Mijn fysiotherapeute is ziek dus vandaag heb ik een
vervanger. Hij kijkt kritisch hoe ik loop en geeft me een extra oefening om
mijn rechterbeen beter te strekken. Over de mate waarin ik mijn knie kan
optrekken is hij tevreden. Hij vraagt of ik een hometrainer heb. Niet dus.
“Probeer er een op de kop te tikken”, adviseert hij. Want buiten fietsen vindt
hij nog geen aanrader. “Als je plotseling moet stoppen, moet je wel goed op
allebei je benen kunnen staan”
Als hij weg is, vind ik op marktplaats een hometrainer in de
buurt voor twee tientjes.
Maar ik wacht nog even voor ik daar achteraan ga. Ik wil veel liever gewoon fietsen. Dat zou me een stuk onafhankelijker maken. Na mijn
eerste heupoperatie begon ik onder begeleiding van mijn vaste fysiotherapeute
ook voorzichtig met fietsen toen ik nog met krukken liep. Ik besluit aan de
chirurg te vragen wat die er van vindt. Morgen heb ik een controleafspraak in
het ziekenhuis.
H. gaat met me mee naar het ziekenhuis. Ik heb geen moeite
met de lange gangen, al heb ik maar één kruk meegenomen. Het gaat best goed.
We moeten een tijdje wachten voordat de chirurg binnenkomt.
“Ik wil even zien hoe je loopt”, zegt hij vriendelijk nadat we elkaar een hand
hebben gegeven. Zo netjes mogelijk loop ik naar de deur en terug. Hij knikt en
gaat voor me staan. Meet met zijn handen de hoogte van mijn heupen en voelt
langs de buitenkant van mijn bovenbenen. Dan loopt hij om het bureau heen naar
zijn plaatsje achter de computer. “Daar zit bijna geen verschil meer tussen”, zegt
hij enthousiast. “En je spieren waren zo’n beetje helemaal weg hoor. Weet je
nog wat een dun beentje dat was na de operatie?”
Eerlijk gezegd weet ik dat niet. “Ik weet vooral nog dat er
een groot gat in zat”, zeg ik. Hij lacht en zoekt op de computer naar mijn
foto’s.
Beeldvullend komen mijn botten op het scherm. Rechts licht de
kunstheup wit op. Tevreden kijkt de chirurg naar het beeld. “Zo ziet het er nu
uit”, zegt hij en gebaart naar de computer. “Mooi hè”. Ik moet een beetje
lachen; hij heeft de operatie zelf gedaan en zit dus vooral zijn eigen werk te
bewonderen.
”Goed gedaan,” zeg ik tegen hem en H. sluit zich daar joviaal bij aan. Hij geeft hem nog net geen schouderklopje.
”Goed gedaan,” zeg ik tegen hem en H. sluit zich daar joviaal bij aan. Hij geeft hem nog net geen schouderklopje.
En dan komt mijn fietsvraag. In de officiële richtlijnen
staat dat het na acht weken weer mag. Maar nu het zo goed gaat, mag ik het misschien nu al proberen? En hoe zit
het met autorijden? De chirurg hoeft er
niet lang over na te denken. “Ga maar rustig fietsen en autorijden”, zegt hij. Maar
als ik voorzichtig vraag naar de vooruitzichten wat betreft hardlopen, is hij
net zo snel met een afwijzing. “Ik zou het niet doen”, zegt hij eerlijk. “Het
kan wel, maar daarmee verkort je de levensduur van zo’n kunstheup. Je kunt
beter gaan wandelen…. De Vierdaagse!”
Ik schud mijn hoofd. Die maar niet. Maar dat ik mag gaan
fietsen vind ik echt fijn!
Aan het eind van de middag haalt H. mijn fiets uit de
schuur. Hij zal voor alle zekerheid mee rennen als ik voor de eerste keer weer
opstap. Het is niet nodig. Ik fiets zó weg. Tot het einde van de straat en
terug. Meer hoeft vandaag niet.
Lachend ga ik weer naar binnen. Het voelt alsof ik word
vrijgelaten!
Tof, gefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderen