De zon lokt me naar het terras. Ik neem een voorschotje op
de oefening die mijn fysiotherapeut voor vanmiddag heeft aangekondigd: lopen
met één kruk. Zo kan ik mijn koffie regelrecht mee naar buiten nemen.
Tot nu toe zette ik het kopje steeds even ergens neer om
weer een paar stappen te kunnen doen.
Het lopen met koffie gaat me goed af. Tevreden ga ik op een
tuinstoeltje zitten en laat de septemberzon op mijn gezicht schijnen. Een paar
meter verderop pronkt de hop met z’n ontelbare, zachtgroene bellen. Er
glinsteren regendruppels aan.
In deze verschijningsvorm hou ik van de hop en alleen daarom
is ze er nog. Het is een zij ja, hoewel we oorspronkelijk een mannelijke plant
hadden neergezet. Dat merkten we pas toen er in plaats van elegante hopbellen
alleen onooglijke sprietjes aan de plant kwamen. We lieten hem toch maar langs
de schutting groeien. Vorig jaar kwam er tien meter verderop een bescheiden
nieuw plantje op, waar tot onze verrassing wél bellen aan kwamen. We leidden de
enkele stengels langs de pergola.
Dit voorjaar kwam de nieuweling op volle kracht terug. De
snel groeiende hopstengels hingen overal in de weg en met hun kleine
weerhaakjes maakten ze gemene striemen als je er per ongeluk te dicht langs
liep. Ik beloofde mopperende huisgenoten dat de plant er na deze herfst
uitgaat, maar eerst mocht ie nog bloeien.
En nu bloeit de hop. Uitbundig! “Wat ben ik mooi hè”,
straalt ze. “Zal ik volgend jaar weer?” Maar dat gaat niet gebeuren.
Onherroepelijk; beloofd is beloofd.
Wel jammer… laat ik nu maar extra
genieten van deze eenmalige schoonheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten