donderdag 24 februari 2011

Waterschap

Aan het water wonen brengt verplichtingen met zich mee. Afgelopen najaar was H. twee dagen bezig met het wegtrekken van oprukkend riet. Samen droegen we later de stinkende stengels naar de auto en reden ze in twee keer naar de afvalverwerking.
Toch werden we door het Waterschap op de vingers getikt wegens nalatigheid wat betreft het schonen van onze oever. Voor het tweede achtereenvolgende jaar kregen we een “Last onder bestuursdrang” brief. We reageerden door bezwaar aan te tekenen.

Vanavond zijn we uitgenodigd voor een hoorzitting bij het Waterschap. Voor een gezelschap van zeven mensen mogen wij en nog een protesterende buurman ons bezwaar toelichten. Drie van de zeven vormen een onafhankelijke commissie. Verder zijn er een man van de planning, een man van de praktijk, een notuliste en een onduidelijke dame van het Waterschap.
Mijn welbespraakte H. mag het spits afbijten. Hij heeft een gloedvol verhaal over onze tuin, het onderhoud dat we plegen, de nieuwste inzichten over het ecosysteem van stadswateren en de onduidelijkheid van de eisen die het waterschap aan ons stelt. Ik hou me bij een enkele aanvulling en de buurman vervolgt met een kort stuk, dat voor een deel de genoemde punten herhaalt.
De onafhankelijke commissie buigt zich ernstig over de foto’s van onze tuin zomers en ’s winters en over het kadasterkaartje van de wijk, waarop wij drie aperte fouten kunnen aanwijzen.
Dan is het Waterschap aan de beurt. Eigenlijk hadden we een starre herhaling verwacht van dezelfde regels die ze ons al twee keer toegestuurd hebben. Maar men reageert serieus op ons verhaal. We krijgen een uitvoerige uitleg van het hoe en waarom van hun beleid. Het door H. aangehaalde onderzoek naar goed onderhoud van het ecosysteem is bij hen bekend en onderwerp van discussie. Praktische vertaling hiervan naar onze wijk is lastig omdat elke tien meter oever door een andere particulier moet worden bijgehouden. De plannenman beaamt dat de situatie niet ideaal is, maar dat er een middenweg gevonden moest worden voor de eisen en het toezicht op onderhoud van onze sloten.
We vragen de praktijkman wat we verkeerd doen. Worden we echt afgerekend op die ene rietpol die we laten staan voor de meerkoeten die daar elk voorjaar nestelen? Nee. Dat is het probleem niet. We blijken een structurele fout te maken door wel het riet weg te halen, maar bijvoorbeeld de gele plompbladen in het water te laten. Hij legt een aantal manieren uit waarop in het water ‘gemaaid’ kan worden.
De drie commissiemannen laten zich kritisch horen. Er zijn onduidelijkheden in de brief aan ons bewoners.
Het Waterschap doet z’n best om alles uit te leggen; vooral de plannenman is op dreef. Er gaat een wereld voor ons open.
En passant komen we er achter dat de gemeente ons eigenlijk een loer gedraaid heeft: in het koopcontract van ons huis blijkt – in de kleine lettertjes – te staan dat de bewoners verantwoordelijk zijn voor het totale onderhoud van de sloot. Niet tot drie meter uit de waterlijn, zoals we altijd dachten, maar tot drie meter na de kadastergrens, die ergens in het water ligt. Zo ligt bij ons dus ook de verplichting om de ‘vaargeul’, het midden van het water, diep genoeg te houden.
Ineens zijn we bondgenoten. Ook het Waterschap was door die clausule verrast. Zij hadden gedacht de gemeente op dat deel aan te kunnen spreken.
Na twee uur staan we buiten.
Wat de uitspraak wordt weten we nog niet, maar we zijn het er over eens dat het een leerzame avond was. Morgen komt er iemand uitleggen wat we nou precies met onze oever moeten doen. In de auto vraagt de meerijdende buurman wat hij zal betalen voor de benzine. Als wij dat afwimpelen zegt hij grijnzend: “Dan rij ik volgend jaar wel”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Vogels voederen

Ik zit aan de keukentafel noten te kraken en ik denk aan de vogels. De kraaien en kauwtjes die net als ik in de herfst bij de plaatselijke n...