zondag 15 april 2012

Afspraak is afspraak

“Ik zou ze het liefst allemaal uit het raam gooien”, is het eerste wat mijn vader zegt als ik binnen kom. Hij zit in z’n eentje in de eetkamer en hij is nijdig.
“Wat is er dan aan de hand?” vraag ik, en er komt een verhaal over een afspraak bij de kapper. Gistermiddag was dat, en toen hij er aankwam, werd hij weer weggestuurd omdat ze het te druk hadden. “Er zijn van die mensen”, zegt hij boos, “die altijd overal voorrang krijgen! En míj sturen ze weg. Nou, als ze de volgende keer een afspraak maken, laat ik ze ook barsten!”
Hij raast nog even door, maar als ik dan vraag of hij mee wil naar het restaurant omdat ik zo’n zin in koffie heb, bromt ie “Natuurlijk. Als jij koffie wilt.”
We praten over andere dingen en het kapper-incident lijkt vergeten. Maar als we ’s middags op zijn kamer zitten, komt een zuster zeggen dat hij nú naar de kapper kan. Als het uitkomt, met het bezoek.. Ze kijkt naar mij.
Mijn vader schiet meteen weer terug in zijn boosheid. “En als ik daar kom, ben ik dan ook echt aan de beurt of sturen ze me dan weer weg, net als gisteren”, zegt hij een beetje vijandig. “Nee, u wordt echt niet weggestuurd. Ze hebben nu een plekje voor u. Zal ik een rolstoel halen?” Ze is al weg om het te doen.
Hij laat zich in de rolstoel helpen terwijl hij nog een beetje doormoppert. De zuster legt me uit waar de kapper is en ik rij m’n vader naar de lift. Op de tweede etage lopen we door de lange gang en zien een andere man in een rolstoel bij de kapper naar binnen rijden. “Daar zal je het hebben”, zegt pa, “die man vindt zichzelf zo belangrijk. Ik zie hem wel vaker. Ik mag die man niet. Hij zal zich er wel weer tussen dringen.” Maar nog voordat we bij de deur zijn, heeft de kapster de man uitgelegd dat hij moet wachten omdat er nog iemand voor hem komt.
“U was boos hè, gisteren”, zegt ze als ik mijn vader naar binnen rij. “Dat is ook vervelend, als een afspraak niet doorgaat. Maar ja, we hadden het zó druk, en het liep uit...”
Intussen heeft ze de kapperstoel opzij gezet zodat de rolstoel voor de spiegel kan staan. Ze begint z’n haar te kammen en vraagt: “Heeft u iets gebroken?”
“Ik heb m’n heup gebroken. Maar kun je dat aan m’n hoofd zien?” reageert hij verbaasd.
Ze lacht. “Nee, maar u zit in een rolstoel!”
Dan vertelt ze iets over de straat waar ze woont in Amsterdam Noord. Ineens gaat het gesprek over Zunderdorp. Daar had de kapster vroeger een vriendin, vertelt ze. Ze beschrijft de plek waar de vriendin woonde en probeert zich haar naam te herinneren.
Mijn vader oppert namen en vertelt hoe de straten van het dorp heten.
“Hoe weet u zo veel over Zunderdorp?” vraagt de kapster hem.
“Nou”, zegt hij plechtig, “daar ben ik geboren.”
“En hij heeft er zo’n jaartje of negentig gewoond”, vul ik aan.
“Wat een prachtige plek om te wonen!” roept de kapster.
Een kwartiertje later is hij netjes geknipt en voordat we weer naar de lift rijden, neemt hij hartelijk afscheid van de kapster. Zijn boosheid is verdwenen, als sneeuw voor de zon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Vogels voederen

Ik zit aan de keukentafel noten te kraken en ik denk aan de vogels. De kraaien en kauwtjes die net als ik in de herfst bij de plaatselijke n...