Ik lig op mijn rug op het witte onderzoeksbed, een
handdoek over m’n bovenlijf.
“Binnen vijf tot tien minuten kom ik terug met de dokter,”
heeft de vriendelijke assistente me beloofd, nadat ze aandachtig een echo heeft
gemaakt van allebei m’n borsten.
Vorige week was ik voor het bevolkingsonderzoek naar
borstkanker naar de rijdende kliniek gefietst. Daar mag je om het jaar je
borsten laten pletten tussen twee glazen platen, eerst verticaal, dan
horizontaal. De ene keer wordt het hardhandiger gedaan dan de andere keer, maar
prettig is het nooit. In de kleine wachtruimte heerst solidariteit. Niemand heeft
veel zin in de foto’s, maar je wilt het toch maar even laten checken.
Tot nu toe was er nooit iets aan de hand, maar deze keer
kreeg ik binnen een week na het onderzoek een telefoontje van mijn huisarts.
Voorzichtig vertelde hij me dat er ‘een licht verdacht plekje’ op de foto was
gevonden. Ik zou een verwijzing krijgen voor de afdeling radiologie in het
ziekenhuis, om te kijken of alles in orde was.
Ik kon twee dagen later al terecht. Een vage ongerustheid
in mijn achterhoofd nestelde zich naast de vage ongerustheid over het
coronavirus, dat de wereld aan het veroveren is. Het lukte me aardig goed om er
niet voortdurend mee bezig te zijn en om ’s nachts gewoon rustig te slapen.
Op vrijdagmorgen meldde ik me bij het ziekenhuis, waar ik
op de kelderverdieping opnieuw de pletprocedure moest ondergaan. De jonge vrouw
die de foto’s maakte was geduldig en voorzichtig en al waren ook hier de
glasplaten hard en vierkant, het waren de minst pijnlijke borstfoto’s ooit. Na
de foto’s maakte ze in een ander kamertje de echo. Waarna ze dus de dokter ging halen.
Nu lig ik te wachten en denk nergens aan. In mijn hoofd
zing ik de altpartij van het Requiem dat we volgend weekend zouden uitvoeren.
Jammer genoeg gaat dat niet door vanwege de corona-maatregelen. Nog voor het
einde van het tweede lied gaat de deur open en komt de assistente binnen,
gevolgd door de dokter. Hij stelt zich voor zonder een hand te geven (corona)
en vertelt me meteen dat hij goed nieuws heeft. “Loos alarm. Het is alleen maar
een kleine cyste, een waterbolletje.”
Tot mijn eigen verbazing schieten er tranen in mijn ogen.
“Ik had niet verwacht dat ik zó opgelucht zou zijn,” zeg
ik. Ze glimlachen allebei en de arts vertelt dat hij vandaag verschillende mensen
slecht nieuws heeft moeten meedelen,
maar mij dus niet. Tien minuten later loop ik naar de uitgang van het ziekenhuis.
Gezond en wel, op weg naar huis.
Pfff.. gefeliciteerd, wat een zegen..
BeantwoordenVerwijderenWat een spanning en schrik hè.. en dan bijkomen..
BeantwoordenVerwijderenZien we jullie morgen, is hetcorona veilig bij jullie denk je?