zondag 23 maart 2025

Bezoek in het verpleeghuis

Ingang en vleugel van het verpleeghuis. Veel grote ramen en onder de overkapping verschillende tafeltjes met stoelen
Zaterdag moeten we in Noord-Holland zijn en brengen meteen ook een bezoekje aan de oudste broer van H. Die woont in een verpleeghuis in Limmen.

Broer B. is de helft van een tweeling waarvan de andere helft nog glashelder is. Maar B. is al jaren aan het dementeren en er is inmiddels niet veel meer over van de man die we gekend hebben. Als we de huiskamer binnenkomen krijgen we de anonieme glimlach die iedereen van hem krijgt: leuk dat er bezoek is.

Het is mooi weer, en H. zegt opgewekt tegen zijn broer dat we hem meenemen naar buiten voor een wandeling. Iemand komt met een rolstoel en zijn jas en we nodigen hem uit om in die rolstoel te gaan zitten.
“O nee hoor, dat doe ik niet,” zegt B. Zijn jas wil hij ook niet aan. Maar H. dringt aan. Hij pakt zijn broer voorzichtig bij de arm om hem op te laten staan. Een verzorgster neemt hem bij de hand en trekt een beetje mee.
Het duurt even, maar dan staat B. rechtop. Iedereen in de huiskamer juicht en hij lacht vrolijk mee maar gaat meteen weer op zijn stoel zitten. De verzorgster trekt zijn jas aan, waarin hij zijn arm kwijtraakt en haar hand niet meer los wil laten. Het duurt zeker vijf minuten voor de jas eindelijk aan is en nóg vijf minuten om B. nóg een keer overeind te helpen.

Voorzichtig wordt de rolstoel achter hem gezet, zodat hij dáárin neer kan zakken en dan kunnen we naar buiten. Zonder protest gaat hij met ons mee en onderweg lacht hij vriendelijk bij alles wat we aanwijzen en benoemen. Een paar keer zegt hij tegen me dat ik ook wel even mee mag rijden.

Terug in het huis, gaan we eerst even iets drinken in het restaurant. De koffie voor B. blijft onaangeroerd staan. Het koekje erbij bekijkt hij van alle kanten.
“Het is maar een klein ding,” constateert hij en legt het weer neer.
“Eet het maar op, het is voor jou,” zegt H. maar dat lijkt hij niet te begrijpen. En ook de aansporingen om de koffie op te drinken hebben geen zin. Ik vraag me af hoe dat met eten gaat. Doet hij dat wel? Of moeten ze hem voeren?

Op zijn eigen afdeling wordt B. hartelijk ontvangen. De verzorgers zijn goed hier. Beter dan op de plek waar hij eerder zat en waar onze schoonzus wanhopig werd van de moeizame communicatie en het steeds wisselende personeel. We zetten B. met zijn rolstoel voor het raam.
“Ik red me wel,” zegt hij als we weggaan.
“Blijf je hier zitten? Dan zwaaien we straks naar je.”
Beneden lopen we de deur uit en kijken naar het raam van zijn huiskamer. Maar hij zit er niet meer. Vergeten te zwaaien. Zou hij nog weten dat we geweest zijn?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Vliegen - deel 2

(lees hier: Vliegen deel 1 ) Vanuit de lucht bestaat Nederland voor een groot deel uit vierkanten en rechthoeken. Ik weet natuurlijk dat we ...