(8 sept.)Om half 11 precies hebben we ons minihuisje op de Franse camping schoongemaakt en alles weer precies zo opgestapeld als we het vier dagen geleden vonden. En op de minuut af op de afgesproken tijd komt een jonge man op een fiets langs om alles te controleren. Het is oké en ik kan de 200 euro borg gaan halen bij de receptie.
We zetten de fietsen op de fietsendrager achterop de auto en rijden zo’n 45 kilometer
naar Chateau de Chenonceau. Het enorme kasteel uit de 15e eeuw is
gebouwd over het water van een zijriviertje van de Loire. Er omheen
liggen verschillende strak aangelegde tuinen.
We dwalen een hele tijd
rond door de slaapvertrekken van allerlei vorsten, voorzien van
hemelbedden op een podiumpje, wandkleden vol historische gebeurtenissen,
portretten van koninklijke personen en overal geweldige bloemstukken
van verse bloemen.
Het leukst in zo'n kasteel vind ik altijd de keuken. Daar zie je nog het meest van hoe de bewoners van zo’n kasteel leefden. De glanzende koperen potten en pannen, de broodovens, de vleeshaken, de handige gereedschappen. Hier werd gewerkt om de verwende vorsten en hun gasten van voedsel te voorzien.
Bijzonder vond ik het verhaal dat in dit kasteel in de Eerste Wereldoorlog duizenden gewonde soldaten werden verzorgd. De grote hallen stonden vol bedden en er was zelfs een operatiekamer. Soldaten die voldoende opgelapt waren, bleven soms klusjes doen in de tuinen van Chenonceau.
Die tuinen gaan we ook bekijken. Niet de gestileerde siertuinen van Catharina de Medici en Diane de Poitiers vinden we het interessantst, maar de bloemen-, kruiden- en groentetuinen. Daar herkennen we bloemen die we binnen in boeketten zagen en zien we allerlei verrassende eetbare gewassen staan.
Het is al laat in de middag als we doorrijden naar onze volgende verblijfplaats: alweer een piepklein huisje op een camping langs de Loire.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten