de gladde reepjes zilver veranderen in verschillende ringen.
 

Er zijn machines om braampjes af te slijpen, machines om te polijsten, een klem om van een strookje een ring te buigen en een ultrasoon badje als afwerking na het polijsten. Om een uur of twaalf hebben we alle zes een ring gemaakt. Ze zien er heel goed uit, vinden we zelf.
En om het te vieren gaan we uitgebreid en lekker lunchen in Gouda. De stadswandeling waarmee we eigenlijk hadden willen afsluiten, laten we maar zitten omdat het flink waait en regent. Tegen de tijd dat we gaan afrekenen, is zowaar de zon weer doorgekomen, maar nu willen we liever terugrijden.

Het is de eerste keer dat we met dit gezelschap een dagje Leuk Samen Dingen Doen en het is zeker voor herhaling vatbaar. Gelukkig maar, want er staan dit jaar nóg drie zaterdagen op de agenda. Steeds met een verrassingsuitje. We hebben nú al zin in de volgende keer.

maandag 24 februari 2020

Dagje Leiden

Ik neem ruim de tijd om naar de bushalte te lopen, want vanwege de carnavalsoptocht rijdt lijn 5 een andere route. Volgens 9292 kan ik op de Haagstraat opstappen, maar ik heb zo m’n twijfels.
Het regent. En niet zo’n beetje ook. Met mijn paraplu dicht boven mijn hoofd ontwijk ik de plassen. Soms loop ik een stukje midden op de verlaten straat. Het is zondagmorgen; de meeste mensen slapen nog.
Ja hoor, aan de bushaltepaal hangt een rommelig stuk papier waarop staat dat ook deze halte vandaag vervalt. Ik moet verder: naar halte Gemeentehuis of halte Kerk.
Het gemeentehuis is niet zo ver, maar is daar een bushalte?

Ik loop nu op de weg waarlangs de bus straks deze kant op moet. Een halte bij het gemeentehuis zie ik niet, dus loop ik verder naar de kerk. In de verte zie ik de bus aan komen. Die ga ik niet halen en de volgende komt pas een half uur later. Ik zwaai van onder m’n paraplu: mag ik asjeblieft toch mee? Maar nee, de chauffeur heeft geen medelijden. Of hij ziet me niet. Jammer dan.

Gelukkig kan ik schuilen in een ruime abri. Ik schud de druppels van m’n paraplu en begin te wachten. Een in plastic verpakte oude dame komt het bushok in. Zij heeft ook een eind moeten omlopen, vertelt ze. We kijken naar de plassen, de donkere lucht, de regen. “Die arme mensen,” zegt de mevrouw, “Hebben ze zo lang aan die praalwagens gewerkt. Er zal niet veel publiek komen kijken naar de optocht.”
We wachten.
De weg waaraan de abri staat, is verdeeld in twee stroken, waartussen een vluchtheuvel ligt. De rijstroken vlak voor onze bushalte liggen diep en staan vol water. Steeds als er een auto langs komt, sproeit dat water in een grote boog tot vlak voor onze voeten. Ik zie voor me hoe iemand die nietsvermoedend bij de bushaltepaal staat, zo’n plens water over zich heen krijgt. Grappig in een film, maar ik zit er niet op te wachten. We moeten ons straks strategisch opstellen: wél zichtbaar voor de buschauffeur, maar ver genoeg achteruit…

Als de bus eindelijk nadert, doet ie dat zó voorzichtig dat de vloedgolf uitblijft.
“Ik mag geen passagiers natsproeien,” zegt de chauffeur grijnzend als hij ons voorzichtig naar voren ziet lopen.
Zo. Drie kwartier na vertrek zit ik met natte mouwen en natte voeten in de droge bus. De eerste etappe. Nu nog drie treinen en een eindje lopen in Leiden. Je moet er wat voor over hebben om een dagje bij je zoon op bezoek te gaan.

vrijdag 14 februari 2020

Vogelfeestje

Een paar weken geleden was het nationaal tuinvogeltelweekend. En ik telde mee.
Op zondag 26 januari had ik alle vogels uitgenodigd. Er waren vetbollen, luxe broodkruimels en knabbelnootjes, maar de opkomst was nogal teleurstellend. Een paar mussen, twee roodborstjes, een merel en een koolmees. Meer gasten kwamen er niet opdagen.

Ik denk dat de vogels liever hun eigen event organiseren. Hoe ze het afspreken weet ik niet, maar afgelopen woensdagmiddag was ineens het echte feestje. De mussen hadden wat vrienden meegebracht en ze zaten gezellig te chatten in de krentenboom. Daar waren de twee roodborstjes weer, vlak voor het raam. Drie merels deden een schijngevecht rond de hazelaar en van een groepje mezen was meteen duidelijk dat het ze om de vetbol te doen was. Een onverwachte gast was de vink.  Hij hield zich een beetje afzijdig, hoewel ik dacht dat ie eigenlijk met de mussen meegekomen was.
Ik stond het een tijdje aan te kijken van achter de half dichte luxaflex.
Jammer dat het tuinvogeltelweekend al voorbij is, dacht ik. Maar dat was natuurlijk onzin, want ook als je niet telt, is het leuk om vogels in de tuin te hebben.

 Nu ik dit schrijf, zie ik vanuit de verte twee merels spieden naar de vogelfeestdis. Er liggen geen nootjes en kruimels meer. Misschien moet ik er straks maar weer wat neerleggen. Hoewel het weer nu zo zacht is dat er ook wel wormen en andere beestjes uit de grond gepikt kunnen worden. Wie weet vieren de merels binnenkort al hun eerste wormenfeestje. Daar wordt altijd flink bij gedanst. Het is misschien nog wat te vroeg, maar ach, dat bepalen de vogels zelf wel. Die trekken zich niets aan van mensen-agenda’s. Zelfs niet als daar een vogeltelweekend op staat.


zondag 9 februari 2020

Een mooie kooropstelling

“Maak er eens een wat mooiere opstelling van”, zegt dirigent W. De alten wat meer naar links ja, en de sopranen een beetje naar voren… Gehoorzaam schuifelen we naar de plek waar hij ons hebben wil. “En nu de bassen en de tenoren er om en om achter, zodat je mij kunt zien.” Weer geschuifel, gegrinnik en tenslotte een zucht van W: “Oké, zo moet het nu maar even.” Het is gewoon een repetitie, maar onze dirigent wil het koor toch steeds strak opgesteld voor zich hebben. Dus dit is een terugkerend tafereel, waar volgens mij niemand het nut van inziet, en waarom we W. dus vaak vriendelijk uitlachen.

Dan gaan we aan de slag. Een requiem, waar echt lastige stukken tussen zitten. Sommige akkoorden zijn zó spannend, dat ze in het begin nergens naar klinken. Als na een paar herhalingen dan alles op z’n plek valt, wordt het ineens mooi. En dan roept W. “Ga nu maar allemaal door elkaar staan.” Iedereen komt in beweging en zoekt een andere plek; ik ga tussen een bas en een tenor staan. Nu moet iedereen z’n eigen stem zingen zonder de steun van de eigen stemgroep. Hier hou ik van!  En ik ben niet de enige. Je hoort nu beter het geheel en daardoor gaat iedereen meer op elkaar inspelen.

“Ja, het begint te komen,” zegt W. tevreden. Dan bekijkt ie een beetje verbaasd de opstelling die nu ontstaan is. “Nou zitten we iedere keer zó moeilijk te doen over twee nette rijen,” zegt hij, “en als  ik dan zeg dat iedereen door elkaar moet staan, wordt het spontaan een kooropstelling!” Maar lang duurt dat niet, want voor het volgende lied gaan we er eerst maar eens bij zitten, want met dit nummer beginnen we vandaag voor het eerst. Daar gaat ie weer: een lastige melodielijn van de bassen wordt apart genomen, een stukje waar de alten niet uitkomen, een moeilijk akkoord oefenen we net zo lang tot het goed zit…

“Met de eeuwigheid verweven,” heet het requiem dat we instuderen. Een ernstige titel voor een ernstig muziekstuk. Maar al zou je het misschien bij zo’n stuk niet denken, er wordt soms behoorlijk hard gelachen tijdens de repetities. Of gegniffeld, als we weer eens op de centimeter precies neergezet worden. En genoten, vooral als we juist helemaal door elkaar staan.

vrijdag 7 februari 2020

Voorjaarsklaar

Het is een zonnige dag. Lekker weer om een stukje te fietsen, maar wel met handschoenen aan, want warm is het niet. Vannacht was het rond het vriespunt. Zo hoort het te zijn in februari. Maar volgens het weerbericht wordt het zondag weer 12 graden. Veel te warm voor de tijd van het jaar. Dat vertellen ze erbij en ik vraag me dan af hoe lang het duurt voordat zo’n warme februari niet meer als ‘te warm’ geldt. Volgens mij begint het voorjaar al jaren extreem vroeg.

Als ik terug ben van m’n fietstochtje wandel ik de achtertuin door. Ik spot een kleine, gele narcis en meer narcissen in de knop. Een paar pollen sneeuwklokjes  hebben zich door de hooiachtige resten van vaste planten heen geworsteld. Ik trek wat oude plantenslierten weg en heb er meteen spijt van dat ik niet eerst even tuinhandschoenen aan heb gedaan. Wapperend met stinkende handen maak ik het inspectierondje af. Verschillende struiken laten groene puntjes zien. In de bak viooltjes van vorig jaar bloeien al een paar rafelige pioniers. Ergens staat een polletje paarse krokussen.

Ik moet denken aan wat mijn collega A. vorige week vertelde: “vroeger werd ik altijd heel blij van bloeiende krokussen, maar nu bloeien ze zó vroeg, dat ik nog niet genoeg naar de lente verlangd heb. Het is gewoon nog niet koud genoeg geweest”. Ik snap wat ze bedoelt. Maar terwijl zij stiekem nog hoopt op een paar weken strenge vorst en schaatsplezier, omarm ik de voortekenen van het voorjaar. Ik buk me bij de knoppen van een groepje hyacinten en loop glimlachend langs nog meer bloeiende sneeuwklokjes…

Als ik klaar ben met m’n ronde weet ik het zeker. We moeten aan de slag. De tuin moet nodig voorjaarsklaar worden gemaakt.

Een nieuwe traditie

Vrijdagmorgen heb ik afgesproken met K. Ze komt op de koffie met. En ‘met’ is geen koek of taart, maar leesvoer. Allebei houden we van tekst...